Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 12 van 94

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Hij was, zoals hij me vaak heeft verteld, iedere week viermaal dood! Eerst in de zaal van de pasgestorvenen en daarna meteen nog een keer in de zaal van de geraamtes. Daar staan in rijen, zwarte onderstellen, met deksels waarop de geraamtes merendeels slechts geschilderd zijn. Alleen op de eersten zijn uit hout gesneden geraamtes bevestigd, voor het betasten door de rondgeleide vreemden. Deze onderstellen bestaan uit banken met halfronde bovendeksels, die door banden aan de onderbank bevestigd of daarvan weer losgemaakt kunnen worden. De levende mensen moeten op de onderbank gaan liggen, dan worden de beide zijvleugels, die van buiten voor het merendeel slechts een geschilderd doodsgeraamte hebben, over hen heen geslagen. Als er dan een of meer vreemden in de zeer donker gehouden kamer komen, wordt er opgewekt. Het bevel om op te staan is dan niets anders dan een teken waarop eerst twaalf, buiten de wanden van de ruimte voor bepaalde openingen wachtende knechten, fijn gemalen hars, dat in een buis is gestrooid, over kleine vlammende pekpannen in en door de openingen moeten blazen, wat altijd veel vlammen en rook veroorzaakt.
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ebahl kwam naar Mij toe en vroeg Mij om hem te helpen, want men versperde de ruimte voor zijn huis zodanig dat er geen mens meer in of uit kon. Buiten had hij ook al de hoofdman gezien, die in huis wilde, maar door de dikke rijen zieken er niet door kon komen!
Hoofdstuk 110: De gezegende weide. De wandeling op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH kijkt nu met haar mooie hemelsblauwe ogen naar boven en ziet stralend van verrukking en vervoering de diepten van de voor haar ogen geopende hemel. Pas na een tamelijk lange pauze begint ze met een hemels zuivere en zachte stem meer stamelend dan sprekend het volgende te uiten: " Ah, ah, ah, o grote heilige God! Wat zie ik nu eindeloos onbeschrijfelijk betoverende dingen! De onafzienbaar grote hemelen zijn vol heilige engelen! O hoe gelukkig moeten zij zijn! Maar de arme Jarah is toch gelukkiger! Want de eeuwige troon in het grote midden van de oneindige ruime hemelen is leeg en de talloze scharen engelen op zonlichte wolken knielen en roepen voortdurend: 'Heilig is Hij, wiens troon hier staat! O verheugt u gij eeuwigheden, weldra zal Hij op de aarde het nooit te beschrijven grote werk volbracht hebben en komen en deze troon van de heerlijkheid Gods in bezit nemen!'. Hij, Die alleen het eeuwige recht heeft om daarop te zitten, zit nu als mens hier bij de arme Jarah! Oh, loof en prijs Hem daarom, want de eeuwige troon van alle goddelijke macht en heerlijkheid is van Hem!"
Hoofdstuk 115: Jarah ziet de geopende hemel.(17.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Daarbij komen de kleine de tranen in de ogen. - Wanneer de HOOFDMAN dat merkt spijt het hem dat hij Jarah zo hard bejegend heeft, en hij zegt: "Nou, nou, wees maar weer goed! Beneden zullen wij beiden wel weer samen over mooie grasvelden wandelen, maar hier is de ruimte daarvoor een beetje te klein en ik kan zoals gezegd niet tegen mijn vervelende duizeligheid!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] De ENGEL zegt: "Liefste dochter van God! Dat is iets wat slechts een zuivere geest kan begrijpen, omdat die snelheid met tijd en ruimte niets heeft uit te staan. Zelf zijn wij niets, maar wat jij aan ons ziet met je geestelijke ogen is Gods gedachte, Gods idee, Gods woord. Wij zijn dan ook heel zuivere geesten, geen materie kan voor ons de een of andere hindernis vormen.
Hoofdstuk 141: De geaardheid van de menselijke geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Wat ben ik als kind voor wat betreft lichaamsgrootte vergeleken met onze kleine aarde, en toch voel ik in mijn borst een ruimte waarin al jouw hoofdmiddenzonnen met al hun talloze bijzonnen en aarden plaats te over hebben! Mijn kleine oog overziet met één blik duizendmaal duizend sterren; het is maar de vraag of al die grote zonnen dat kunnen!? -Heb ik gelijk of niet!"
Hoofdstuk 142: Ken Gods werken tot vermeerdering van de liefde.(5/6.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De ESSENEN zeggen heel kleintjes: " Ja, Heer! Wie zou Uw heilige woorden niet begrijpen? Dat zijn geen woorden als die van een mens! Uw woorden zij alle reëel, zij zijn helemaal licht, warmte en leven! Als U, o Heer, spreekt, voelen wij in ons een wezenlijke ontwikkeling, zodat het ons toeschijnt dat er met ieder woord uit Uw mond de een of andere onmetelijk grote nieuwe schepping ontstaat, -en wij voelen in ons een oneindige nieuwe wording!
Hoofdstuk 150: Opdracht aan de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "Met hulp van de Heer heb ik het wel begrepen, maar het begon mij wel weer erg te duizelen! Want ik ben daardoor tot de volle overtuiging gekomen, dat een geschapen geest een eeuwigheid nodig heeft om ook maar een van die oneindig grote hoofdmiddenzonnen door en door te leren kennen. Jij hebt daarvan verteld dat hun aantal in de eindeloze eeuwige ruimte naar menselijke begrippen ontelbaar is, en dat elk van hen de draagster of liever de heerseres is van drie ordes middenzonnen met hun aardezonnen, die in eindeloos grote banen om haar heen draaien en waarvan het aantal door geen sterfelijke geest bevat kan worden! Maar als zo'n ontzettend grote hoofdmiddenzon iedere geschapen geest al een eeuwigheid kost om te bezichtigen, hoe lang zal hij dan met al die ontelbare anderen bezig zijn!?
Hoofdstuk 142: Ken Gods werken tot vermeerdering van de liefde.(5/6.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Ja, beste vriend Marcus, Ik moet met Mijn wil overal, waar er een worden, zijn en bestaan is, van het grootste tot het kleinste, zeg maar oneindig gevarieerd de hand in het spel hebben. Anders zou de eindeloze ruimte maar al te snel zonder wezens zijn; en dus is het best mogelijk dat Mijn wil zich nu met jou zonen bezig houdt."
Hoofdstuk 187: Pleziervaart op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Daarop ging Marcus de keuken weer uit en gaf de zonen opdracht vast wijn en brood op de tafels voor het huis te zetten en er ook voor te zorgen dat er genoeg licht was. Op de tafels moesten een aantal goedgevulde lampen branden, en de andere ruimte van de hof moest met vissersfakkels gedurende de gehele nacht helemaal verlicht worden! -Dat werd allemaal snel gedaan en toen het wat donker was geworden, brandden al op alle tafels een aantallampen, en de bewuste vissersfakkels verlichtten de tamelijk uitgestrekte hof. Snel daarna werden heerlijk bereide spijzen op de tafels gezet, zoals goed klaargemaakte vissen, brood, wijn en allerlei fruit.
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] In God is alle oneindige wijsheid, maar in ons bevindt zich daarvan slechts nauwelijks een zonnestofje! Alles wat wij weten bestaat uit losse stukjes, en wij vinden nooit de weg van alp ha naar beta, Iaat staan tot aan omega. Aan de hemel schitteren myriaden lichten, wie kent ze? De twee grote kennen wij nog niet eens, Iaat staan de talloze kleine; maar Gods wijsheid is daar overal net zo thuis als het gezichtsvermogen in het oog!
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Wat God ons wil openbaren, weten en kennen wij; maar daarbuiten heerst voor de ziel van de mens een weliswaar heilige, maar toch oneindige nacht. De mens moet het nooit wagen het heilige duister van deze eindeloze nacht te willen verlichten; want deze nacht zou hem verzwelgen zoals de zee een steentje, dat een moedwillige jongen daarin gooide.
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Leggen we dat nu naast de natuur van de aarde en bedenken wij, wat volgens Uw verklaring de zon, de maan en al de sterren zijn, dan is toch de hele scheppingsgeschiedenis van Mozes zo'n grote onzin, dat er op de lieve aarde zeker geen grotere bestaat en kan zijn! Wie zal dat ooit begrijpen? Onze kleine groep weet dat de aarde geen oneindige kring, maar een zeer grote bal is, zoals U het mij in Egypte toen U nog een kindje was, en later ons allen, zeer aanschouwelijk en waarheidsgetrouw hebt laten zien. Op de aarde wordt het eigenlijk nooit nacht, omdat een deel van de aarde altijd door de zon verlicht wordt. Daarbij is de maan een heel onbestendig baasje en bekommert zich, behalve een paar dagen per maand, bar weinig om de heerschappij over de nacht.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Zo is het ook bij de oerschepping geweest. Uit God waren er wel oneindige hoeveelheden gedachten en begrippen door de almachtige wilskracht van Zijn liefde en wijsheid in alle ruimten der oneindigheid naar buiten gebracht, namelijk die gedachten en begrippen, die wij eerder de afzonderlijke op een spiegellijkende verstandelijke vermogens genoemd hebben. Dat deden wij omdat iedere enkele gedachte in zekere zin een reflexie in het hoofd is van datgene wat het steeds bezige hart zelf produceert.
Hoofdstuk 220: Aarde en licht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Als een mens gedachten tot ideeën wil samenvoegen en ze uit wil voeren, moet hij, afgezien van de benodigde middelen, een overgrote liefde bij zijn gedachten en Ideeën voegen. Die liefde verzorgd zijn gedachten en ideeën dan als een hen die haar kuikens verzorgd. Daardoor worden de gedachten en de daaruit ontstane begrippen steeds concreter en levendiger en nemen steeds meer vorm aan. En zie, deze liefde is de genoemde g,eest van God Zelf, die, volgens Mozes, over de wateren zweefde, waarmee mets anders bedoeld wordt dan de nog vormloze en irreële oneindige massa gedachten en ideeën van God!
Hoofdstuk 220: Aarde en licht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...