Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8806 resultaten - Pagina 12 van 588

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] Maar daar komt nog wat bij, dat ook behoort bij het met geweld naar zich toetrekken van Gods rijk, en dat is het volgende: dat de mens zich in alle wereldse zaken zelf zo veel mogelijk verloochent, allen die hem beledigen van harte vergeeft, tegen niemand wrok koestert of toornig is, bidt voor degenen die hem vervloeken, goed doet aan hen die hem kwaad doen, zich boven niemand verheft, de zo nu en dan op hem af komende verzoekingen geduldig verdraagt en zich onthoudt van vraatzucht, zwelgerij, hoererij en echtbreuk. Wie al deze dingen in praktijk brengt, doet Gods rijk ook geweld aan en trekt het met kracht naar zich toe.
Hoofdstuk 127: Het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Zij verbaasden zich buitengewoon, en de man zei: 'O, wonderbare man! Wat heeft u met ons gedaan? Want zo gezond en sterk zijn wij vroeger immers nog nooit geweest! O, wie en wat bent u eigenlijk, dat u dat kunt? U bent of een grote door God gezonden profeet, of u bent een belichaamde engel; want dit werd tot op heden in Israël nog nooit gehoord. Wat voor medicijnen hebben al zoveel jichtlijders gebruikt, en het hielp hen niet en u zegt enkel tegen ons: 'Sta op en wandel!', en wij zijn ogenblikkelijk genezen. O, looft allen de God van Israël, dat Hij zo'n zuiver goddelijke kracht aan een mens heeft gegeven!'
Hoofdstuk 134: De Heer bij het arme gezin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik zeg jullie echter volgens Gods eeuwige wijsheid in Mij: De grote Meester, die vervuld is van Gods geest en van al Zijn kracht en macht, wil de mensen niet door pure tekenen, maar veeleer door Zijn zuivere, wijze leer op de weg van het licht en van het leven brengen, omdat tekenen de mensen wel dwingen om aan Hem en Zijn woord te geloven, - maar zij schenken niemand een innerlijk vrije, levendige overtuiging van de grote waarheid. Zolang de mens deze waarheid, die hij zich kan verschaffen door nauwgezet volgens de leer te leven, echter niet heeft, zolang is hij wat zijn ziel betreft ook nog als een dode te beschouwen. Want het pure, blinde en opgelegde geloof geeft de mens geen innerlijk waarachtig leven, maar alleen het geloof dat vol licht is en levend is geworden door ernaar te handelen, en dat wordt nooit bereikt door uiterlijke wonderen, maar alleen door het levende woord van de eeuwige waarheid uit God, door die mens die het als waarheid aanneemt en er naar leeft.
Hoofdstuk 147: De belofte van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Toen zei een Farizeeër: 'O, almachtige bode van Jehova, we zien al dat dit eeuwig geen toverij, maar de macht en de kracht van Gods geest in de mens is! God moge het ons vergeven dat wij tegen Zijn almacht misdaan hebben! Wij durven de vrucht die Gods almacht nu zo wonderbaarlijk geschapen heeft niet te proeven; want dat zou nog meer God verzoeken zijn!'
Hoofdstuk 149: Het overtuigende wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Voor een mens echter dat vermogen verwerft of kan verwerven, moet hij zich door het nauwgezet opvolgen van Gods wil, die hem door Mozes en door de profeten is geopenbaard, deze wil van God zo eigen maken, dat hij daarna vrij vanuit zichzelf niet anders kan handelen dan de wil van God het hem in zijn hart aangeeft, -wat voor degene die God erkend heeft en Hem boven alles liefheeft, niet zo moeilijk is, omdat de liefde tot God hem daartoe steeds meer kracht schenkt naarmate de liefde tot God in zijn hart toeneemt, en in die liefde ook de liefde tot de naaste.
Hoofdstuk 150: Het innerlijke wezen val1 de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Maar zolang de mens deze zaligste en enig ware levenstoestand niet bereikt heeft, kan hij zijn gedachten en ideeën slechts door zijn ledematen op de een of ander wijze onvolmaakt verwezenlijken, en dat alleen maar volgens de wetten van de natuur, die zich in het gericht bevindt. De gedachte op zich is echter niets anders dan jouw spiegelbeeld -zonder wezen, zonder kracht en zonder enige macht. Maar het zegt je toch datje je daarmee ogenblikkelijk zelfs in de meest ver weg gelegen plaats kunt bevinden, ook al is het dan, zoals reeds uitgelegd, zonder enige uitwerking.
Hoofdstuk 150: Het innerlijke wezen val1 de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Rafaël zei: 'Jullie hebben de gelegenheid en dat zal nog korte tijd zo blijven. Wie vrijwillig zal komen, zal aangenomen worden; wie echter niet zal komen maar volhardt in zijn blindheid, zal te gronde gaan. Want niemand wordt de leer voor het verkrijgen van het innerlijke leven opgedrongen, want daar zou hij voor zijn zielook niets aan hebben. Het natuurlijke leven op deze aarde wordt de mens wel gegeven, -maar het innerlijke leven moet hij op eigen kracht verwerven.
Hoofdstuk 151: De goddelijke leiding van de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De mens moet dus in de wereld werkzaam zijn en vrijwillig de kwade verlokkingen van de wereld weerstaan. Daardoor wordt zijn ziel sterk en zal de kracht van Gods geest haar doordringen. Maar door als een luiaard door het leven te gaan, komt niemand ooit tot het ware, eeuwige leven, want dat vereist de grootst mogelijke en volledige werkzaamheid op de talloze terreinen en gebieden van het leven.
Hoofdstuk 156: Over het klooster - en kluizenaarsleven. Het doel van verleidingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Wie tegen Mij zegt: 'Heer, Heer!', is nog ver van het ware Godsrijk; wie echter in Mij gelooft en doet wat Ik hem geleerd heb te doen, zal bereiken wat hem beloofd en getoond is, en zal pas door het handelen in zichzelf ge waar worden dat de woorden die Ik gesproken heb, geen woorden van een mens, maar waarlijk goddelijke woorden zijn; want Mijn woorden zijn in zichzelf liefde, licht, kracht en leven. Mijn woorden zeggen jullie duidelijk wat Mijn wil is. Wie Mijn wil in zichzelf opneemt en daarnaar handelt, zal in zichzelf het eeuwige leven hebben en zal verder blijven leven ook al zou hij, als dat mogelijk was, lichamelijk vele honderden malen sterven.
Hoofdstuk 157: Waaruit werkelijk berouw en boetedoening bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] De man uit Opper-Egypte zei: 'Daarmee heb je ten dele wel gelijk, maar toch niet helemaal! Het vaste en onwrikbare geloof van de ziel wekt in de mens wel een volledig streven en een hoopvol vertrouwen, dat hij hetgeen hij gelooft ook eens werkelijk kan en zal schouwen; als het geloof in kracht en vastheid toeneemt, groeit echter ook de begeerte en het verlangen om het geloofde ook eenmaal in zijn volheid te schouwen en er daardoor ten volle deel aan te hebben. En kijk, vriend, zo staat het geestelijk schouwen welonbeschrijflijk veel hoger dan het pure geloof; want het geestelijk waarnemen is immers de eeuwige kroon van het geloof!'
Hoofdstuk 160: Geloven en schouwen De geestelijke ontwikkelingsgang van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Toen zij dat zagen, sloegen zij hun handen van verbazing ineen en zeiden (de Farizeeën en Levieten): 'Ja, ja, hier heerst Gods kracht! Dat zijn dingen die geen mens kan doen! Maar, aanvallige dienaar van de enige ware, almachtige God, zeg ons eens op welke manier jou dat mogelijk was?'
Hoofdstuk 164: Een snelheidswonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Maar kijk dan eens naar de mens, die de onschatbare waarde van het leven maar al te goed kent! Als hij zou beseffen dat met de dood van het lichaam alles totaal afgelopen zou zijn, zou hij meteen vertwijfeld zijn, zijn bestaan duizenden malen verwensen en vervloeken en de grootste weldoener der mensheid zou dan degene zijn, die de macht en de kracht zou bezitten om de mensheid op de hele aarde en ook zichzelf te doden en derhalve geheel uit te roeien, -of hij zou de kunst moeten verstaan om alle mensen ineens dermate te versuffen dat ze zich niet meer van zichzelf bewust zijn, wat uiteindelijk hetzelfde zou zijn als wanneer hij ze allemaal gedood zou hebben.
Hoofdstuk 183: De oorzaak van de nevenzonnen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[42] Daarop zei de genezen jongen: 'Hm, vreemd! Nergens ter wereld heeft men ooit gehoord dat iemand een -zeg maar - blindgeborene de ogen heeft geopend! (Joh. 9,32) Wanneer deze mens niet vanuit God vervuld was met zo'n macht en kracht, waarlijk, dan zou hij zoiets niet tot stand kunnen brengen (Joh. 9,33), zoals ook jullie zeker niet in staat zijn om een blindgeborene de ogen te openen, ofschoon je zegt dat jullie leerlingen van Mozes zijn; als jullie dat namelijk zouden kunnen, dan zou de hele wereld dat allang weten en dan zouden jullie huizen van onder tot boven tot barstens toe met goud gevuld zijn!'
Hoofdstuk 186: De blindgeborene wordt voor de tempel genezen (Joh.9, 1-34) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Hierop zeiden de Farizeeën: 'We zien wel in dat je over een bijzondere kracht beschikt die tot op heden ongekend is, vooral wat het genezen van verschillende menselijke ziektes aangaat die waarschijnlijk nooit enig arts heeft kunnen genezen. Het is ons ook niet onbekend, dat het jou zelfs mogelijk schijnt te zijn om jonge mensen die pas zijn overleden, in het leven terug te roepen of op te wekken! En ook hebben we vernomen dat je verder een heel nuchter, fatsoenlijk mens bent en zo uiterst liefdadig, dat je voor je buitengewone genezingen nog nooit van iemand iets hebt verlangd. Wel, dat zijn je ontegenzeglijk goede en voortreffelijke kanten!
Hoofdstuk 188: De Heer belicht de tegenspraak van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Uit eigen kracht moet de mens leren inzien, dat dit een euvel is voor zijn ziel en hij moet dit met de hem door God gegeven middelen net zo lang bestrijden tot hij een volmaakt meester is geworden over al zijn lichamelijke hartstochten en neigingen. Maar dit vindt de zinnelijke en trage mens te ongemakkelijk en onbehaaglijk; hij laat zich liever zoveel mogelijk strikken in de netten van zijn groeiende zinnelijke driften en daardoor trekt hij duizenden met zich mee, omdat het ook hun behaagt hun vlees in alle traagheid en wellust te baden.
Hoofdstuk 193: De gelijkenis van de wijngaardeniers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...