Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

12361 resultaten - Pagina 12 van 825

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] IK zei: 'Ze hebben zoveel gehoord en gezien, dat ze precies weten wat ze moeten doen om het eeuwige leven te bereiken, en meer hebben zij niet nodig. Zij wilden Mij vanwege hun huiselijke omstandigheden ook niet steeds en overal heen volgen en zo liet Ik hen voorlopig gaan; maar ze zullen wel weer terugkomen en Mij volgen op alle wegen en paden, want ze hebben Mijn woord aangenomen en leven en handelen er nu naar, en ze verlangen er nu al zeer sterk naar om zo vlug mogelijk weer bij Mij te komen. Het zijn voor het grootste deel Galileeërs, zoals Ik en Mijn twaalf belangrijkste leerlingen. - Nu weet je ook dit overeenkomstig de volste waarheid; en als je nog iets wilt weten, vraag het dan!"
Hoofdstuk 273: De geldzucht van Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Want wanneer iemand daar reeds hier in dit leven achter zou komen, wat immers niet onmogelijk is in een tijd van verlichting, dan zou hij dubbel ongelukkig zijn - ten eerste omdat hij voor veel geld op de schandelijkste wijze voor de gek is gehouden, en ten tweede omdat hij ook nog moet zwijgen, opdat hem niets ergs wordt aangedaan.
Hoofdstuk 274: Over de Essenen en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] IK zei: 'O, Ik ken u maar al te goed! U weet niet pas nu, maar al een heel lange tijd hoe de Essenen hun wonderen verrichten, en daartegen bent u ook al terecht in het geweer gekomen en u heeft het volk ook al meermalen met goed gevolg het schijnvertoon van de Essenen laten zien, want die kunsten en kneepjes kent u net zo goed als de Essenen; en Mijn persoonlijke uiterlijk is bij u vergeleken ook niet het minste. Dus daaraan ligt het helemaal niet dat u Mij niet wilt erkennen en wilt aannemen voor wat Ik naar waarheid ben, - maar u wilt, heel simpel gezegd, niet bij Mij komen om van Mij en uit Mij het eeuwige leven te verlangen. (Joh.5,40)
Hoofdstuk 4: De verstoktheid van de tempeljoden (Ev.Joh. 5,40-47) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Wanneer echter de Geest waarover Ik nu met jullie heb gesproken, tot jullie zal komen en jullie zal doordringen, zullen jullie uit jezelf alles begrijpen wat je nu allemaal ziet en hoort maar door je puur natuurlijke gesteldheid niet kunt begrijpen; want het lichaam kan de geest niet begrijpen en is op zichzelf zonder meer dood. Het heeft geen ander leven dan alleen maar het tijdelijke meeleven uit de levenskracht van de ziel, die met de geest verwant is en die helemaal op hem kan gaan lijken, en één met hem kan worden als zij zich helemaal van de wereld afwendt en haar zinnen alleen richt op het meest innerlijke, geestelijke, volgens de orde en wijze zoals Mijn leer en Mijn persoonlijke voorbeeld het jullie laten zien.
Hoofdstuk 13: De nieuwe ster en het nieuwe Jeruzalem. De voorwaarde voor het eeuwige leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Laten we nu ophouden met deze verhalen die helaas maar al te waar zijn, want onze Joodse burgers komen er aan en die willen we niet al te zeer ergeren. Weliswaar weten zij ook het nodige, maar natuurlijk niet al deze dingen, en daarom zullen wij hen van te voren niet te verder inwijden in de diepste, kwalijke geheimen. Spreken jullie er ook zo weinig mogelijk over, want anders zouden jullie in grote aardse moeilijkheden kunnen komen, die dan ook jullie ziel schade zouden kunnen berokkenen! Denk liever: 'Wij zijn in ons hart vrij en hebben het juiste licht en de ware weg naar het leven gevonden! ' Zolang Ik hen echter nog duld, opdat dé maat van hun boosheid vol zal worden, zolang moeten ook jullie hen nog dulden, en volg hun goede lessen op, maar wend je ogen en oren van de slechte af! En nu genoeg over dit onderwerp, want onze burgers staan al voor de deur en ook zij hebben nog niets gegeten; daarom moeten zij hier ook wat te eten en te drinken krijgen.'
Hoofdstuk 17: De zelfzuchtige handelwijze van de priesters in de tempel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar IK zei tegen hen: 'Voorlopig is het voldoende dat jullie de doop der waarheid aanvaard hebben; wanneer echter, als jullie je aan de leer houden en daarnaar leven en werken, de ware, levende doop over jullie zal komen, zullen jullie ook de doop van Johannes kunnen ontvangen. Het zal echter niet lang duren voor er een tijd komt dat velen eerder de ware doop met het levensvuur van de Heilige Geest zullen ontvangen dan de doop met het water .
Hoofdstuk 25: De reis van de Heer naar Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Kijk eens naar die mensen die door hun hoogmoed steeds meer beheerst worden door brandende heerszucht! Als zij door hun tirannieke macht vele miljoenen mensen tot ellendige slavernij gebracht hebben, verzamelen zij nog grotere legermachten, vallen de rijken van andere koningen binnen, overwinnen hen en ontnemen hen land, volken en schatten. En als zij op die manier een halve wereld veroverd en ongelukkig gemaakt hebben, wanen zij zich reeds aan God gelijk en verheffen zich zelfs boven Hem, laten zich aanbidden en bedreigen met de pijnlijkste straffen ieder, die het waagt een andere God dan alleen zo' n ZCAR te aanbidden en offers te brengen, zoals wij daarvan in de Babylonische koning NE BOUCH KADNE ZCAR ('Er is geen God buiten mij, de koning! ') een sprekend voorbeeld hebben. En zo'n voorbeeld hebben wij ook thans in de hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden, die nu ook denken dat alleen zij goden zijn, en die Mij naar het leven staan zodat het op een zeker moment zelfs toegelaten wordt dat zij Mijn lichaam zullen doden, -maar weliswaar slechts voor drie dagen; daarna zal Ik geheel uit eigen kracht weer opstaan, en pas dan zal hun gericht en hun einde komen.
Hoofdstuk 33: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] DE MINDER GEMATIGDEN zeiden echter: 'Ach wat, je ziet en je merkt immers op het eerste gezicht dat die man uitzinnig is! Eerst was hij nog een brood uit de hemelen dat wij moesten eten om het eeuwige leven te verkrijgen; nu verlangt hij zelfs dat we zijn vlees zullen eten! Dwaasheid! Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven? (Joh.6,52) En hoeveel zouden er genoeg hebben aan zijn vlees om in het eeuwige leven te komen?! Als dat de voorwaarde is om het eeuwige zieleleven te verkrijgen, dan zullen er maar bar weinig zover komen!'
Hoofdstuk 44: De zending van de Heer op aarde. Het vlees en het bloed van de Heer (Ev.Joh. 6,36-58) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Maar daarom zei Ik jullie al eerder, dat werkelijk niemand tot Mij kan komen behalve wanneer het hem door de Vader is gegeven (Joh.6, 65), die in Zichzelf liefde en leven en waarheid is zoals Ik het ben vanuit de Vader en ook uit Mijzelf, omdat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is.
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Onze Judas Iskariot was het daar weliswaar mee eens, maar hij verklaarde toch het geld voor een noodzakelijk kwaad, zoals ook het lichaam voor de ziel een noodzakelijk kwaad was. Als de ziel het lichaam echter wijs gebruikte, dan was het lichaam voor haar ook een tempel van het geluk en haar enige weg om tot het eeuwige leven te komen en het ware kindschap van God te bereiken.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Terwijl wij zo nog vrolijk zaten na te tafelen, zei EEN VAN DE JOODSE GRIEKEN: 'Heer en Meester! Deze waard die zo uiterst vriendelijk is, zou bijzonder geschikt zijn om de plaats in te nemen van de leerling die U steeds ergert, waarbij U dan de andere, als hij ook weer zou komen, het Romeinse' consilium abeundi ,* (de raad weg te gaan) zou kunnen geven. Want voor zover wij dat waargenomen hebben is hij nog geldgieriger dan een tempeldienaar en het enige wat hij wil is werelds leven en goed leven. Daarnaast heeft hij nog een heel kwalijke hartstocht die bestaat uit ijdele opschepperij en liegen, en met zo 'n leerling bent U en is de mensheid weinig gediend. Deze waard heeft echter beslist een heldere geest en begrijpt zelfs Uw geheimste woorden beter dan Uw eerste leerlingen; daarom zou hij toch wel een heel voortreffelijke plaatsvervanger zijn voor de afwezige.'
Hoofdstuk 49: Het geduld van de Heer met Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Br zijn er evenwel jammer genoeg velen die tijdens hun leven alleen maar eten en drinken. Zij zorgen alleen voor hun buik en voor hun huid. Naastenliefde is hun vreemd, en voor een arm mens spuwen zij op de grond en zij laten hem niet aan hun huisdeur komen. Hun buik die altijd gevuld is, laat hun nooit de pijn van honger of dorst voelen. Dat zijn echte zwelgers, smulpapen en zatlappen, die daardoor met hun lichaam altijd klaar staan voor allerlei geilheid, ontucht, hoererij en echtbreuk. Dat is dan vraatzucht en zwelgerij waarmee niemand ooit in het rijk van God zal binnengaan.
Hoofdstuk 51: Over vasten en boete doen. De gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Ev.Luc. 18,9-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Mochten er echter tijdens die paar dagen dat wij hier zijn toch nog enkelen meer inlichtingen over Mij komen vragen, vertel hun dan niet te veel over Mijn tekenen en vooral niet over die welke geheim moeten blijven, maar geef slechts aanduidingen; vertel hun echter vooral wat zij moeten doen om het eeuwige leven te verkrijgen. Zijn ze daar niet tevreden mee, laat hen dan gaan; want het is niet goed om edele parels als voer voor de zwijnen te gooien. Wie het kleine niet eert, is echt het grote niet waard!
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'Zijn ook jullie dan nog blind, en onthouden jullie niets van wat Ik jullie zeg? Heb je vorig jaar niet die rijke jongeman gezien? Hij vroeg Mij wat hij moest doen om het eeuwige leven te bereiken. En Ik zei tegen hem dat hij de geboden moest houden en God boven alles en de naaste als zichzelf moest liefhebben. Toen bezwoer de jonge man dat hij dat al vanaf zijn kinderjaren had gedaan. Maar Ik zei daarop:'Goed dan, als je meer wilt, verkoop dan je hele bezit, verdeel de opbrengst onder de armen, en kom dan en volg Mij, dan zul je je daardoor een grote schat in het hemelrijk verwerven!' Meteen werd de jongeman treurig, keerde ons de rug toe en ging weer verder. Maar Ik maakte toen tegen jullie de opmerking, dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald* (* Een smalle neveningang bij de hoofdpoort van Jeruzalem ten tijde van Jezus) gaat, dan dat een rijke in de hemel komt. Toen waren jullie daar verbaasd over en dachten dat er dan maar heel weinigen in het hemelrijk zouden komen. En Ik zei tegen jullie, dat voor de mensen veelonmogelijk lijkt wat echter bij God nog altijd heel goed mogelijk is.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Dat kan God ongetwijfeld; maar wat zouden dat voor mensen zijn? Ik zeg jullie: niets dan machines, die nooit een eigen vrije wil, nooit een eigen zelfbewustzijn zouden hebben, en nooit tot een vrij zelfstandig denken, voelen en handelen zouden kunnen komen, maar die door Gods almachtige wil ieder ogenblik opnieuw tot leven gebracht zouden moeten worden, terwijl God Zelf in hen zou moeten denken en willen en hun ledematen voor iedere bezigheid zou moeten opwekken en bewegen. Zou God dat niet doen, dan zou zo'n mens zonder meer dood zijn en ook helemaal uit het bestaan moeten verdwijnen.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...