Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15097 resultaten - Pagina 12 van 1007

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] ((*) "Hulsglobe" (Hülsenglobe) is de naam voor de groepering van tientallen millioenen maal tientallen millioenen zonnen, die zich als centrale zonnen van de eerste, tweede, derde en vierde klasse tesamen met de talloos vele planetaire zonnen, zoals die van onze aarde er een is, allen in grote uitgestrekte banen om één gemeenschappelijk, onmetelijk groot middelpunt bewegen, dat bestaat uit een bijna eindeloos grote hoofdmiddenzon. -Ontelbaar veel van zulke hulsglobes, die in voor mensen ondenkbare grote afstanden van elkaar verwijderd zijn en de eeuwige oneindige ruimte vullen, heten als geheel "De grote wereldmens". -Deze aantekening is bedoeld om de ochtendlijke mededeling van de twee engelen aan Jezus, de Heer van de oneindigheid, beter te verstaan. Jacob Lorber.) Ieder zocht nu zijn rustplaats op en sliep tot diep in de ochtend. Ik rustte ook en sliep een paar uur. De beide engelen waren 's nachts echter bezig met het besturen van de werelden en bij zonsopgang waren zij al weer bij ons, kwamen naar Mij toe, dankten en zeiden: "Heer, tot in alle uithoeken van de grote wereldmens is alles in orde. De hoofdmiddenzonnen staan onwrikbaar op hun plaatsen en hun omwentelingen zijn regelmatig, de banen van de secundaire middenzonnen wijken niet af, de banen van de derde klasse middenzonnen om de tweede zijn ook helemaal in orde, zo ook de middenzonnen van de vierde klasse met hun ongeveer tienmaal honderdduizend planetaire zonnen, - zoals U, o Heer, vanaf het oerbegin dat bepaald heeft! Omdat de talloos vele planetaire zonnen met hun kleine meestal donkere planeten en manen toch afhankelijk zijn van het stelsel der grote leidzonnen, is in deze onder ons toezicht geplaatste hulsglobe alles in volmaakte orde, en wij mogen daarom hier weer een schitterende dag doorbrengen bij U, heilige Vader, en bij Uw ons zo dierbare kinderen!"
Hoofdstuk 57: Een hulsglobe. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De BEIDEN zeggen: "Beste vriend en broeder, als je enige wijsheid hebt oordeel dan zelf of er zonder een tégen ooit een vóór kan zijn! Waar is ooit een mens zonder strijd een held geworden? Zou het ooit bij de mensen tot vechten gekomen zijn als er bij hen alleen maar vrome lammetjes zouden zijn geweest? Of zou jij ooit je kracht uit kunnen proberen als er geen voorwerpen waren, die jouw kracht kunnen weerstaan? Zou er ooit een bóven kunnen zijn als er geen benéden was? Of zou je iemand iets goeds kunnen doen, als er nooit iemand je hulp nodig had? Wat is dan een goede daad, als niemand daar behoefte aan heeft? Of zou je een alwetende ooit iets kunnen leren, dat hij eerder niet reeds wist?
Hoofdstuk 59: De menselijke leerschool. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Kortom in dit instituut voor zelfontwikkeling van mensen tot vrije kinderen van God moeten er zich zoveel mogelijk voor- en tegen situaties voordoen waardoor de kinderen zich grondig in alles kunnen oefenen en ontwikkelen, omdat ze anders onmogelijk ware, almachtige kinderen van de allerhoogste zouden kunnen worden!
Hoofdstuk 59: De menselijke leerschool. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Toen CYRENIUS dat in zich gehoord had was hij geweldig verbaasd en zei na een ogenblik van intensief denken: "Het was zonder meer Uw Woord, dat ik nu als een ware woordenvloed in mijn hart getrouwen duidelijk heb gehoord. Moet die vermaning aan het eind echter wel zo streng opgevolgd worden? Heel vertrouwde, redelijke en eerlijk denkende en gelovende mensen zou zoiets toch wel -bijvoorbeeld een paar dingen daarvan losweg gezegd -meegedeeld mogen worden!? Want zoiets zou toch geen mens kunnen schaden!"
Hoofdstuk 63: De terugkeer van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Toen wij echter uit de grot waren gekomen en U die, door Uw macht in Archiël, voor eeuwig hebt laten afsluiten, waren wij zonder brood en wijn, en geen van de dragers kon mij vertellen wie het brood en de wijn van hen had afgenomen. Ik heb het in de grot en ook daarbuiten tijdens die wondervolle momenten niet gezien. Een dag later, toen U Kis verliet, sprak natuurlijk mijn gehele huis alleen maar over U, en -zoals dat met mensen gaat, vooral bij zulke wonderbaarlijke gebeurtenissen -er werden op z'n minst dubbel zoveel daden verteld dan U bij mijn weten verricht heeft! Veel van die verhaalde daden, die men beweerde door U te hebben zien doen, liet ik de vertellers terugnemen en verklaarde ze tot uitvindingen van hun verhitte fantasie en tot vrome leugens. Maar het verhaal over het verdwijnen van het meegenomen brood en de wijn had zelfs mij serieus aan het denken gezet, want ik kon mij echt niet herinneren wat er met het vele meegenomen brood en de wijn was gebeurd, we hadden er niets van gebruikt."
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: " Allen, die met een rechtschapen hart zich inspannen om dit te doen! Maar mensen, die in zekere zin uit zelfzucht de diensten van hun broeder niet willen aannemen om hem iedere gelegenheid te ontnemen om eerste in het rijk van God te kunnen worden, zonder zelf ooit naar dat voorrecht te streven, die zullen tóch de laatsten zijn en hij de eerste, omdat hij oprecht uit liefde en ware deemoed alle broeders wilde dienen!
Hoofdstuk 76: Deemoed en zelfverloochening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Zo trekt Hij, die eeuwig bestond, het tijdelijk bestaande .naar Zich toe liefkoost het en maakt het daardoor voor eeuwig aan Zich gelijk! O, ware, enige Vader van alle mensen, hoe zalig smaakt toch Uw liefde!"
Hoofdstuk 78: De hemelse wijsheid of de duivelse leugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Daarom genas Ik dan ook ogenblikkelijk alle aanwezige zieken (Matth. 14: 14), en ook allen die nog moeizaam naar Mij onderweg waren. Daarop kwam er natuurlijk geen eind aan de dankbetuigingen. Hoewel hun zieken onderweg reeds genezen waren, bleven de mensen tot aan de avond toestromen om hun dank en eer te kunnen bewijzen. De ruimte voor de grot was al zo goed als propvol, zodat de leerlingen echt een beetje bang werden; jeugdigen klommen zelfs in bomen om Mij beter te kunnen Zien.
Hoofdstuk 95: Spijziging van vijfduizend mensen in de woestenij. Op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De Esseen bracht mij in een grote donkere kamer, waarin op z'n minst honderd lijken afzonderlijk op doodsbedden opgebaard lagen, en een heel duidelijke lijkengeur doordrong mij ervan dat de daar in een lange rij naast elkaar liggende lijken geen levende mensen meer waren. Terwijl wij beiden tussen de vele lijken doorliepen en ze ook hier en daar bevoelden, brachten vier dragers er nog twee, legden de ziellozen op nog lege bedden en verlieten toen de kamer .
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] Dat de mensen naderhand van deze eerste wet zijn afgeweken -hetgeen speciaal bij de heidenen vaak uitliep op verdorven misstanden, omdat met name de vorst zich direct alle mooiste maagden van het land als vrouw toeëigende en er daarbij ook nog een aantal kocht van vreemde vorsten -, was niet de wil van God, maar de wil van de zinnelijke mens. Want velen van de vrouwen van een vorst of van een andere rijkaard waren geen vrouwen voor de voortplanting, maar pure meisjes van plezier om de verloren gegane mannelijkheid en wellust op te wekken. Een man leeft echter niet meer volkomen volgens de goddelijke orde als hij de eerste wet van God niet houdt!
Hoofdstuk 103: Genezareth. De herberg van Ebahl. (6/7.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Ah, maar als je met het woord 'aarde' het inzicht en de wil van de mensen bedoelt, dan zou je tenminste op een met de waarheid overeenstemmende wijze gelijk hebben. Maar goden die niet en nergens zijn, hebben nooit ergens de aardbodem betreden. Die mensen, door wier mond de geest van God tot de mensen heeft gesproken, en door wier wil heel vaak en heel veel wonderen gebeurd zijn, waren geen goden, maar profeten, helemaal net zulke mensen als jij, en zij zijn ook lichamelijk gestorven, -maar niet naar ziel en geest.
Hoofdstuk 109: Het verschil tussen een profeet en de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De beide Essenen zetten van uur tot uur grotere ogen op en de ettelijke Farizeeën en schriftgeleerden ergerden zich nu van uur tot uur ook steeds meer, omdat hun aanzien wel van uur tot uur tot niets slonk. Want men keek helemaal niet meer naar hen om en vroeg hen niets, en Ebahls mensen gaven hen zo nu en dan zelfs te verstaan dat ze in huis nu volkomen overbodig waren en dat dit een geschikt moment was om naar Jeruzalem te gaan. -Maar ze namen die raad niet aan, en bleven hier.
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Eerst hielden wij het voor een fabeltje, maar toen er steeds weer mensen naar ons toekwamen en zelfs zulke, die door Jezus wonderbaar genezen waren, begonnen wij ook te geloven dat het werkelijk waar zou zijn.
Hoofdstuk 114: De gebeden van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Ebahl, ga jij naar hen toe en zeg de leerlingen dat ze morgen met ongewassen handen het ochtendbrood moeten eten, en de andere hier bekeerde Farizeeën en schriftgeleerden en de twee Essenen moeten zich zolang verborgen houden tot die uit Jeruzalem vertrokken zijn, pas daarna kunnen zij te voorschijn komen, en zal Ik ze zegenen. Als zij zich daarna willen omkleden en bij Mij blijven, of uiterlijk voor de mensen blijven wat zij tot op heden waren, staat hen volkomen vrij. Ga en breng dat over aan de leerlingen en de anderen, -je weet wel wie!" -Ebahl gaat meteen weg en voert alles precies zo uit als Ik het hem opgedragen heb. Allen verheugen zich over dit bericht en beloven zich heel precies te houden aan wat Ik hun liet meedelen.
Hoofdstuk 121: Er kan een einde aan het geduld komen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Dat zie je toch wel, Mijn lieve Jarah! Je bevalt Mij bijzonder! O waren alle mensen maar zo prettig als jij, dan zou het wel goed en naar Mijn zin zijn. Maar er zijn in de wereld zo vele duizenden en nogmaals zoveel duizendmaal duizenden, die Mij niet zo aangenaam zijn als jij! Dat zijn pure wereldse mensen, en jij bent een engel! Nu echter op weg, want het is al het derde deel van de dag!"
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...