Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4378 resultaten - Pagina 12 van 292

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Vooral in de marktplaatsjes en dorpjes heerste veel ellende, en dat was de mensen, die daar onder allerlei lasten gebukt gingen, goed aan te zien. Fysiek en psychisch waren ze verstrooid en kwijnden ze weg als schapen tussen de wolven zonder ook maar één herder. (Matth. 9:36) Omdat die ontreddering van de arme mensen bijzonder veel medelijden in Mij opwekte, zei Ik net als aan de bron in Sichar: 'De oogst is groot; maar er zijn maar weinig arbeiders! (Matth. 9:37) Vraag daarom aan de Heer dat Hij arbeiders zendt om te gaan oogsten! Want deze armen zijn rijp voor het Rijk van God, en de akker waarop ze staan is groot. Ze smachten en snakken naar licht, waarheid en verlossing! Maar arbeiders, arbeiders! Waar vind je ze?!' (Matth. 9:38)
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Als hij het wilde, kon ook hij vrij zijn! De maan doet 's nachts wel goede dienst; maar als hij ook met de zon wedijveren wil, als zou zijn licht overdag naast de zon net zo belangrijk zijn als dat van de zon, dan maakt de maan een grote vergissing. Want als de zon er eenmaal is, dan kan de aarde het schijnsel van de maan heel goed missen. Begrijp je dat?
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik antwoord hen echter: 'Als de volle maan 's nachts schijnt, dan gaat iedereen naar buiten, bewondert haar licht en verheugt zich daarover; maar als de zon komt, terwijl de maan heel bleek en mat nog aan de hemel staat, dan wenden allen zich af van de maan, vergasten hun ogen aan het machtige zonlicht en prijzen het bij iedere flonkerende dauwdruppel; want onder de zon glanst één druppel water meer dan tien manen 's nachts.
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Is het dan een zonde van de maan dat zij overdag door de zon in de schaduw wordt gezet, en dat zelfs één dauwdruppel voor het oog van de toeschouwer meer licht afstraalt dan de hele maan?
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik zeg jullie allen: Wie oren heeft, die hore! Ook de Mensenzoon is een zon, en Johannes is Zijn maan. De maan geeft wellicht in jullie geestelijke nacht en getuigde vooraf over het licht dat nu bij jullie is gekomen, en dat je nog steeds niet herkent in jullie duisternis; als de glans van deze maan nu echter mat wordt, omdat de zon van de dag bij jullie schijnt, hoe kan je hem dan van zonde verdenken?
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Maar nu zegt een ander, die iets betere ogen heeft, tegen de eerste spreker, die Farizeeër is: 'Je hebt weliswaar niet helemaal ongelijk; maar als je nog eens terugdenkt aan die bijna eendere scène in het huis van tollenaar Matthéus, toen we daar ook zo'n oordeel hadden, maar ondanks dat door zijn wijze woorden enorm op ons nummer zijn gezet en allemaal met onze mond vol tanden stonden! Wat moeten we doen, als hij hier ook weer tegen ons begint uit te varen?! Zou jij dan wel alle verantwoording voor ons op je willen nemen?'
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] En zij hebben zich niet verbeterd (Matth. II:20) ondanks al Mijn prediking, en al Mijn daden lieten hun harten onberoerd. daarom wee, Chorazin, wee Bethsaïda! Als in Tyrus en Sidon zulke daden gebeurd waren zoals bij jullie, dan zouden ze tijdig in zak en as boete gedaan hebben! (Matth. 11:21)
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Mijn juk is zacht en de last, die Ik je te dragen geef, is licht; want Ik weet waartoe je in staat bent' (Matth. 11 :30)
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toch kwam onder het houden van verschillende gesprekken het midden van de nacht naderbij, en geheel volgens de wetten der natuur kwam de maan voor de helft verlicht op. Toen vroegen de dochters van Kisjonah al weer gauw, wat de maan toch wel was, en hoe zij steeds zo haar licht veranderde.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar Ik zei tegen hen: 'Beste dochtertjes! Er staan net drie maangeesten achter jullie; vraag het hen! Zij zullen jullie precies vertellen wat de maan is, en op welke manier zij regelmatig haar licht wisselt en af en toe helemaal verliest!'
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kijk, net als jouwaarde, is ook onze maan een wereld! Jouw aarde is rond; en onze maan is dat ook. Jouwaarde wordt steeds maar voor de helft door de grote zon beschenen, en onze maan ook. Bij jou duurt de nacht gemiddeld ongeveer dertien van jullie korte uren, en je aardse dag is ook ongeveer even lang; op de maan echter duren zowel de nacht als de dag ongeveer veertien aardse dag en nachtlengtes, en daardoor ziet je oog vanaf je aarde de voortdurende wisseling van het licht op de maan, - en dat is een groot verschil tussen de maan en jouw zoveel grotere aarde.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Na een poosje waarin het oosten steeds lichter en lichter wordt, verschijnen tenslotte drie gestalten, die schitterender stralen dan de zon en een volmaakte menselijke vorm hebben, en zij zweven door de lucht naar ons toe. Maar door het licht van deze drie engelen, die vanwege hun licht en hun vaste vorm de algemene naam van 'cherubijnen' hebben, was de geestenwereld haast niet meer te zien, en de geesten leken op de rusteloze nevelflarden om de toppen van de bergen.
Hoofdstuk 154: De terugkomst van de twaalf apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Toen de drie cherubijnen helemaal bij ons waren, zwakten ze hun licht wat af, wierpen zich voor Mij op hun aangezichten en zeiden: 'Heer! Wie in alle eeuwig oneindige hemelen is er waardig, Uw heilig aangezicht te zien? Alle eer van de eeuwigheid en de oneindigheid is alleen voor U!'
Hoofdstuk 154: De terugkomst van de twaalf apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] En God sprak: 'Laat het licht worden!', en het werd licht. God zag, dat het licht goed was; toen scheidde Hij het licht van de duisternis. Hij noemde het licht 'dag' en de duisternis 'nacht'. Zo ontstond uit avond en ochtend de eerste dag.'
Hoofdstuk 157: De eerste scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar omdat Gods geest steeds ziet dat het in uw materialistische werelddiepte heel donker is, zegt Hij als het ware tegen u: 'Laat het licht worden!'
Hoofdstuk 157: De eerste scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...