Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

283 resultaten - Pagina 12 van 19

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19
[4] Is dat geen inwerking, die weldadig bezielend het menselijk gemoed aangrijpt? Ja, dit alles is de werking van het licht uit de verre gebieden; en dat licht is het, dat de atmosferische lucht - dit grote wereldoog - om de hemellichamen heen vormt, zoals het ook alleen maar het licht is, dat het oog maakt in de mens en het daaraan verwant maakt, want als het oog geen licht zou zijn, dan dan zou het het licht nooit kunnen zien.
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] De lever bevindt zich bij de mensen - evenals bij alle dieren rondom de maag, omdat zij daar het meest nodig is. Daar is dit orgaan, maar dan in de grootste afmeting, ook in de aarde geplaatst. Zijn functie is geheel dezelfde als die van de lever bij de dieren. Hoewel ze maar een secundaire werking uitoefent ten opzichte van de werking van de milt, is ze toch een niet minder machtig orgaan tot verwekking van leven in elk dierlijk organisch lichaam. Want uit de lever van de aarde komt aanvankelijk alles als het ware voort wat de aardkorst in zich en op zijn oppervlakte draagt. Zo is ook al het zeewater uit de lever afkomstig en is in de grond van de zaak niets anders dan de uitgestoten urine van het aardelichaam, welke urine echter desondanks weer verdampt en in wolken opgaat, die op hun beurt in de lucht door de inwerking van het licht in zoet, voedzaam water wordt omgezet.
Hoofdstuk 11: De lever van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] Nog opvallender zien we deze wederkerige, steeds veranderende, polaire werking in de wisseling van zomer en winter. Want een half jaar is het op de noordelijke helft der aarde winter, terwijl tegelijkertijd op de zuidelijke helft de zomer heerst en het volgend halfjaar is het net andersom. Dit moet zo worden opgevat: de winter is het mannelijke deel en de zomer het vrouwelijke. De winter wekt op in de vrouwelijke zomer en deze baart dan wat de winter heeft verwekt. Dus is in de wintertijd de ene helft der aarde mannelijk terwijl de andere vrouwelijk is en dan treedt ook de anders vrouwelijke zuidpool mannelijk op tegenover de vrouwelijk geworden noordpool en omgekeerd. Het opmerkelijk verschil is hier echter nog steeds, dat de vruchten van de zuidelijke helft van de aarde weliswaar zoeter, zachter en voller, maar niet zo krachtig zijn als die uit het noorden, omdat in het zuidelijk deel het vrouwelijke overheerst, terwijl in het noordelijk deel het mannelijke sterker is. Men zou dit etymologisch (woordvormend) zo kunnen uitdrukken: in het noorden is de aarde een manwijf en in het zuiden een verwijfde man.
Hoofdstuk 14: Mannelijk - vrouwelijke voortbrengselen der aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Deze verschijnselen treden schijnbaar zo op, dat men zou kunnen geloven dat ze als het ware verzamelingen van bepaalde wervelwinden waren, die zich dan in de lucht tot een kluwen verenigen en dan weer naar beneden vallen als de opstijgende kracht van de wind is afgenomen. Maar voor iemand die wat dieper nadenkt zal deze uitleg zeker niet voldoen. Want om kikkers, padden en slangen op te tillen, zou toch een ongewoon sterke wervelstorm of zelfs een zeer hevige windhoos nodig zijn. Als deze niet zo stevig gebouwde dieren echter zo aan de woede van de winden werden prijsgegeven, zouden ze ten eerste al eerder, voordat ze op de aarde neervielen, in kleine stukjes gereten zijn; en met het in leven blijven van zulke dieren zou het niet zo best gesteld zijn. Ten tweede zou zo'n windhoos om die dieren op te vissen uit een meer of moeras - dat vaak in de lengte en breedte meerdere uren gaans lang is - zelf een ontzaglijke doorsnede moeten hebben en ook een zó krachtige werking, dat geen berg haar zou kunnen weerstaan en dat kan een wetenschappelijk onderzoeker toch niet gemakkelijk aannemen. En ten derde zou zo'n wind of zo' n geweldige windhoos ook het water van het meer tot op het laatste druppeltje, ofwel het hele moeras meenemen, zodat er niet het kleinste zaadkorreltje achterbleef. Als deze dieren dan zou. den neerregenen, dan moesten er ook water, modder en een menigte andere bestanddelen en planten naar beneden komen, wat echter gewoonlijk bij deze zogenaamde amfibieënregen nooit het geval is. Deze verschijnselen ontstaan echter op de volgende manier.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Bij de vroegere twee aarden hebben we alles eenvoudiger gevonden, omdat de werking benevens de aan haar voorafgaande activiteit in zekere zin heel eenvoudig is. Men zou de inwendige activiteit en de inwendige arbeid kunnen vergelijken met een gewoon drijfwiel, waarbij men niets anders ziet dan dat het gestadig maar toch met veel vaart om zijn as wentelt. Gaat men dan echter de werkplaats binnen, waar door de eenvoudige werking van het genoemde drijfwiel een zeer gecompliceerd mechanisme in de meest verschillende bewegingen wordt omgezet en waar door deze rader- en spil werken de meest verschillende resultaten worden bereikt, dan is men verbaasd als men bedenkt dat dit alles door het eenvoudige ver verwijderde drijfwiel wordt teweeggebracht.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Eerst rust op de vaste aarde een kilometers dikke gevoelige aardehuid, waar overheen pas de eigenlijke gevoelloze aardkorst ligt, waarin zich de werking van het innerlijke organische leven van de aarde verduizendvoudigt. Daar wordt pas alles wat erin of er buiten ligt gevormd, d.w.z. het zaad, zoals het geaard is, wordt of nieuw gevormd of in zichzelf vastgelegd, zoals de uit de kiem ontstane uiterlijke vorm zich eens zal ontplooien. Ofwel, wordt hier voor de zaden de kracht gemaakt en al naar hun aard gedifferentieerd, opdat deze geschikt zal zijn voor het tot leven wekken van het reeds aanwezige zaad, zowel voor plant als dier. Ze wordt dan langzamerhand door het plantenrijk, het water en door talloze kleine diertjes opgenomen en heel intelligent gebruikt.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Maar mensen, waarvan er ook nog velen zijn, die vaak omhoog kijken en heimelijk in zichzelf zeggen: 'O Vader, in Uw rijk zijn wel ontelbare woningen', aan zulke mensen zal de bovenbeschreven werking door het aanschouwen van de sterrenhemel zeker niet voorbijgaan en ze zullen ook nooit kunnen loochenen dat het sterrenlicht machtig op hun gemoed inwerkt.
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Er zijn ook dubbelsterren die op bepaalde tijden elkaar bedekken. Van deze sterren is de ene gewoonlijk van goede en de andere van boze aard. Staat de goede ster vóór de boze, dan heft hij diens werking op; schijnen beide naast elkaar, dan wordt de slechte invloed van de boze ster door de goede verzwakt; staat de boze voor de goede, dan heft hij de werking van de goede helemaal op; dan zal op het deel van de aarde waarboven zo'n ster in het zenit staat, weldra zijn slechte werking te bemerken zijn, die zich óf door slecht weer, óf door slechte groei van veel gewassen, óf door ziekten bij mens en dier kenbaar maakt.
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Kijk, mensen die zo eenvoudig leefden waren er vroeger veel; vooral de mensen die in de bergen woonden leefden heel eenvoudig. Deze hadden dan ook altijd het tweede gezicht; ze hadden dag en nacht een heel natuurlijke omgang met de geesten en werden door hen in de meest verschillende dingen onderwezen. Die geesten toonden hen de werking van de kruiden en vertelden hen ook, waar zo hier en daar een edel of onedel metaal in de bergen verborgen lag; ze leerden hen ook hoe ze het metaal moesten winnen en hoe ze het door smelten en smeden tot allerlei nuttige dingen konden bewerken.
Hoofdstuk 35: Heksen en heksenprocessen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Als alleen al het licht van de sterren door het mensenoog in zeer afgezwakte staat al zo'n duidelijke inwerking heeft, hoeveel sterker zal dan de werking van het sterrenlicht door middel van het grote aardoog op de aarde zelf zijn! Want de atmosferische lucht is aan haar oppervlakte, waar de ether op rust, een glanzende spiegel, waarin elk gesternte al zeer groot afgebeeld wordt. Dat beeld wordt nu op de vaste aardoppervlakte geprojecteerd en wel in steeds meer geconcentreerde lichtsterkte volgens bekende optische wetten. De inwerking van geconcentreerde licht, of het geconcentreerde licht zelf, is op zichzelf al een heel eenvoudig specificum in de atmosferische lucht, omdat het op de met haar overeenstemmende delen van de aarde en op de oppervlakte daarvan oplossend of samentrekkend werkt. Nu hoef je alleen maar de talrijke sterren te tellen - als dat mogelijk zou zijn - dan zul je tegelijkertijd ook het onmetelijke aantal eenvoudige specifica in jullie atmosferische lucht kennen. Alles wat lichamelijk in en op de aarde voorhanden is, is een wederzijdse werking van de sterren en wel daarom, omdat Ik, de Schepper, het grote wereldmechanisme zo heb ingericht.
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Waarom kan men dat op een 7000 voet hoge berg al niet meer en nog minder op nog hogere bergen? Omdat de invallende stralen van deze zeer verre sterren nog te weinig gecondenseerd zijn. Opdat het oog de ster zou kunnen waarnemen, moet de invalshoek minder scherp zijn; ook heeft hij te weinig lichtlichaam om een werking te voorschijn te roepen en hoe hoger men stijgt, des te meer zal men deze theorie bevestigd zien. Dat is ook de reden dat op zulke hoogte de vegetatie afneemt en tenslotte geheel ophoudt. Men moet niet geloven dat dat alleen door de zonnestralen wordt veroorzaakt, hoewel die hogerop ook minder dicht worden. De zon werkt alleen maar indirect, ze ondersteunt het van de sterren invallende licht en wel met hetzelfde licht dat ze eerst zelf uit de sterren heeft opgenomen. Ze fungeert dus alleen maar als ondersteuning, maar is niet degene die geheel alleen het licht verspreidt.
Hoofdstuk 22: De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Op die hoogte in de bergen waar we al over spraken, kan deze ondersteuning echter niet die uitwerking hebben als in een lager gelegen streek, omdat, zoals al werd uiteengezet, de stralen daar nog niet voldoende dichtheid bereikt hebben. Dit komt omdat de luchtkring om de aarde een lensvormig rond doorzichtig lichaam vormt. Het is als het ware een groot brandglas, waarbij de invallende zonnestralen niet dadelijk achter de lens hun volle sterkte hebben, maar pas verder weg, op een afstand die gelijk is aan de halve doorsnede van de periferie, waaruit het bolvormig oppervlak van het brandglas is genomen; maar de stralen komen achter het brandglas steeds dichter naar elkaar toe en krijgen dus een steeds sterkere werking tot ze tenslotte in het brandpunt hun hoogste kracht bereiken. Het brandpunt van de grote luchtlens zou pas in het middelpunt van de aarde vallen, waar echter nooit een zonnestraal doordringt. Desalniettemin wordt de lichtstraal, die op de oppervlakte van deze grote aardlens valt, in deze steeds dichter en werkzamer hoe meer hij de aarde en tegelijkertijd zijn brandpunt nadert. Objecten als bijvoorbeeld de bergen, liggen al meer in het minder dichte deel van de lichtstralen dan de dieper gelegen dalen en vooral de zeegebieden der aarde; de stralen van de ver verwijderde sterren kunnen in de bergen nog geen merkbare dichtheid hebben en dus ook geen invloed op de vegetatie uitoefenen. Met andere woorden: deze lichtstralen vormen op zulke hoogte nog geen specifica. Daarom kunnen de plantensoorten, die deze specifica nodig hebben, op zulke hoogten niet meer gedijen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Daar echter op deze hoogten, of beter gezegd in deze regionen, de stralen uit de kleinere sterren, evenals zelfs die uit de zon, tengevolge van hun geringe dichtheid nog niet zo'n effect kunnen hebben als verder naar beneden, is zo' n hooggelegen regio in zekere zin een overgangspunt van het vroegere zonder uitwerking zijn naar een dadelijk daarna sterker optredende werking. Ofwel, hier op deze hoogten beginnen de stralen zich te verdichten, gedeeltelijk door hun eigen verdichting en gedeeltelijk door de reflexie, of de stralen die door de aardoppervlakte weer teruggekaatst worden. Door deze straling en terugstraling worden dan bepaalde ontwikkelingen in het licht veroorzaakt, die er als een soort golf uitzien. Als dit golven een tijd doorgaat wordt daardoor ook een specificum opgewekt, en wel omdat dit golven al een chemisch lichtproces is, om op jullie geleerde manier te spreken. Dit specificum, dat in zich natuurlijk veelsoortig en gemengd is, treedt het eerst op als een nevel in het hooggebergte. Wordt dit chemische proces dan niet verbroken, dan ontstaan uit de nevelen in deze hoge regio weldra wolkenmassa's, die zich langzamerhand steeds meer verdichten en zelfs uiteindelijk als regendruppels en 's winters als sneeuw op de aarde neervallen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] 'Ik vind in deze alleronderste luchtregio alleen maar iets geestelijks; alleen dat, wat ogenblikkelijk of langzamerhand door geestelijke werking wordt gefixeerd, ziet er in zijn formele verschijningsvorm natuurlijk uit; maar in de grond van de zaak is alles volkomen geestelijk'.
Hoofdstuk 38: De eerste, onderste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Als er echter in en aan de materie werkende krachten worden ontdekt, dan zijn die niet dood, maar levend en intelligent; want zonder een bepaalde intelligentie is een werking even ondenkbaar als een kracht.
Hoofdstuk 41: Substantie en materie, kracht en stof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19