Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1379 resultaten - Pagina 12 van 92

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[16] JARAH zegt: "Zo gaat het nu met een arm meisje; als zij óók iets weet, durft niemand met haar te praten! Daarom zou het voor haar haast beter zijn wat minder te weten, om niet lastig te worden voor de wijzere vrienden! Maar wat kan ik nu doen?! Minder gaan weten dan ik weet is onmogelijk, want ik kan het licht van mijn hart niet zwakker maken dan het is. Dit licht geeft mij in steeds overvloediger mate de liefde tot de Heer, de heiligs te Vader der vaderen van alle aardse vaders! Ja, als het mij mogelijk zou zijn mijn enige en uitsluitende liefde ooit ook maar iets te doen afnemen, dan zou ik ook zeker meteen dommer worden, maar zoiets is mij onmogelijk! En wat ik daarom door dit licht weet, is niet mijn, maar des Heren kennis in mijn hart en niemand hoeft er daarom voor terug te schrikken; zoals ook ik niemand behoef te vrezen! Daarom moet u, nobele vriend Cornelius en u, edele Mathaël, ook met mij kunnen spreken! "
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Zoals gezegd, heb ik dat reeds in mijn jeugd geweten en merkwaardig: Het moest zo zijn dat ik getuige was van Uw geboorte in Bethlehem en tevens degene, die Uw aardse ouders een vluchtweg aangaf voor de meedogenloze achtervolging van de oude Herodes.
Hoofdstuk 179: De herinnering van Cornelius aan de geboorte van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Aeonen aardse wijsheidsvolzinnen zijn niet in staat dit te omschrijven. Je zou een aparte, geestelijke taal moeten hebben, die allen zouden moeten begrijpen, anders zou men voor dovemans oren spreken.
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Ziel en geest hebben dit alles niet nodig. Zij behoeven geen aardse bekleding, geen woonplaats, geen akker en geen wijngaard. Alle zorg, voortvloeiend uit de kennis der hersenen, is gericht op het voldoen aan de lichamelijke behoeften, die bij de mensen jammer genoeg zo'n hoge graad bereikt hebben, dat zij door het grootste deel der mensheid nooit geteld en nog minder bereikt kunnen worden.
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Het aardse hersenverstand kan daarom onmogelijk ooit iets zuiver geestelijks opnemen en begrijpen, omdat het de mens alleen maar gegeven is voor de noodzakelijke verzorging van zijn lichaam. Slechts de goddelijke geest in het hart kan dat. Hij moet daarom al vanaf het begin worden geoefend. Als hij maar eenmaal enige vastheid heeft bereikt, is daarmee de juiste levensorde al zo goed als geheel ingesteld. Probeer jij nu dus maar dat, wat Ik van je verlang, te ontwikkelen en dan zal je geest daar veel voordeel van hebben!"
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[30] Als een lichamelijke hel al zo alledaags voor een mens wordt dat hij ernaar terugverlangt zodra hij die mist bij een humaan opgevoed volk, hoeveel te meer zal hij dan terugverlangen naar de geestelijke hel, die de mensen zoveel aardse voordelen verschaft!
Hoofdstuk 185: De verheven luister. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Maar omdat hen zo'n hard lot heeft getroffen, hebben wij helemaal geen moeite met dit verlies en zijn wij bereid hen met een tweemaal zo groot bedrag zonder tegenprestatie en zonder rente behulpzaam te zijn. U willen wij daarnaast nog voor onze redding met het grootste genoegen ter wereld de genoemde tienduizend pond als loon schenken! Want weet u, heer van deze streek, wij zijn erg rijk. Wij zouden onze aardse schatten nog op geen honderdduizend kamelen hierheen kunnen brengen ook al droeg iedere kameel een last van vierduizend pond (Een Perzisch pond zou tegenwoordig een waarde hebben van 5 tot 6 lot. J.Lorber) Bovendien bezitten wij veel landerijen en veel grote kudden. Daarom doet het ons nu eigenlijk niets; verlang maar wat u wilt en het zal ons alleen maar een genoegen doen uw wil en uw besluit uit te voeren! Want in de steden van Judéa belopen onze tegoeden nog wel tienmaal zoveel! Wij geven u meteen baar geld of gedekte wissels.
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] IK zeg: "Het blijft bij wat Ik eenmaal heb gezegd! Want Ik ken jullie en al jullie omstandigheden, en jullie doen voldoende als je aan Mijn verlangen voldoet. Als jullie echter de werkelijk armen nog meer willen helpen, zal niemand jullie wat in de weg leggen. Maar hier kunnen jullie iets krijgen dat onnoemelijk veel meer waard is dan jullie haast onmetelijke, aardse schatten! -Daar spreken we echter later verder over!"
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De beide AFGEVAARDIGDEN zeggen: "U schijnt een vreemde wijze te zijn! De schatten van deze aarde schijnen u niets te doen en ook schijnt u geen speciale vriend te zijn van een misschien wat overdreven weldadigheid! Geestelijke schatten zijn u beslist meer waard dan al het goud van de aarde! In dat opzicht heeft u ook helemaal gelijk, want de geestelijke schatten duren eeuwig, terwijl de aardse voor ieder mens slechts duren tot het graf en dan is het daarmee gedaan voor degene die van deze aarde werd weggenomen!
Hoofdstuk 191: Afgevaardigden van de reizigers spreken met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Een grote aardse rijkdom in handen van zulke mensen is een echte, hemelse zegen voor een geheel land. Als zulke mensen bovendien nog wat hogere wijsheid bezitten, kunnen zij daarmee wonderen verrichten voor het ware welzijn van de mensheid.
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Ja, Mijn beste Cyrenius! Rijk te zijn op deze aarde, en voor zichzelf slechts zoveel uit te geven als men voor het eigen onderhoud hoogst nodig heeft, dus karig te zijn voor zichzelf om des te vrijgeviger voor de armen te kunnen zijn, dat, dat evenaart God reeds het meest in het aardse lichaam! Hoe groter deze echte en alleen ware gelijkenis met God bij een mens is, des te meer zegen en genade ontvangt hij uit de hemelen!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Wees daarom, als je zo rijkelijk gezegend bent met aardse goederen, vrijgevig, zoals de zon aan de hemel vrijgevig is met haar licht, dan zullen jullie ook zijn als de zon én oogsten als de zon!
Hoofdstuk 192: Zegen en vloek van de rijkdom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] IK zeg: "Dat nu wel niet, maar het is toch ook waar, dat de aardse kooplui maar al te vaak wat te lichtvaardig alle geestelijke dingen uit de weg gaan, hetgeen ook bij jullie het gevál was. -Heb Ik gelijk of niet?"
Hoofdstuk 203: Het nut van werk en het kwade gevolg van nietsdoen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar als dat voor de mensen nodig zou zijn, zal Gods genade wel weer ergens een Mozes opwekken, dus een echte Messias, net zoals u nu een echte schijnt te zijn. Die zal ons dan beslist in de ware wijsheid van God onderwijzen en wij zullen dat als een ware hemelse gave heus tot iedere prijs graag en zeer dankbaar aanvaarden en ook ons doen en laten daarnaar richten. Want wij, handelaars, zijn altijd grote vrienden van alle voor de mensheid nuttige bezigheden en onze grote, aardse rijkdom gebruiken wij alleen maar om de van nature altijd tot traagheid en nietsdoen geneigde mensheid op nuttige wijze, voor henzelf en voor anderen, op allerlei goede manieren bezig te laten zijn.
Hoofdstuk 203: Het nut van werk en het kwade gevolg van nietsdoen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] De man die nu heimelijk met de opperstadhouder heeft gesproken is kennelijk een erg sluwe, door de wol geverfde ondervrager van Rome! Als we ook maar een béétje zouden geloven aan de komende Messias waren we heier al zo goed als geofferd! Daarom is het hier zaak ons stereotiep aan de mathematica te houden en meer te luisteren dan te praten. Begint men hier weer over de Messias, dan weten we terwille van ons huidige aardse heil, wat wij voor de uiterlijke schijn als uit één mond moeten zeggen! Wij weten zelf wel wat wij als Joden van de profeten moeten denken, maar deze slimmeriken hoeven wij het niet aan de neus te hangen! De rechter en onderzoeker kent onze Schrift van a tot z beter dan al onze schriftgeleerden en wilde wel kat en muis met ons spelen, maar ook wij zijn slim en wijs en het zal hem niet lukken, ondanks dat wij hier door de wonderlijke man van de zekere ondergang gered zijn. Daarom houden wij ons nu strikt aan onze mathematica, dan zullen we hier nog wel heelhuids vandaan kómen! Maar als we ook maar enigszins onze mond voorbijpraten, zou dat ons in de grootste ellende kunnen storten!"
Hoofdstuk 197: De Perzische vrees voor de Romeinen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...