Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1077 resultaten - Pagina 12 van 72

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Als zo'n ziel eenmaal het vlees bewoont, legt zij haar giftige stoffen in het vlees en bloed van haar eigen lichaam, dat daardoor echter voor wat betreft de natuurlijke gezondheid niet zo zeer in zijn levenssfeer wordt gestoord omdat het al van oorsprong daarop is ingesteld.
Hoofdstuk 159: De giftige aard van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Als er echter staat dat God bij Adam dat deel met vlees bedekte waar Hij de rib bij hem wegnam, dan zal toch hopelijk niemand van jullie zo dom zijn om aan te nemen dat God Adam werkelijk verwond heeft om hem een rib af te nemen, om uit de kleine rib een volwassen vrouw te laten ontstaan. De ribben zijn een uiterlijke, stevige bescherming van de tere, innerlijke levensorganen.
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Wat jullie in Mijn naam moeten onderwijzen, weten jullie inmiddels voor het grootste deel; al het andere is voor jullie, die min of meer uitverkozen zijn tot leraren van het volk, een zegen opdat jullie zonder enige twijfel geloven dat Ik alleen van eeuwigheid Heer en Meester ben. Want als jullie het juiste en onwankelbare geloof hebben, dan zullen jullie ook gemakkelijk in jullie leerlingen het vaste en levende geloof wekken doordat je hun tevoren je eigen geloofskracht toont. Om deze echter in al haar kracht te kunnen laten zien, was het nodig dat jullie eerst overtuigd zouden zijn dat Ik uitgegaan ben van de Vader om in jullie vlees jullie allen de weg van het leven te tonen.
Hoofdstuk 164: De sleutel tot geestelijke geschriften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kortom, als een ziel eenmaal op grond van een slechte opvoeding geen enkele liefde, ook geen eigenliefde, meer heeft, is ook de gehele ziel doordrongen van de ergste vijand van het leven, namelijk de hel, en daardoor wordt zij zelf een vijand van haar eigen leven en bestaan en probeert dat steeds op de een of andere pijnloze wijze te vernietigen! Bij zo'n totale vijandschap ten aanzien van het leven moet tenslotte dat leven wel geheel uit haar voegen gelicht worden, en in het hiernamaals kan zo'n ziel dan onmogelijk anders zichtbaar worden dan geheel teruggebracht tot de vormen die oorspronkelijk aan haar ten grondslag lagen, en dit slechts als skeletten zonder vlees, die enkel het noodzakelijke gericht in zich dragen.
Hoofdstuk 152: Verschillende soorten van zelfmoord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Is God dan niet in staat meteen een volmaakte mensenziel te scheppen en deze dan te bekleden met vlees en bloed? Waarom moet dat zo langzaam gaan? Kijk eens naar Raphaël! Wat komt hij nog te kort voor een volmaakt leven. Wij, samengeraapte zielen, wat stellen wij voor vergeleken bij hem. Heeft hij in zijn pink niet meer macht en wijsheid dan wij in ons hele lichaam dat uit legioenen is samengesteld. Ik zou de ondergang van duizend legioenen van de meest beproefde krijgers niet graag willen zien; in een oogwenk zou hij ze allen tot stof vermorzelen! Dat noem ik pas een bekroning van het leven! Als U aan hem deze macht kunt geven, waarom dan niet aan een mensenziel. Of heeft zijn geest ook als ziel eerst zo'n verschrikkelijke tocht moeten maken door wie weet hoe ontelbaar vele fasen? Daar, o Heer, bevind ik mij in het duister! Geef ook daar het juiste licht, dan zal ik U verder met zo 'n domme vraag zeker niet meer lastig vallen!
Hoofdstuk 160: Cyrenius' twijfels over de aardse orde van zielsontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] In de omgeving van zijn hart voelde hij wel iets drukkends, maar dat was heel aangenaam, ook voelde hij bij tijden een soort leegte -dat was het begin van de geslachtelijke liefde -en hij kon het beeld, dat hij meteen zo bekoorlijk vond, niet meer loslaten. Waar hij ging, volgde de vrouw hem en ging de vrouw ergens heen, dan kon hij haar beslist niet alleen laten gaan. Hij voelde de waarde en de liefde van de vrouwen zei daarom op een moment van helderziendheid: 'Wij, ik een man en jij een vrouw die volgens Gods plan ontsproten bent aan mijn ribben (in de hartstreek), zijn zodoende één vlees en één lichaam; jij bent het lieflijkste deel van mijn lichaam en zo zal het verder blijven, en de man zal vader en moeder (zijn manlijke ernst en zijn zorg) verlaten en zijn vrouw toegedaan zijn!'
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Zo is dan Eva voor wat betreft haar tere, lichamelijke wezen ontstaan uit Adams overvloedig uitstralende levensether; en omdat deze levensether zich verspreidt vanuit de omgeving van de ribben en de borstholte en de mens zodoende ver aan alle kanten omgeeft, kon Mozes, die heel goed om wist te gaan met de vergelijkende beeldspraak, Eva heel terecht uit een rib van Adam laten ontstaan, en door God de wond van Adam met het vlees van Eva laten toedekken of daardoor laten vervangen. Want Eva was immers het vlees dat uit de uitstralende levensether van Adam was ontstaan, waarmee God Adam dat, wat hij van zijn uitstralende levensether had afgestaan, vergoedde, en op die wijze de wond toedekte met het voor Adam hoogst aangename vlees van Eva, wat dan eigenlijk ook vlees van Adam was."
Hoofdstuk 162: De schepping van Adam en Eva. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Wie echter een echte hemelsbode is of wil zijn, moet.geen stok bij zich hebben, noch een ander wapen, ook moet hij geen zak bij zich hebben om iets in te doen; want Ik Zelf zal hem wel vrienden bezorgen, en die zullen hem geven wat hij als mens van vlees en bloed nodig heeft. Ook moet een echte hemelsbode behalve in de winter of in de koude landen van het noorden, met meer dan één mantel dragen, opdat niemand hem kan verwijten dat hij teveel en een ander daardoor te weinig heeft. Als iemand hem echter nog een tweede of een derde schenkt, moet bij die zeker aannemen; want hij zal gelegenheden te over vinden waar zulke vrome gaven heel goed te gebruiken zullen Zijn.
Hoofdstuk 165: De echte leraren van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Na een poosje toen Simon zich hersteld had van zijn ontroering en Ik ook kalmerend op zijn gemoed had ingewerkt, zei SIMON: "Mijn Heer en mijn God! Waar heb ik het dan aan te danken dat U nu opeens zo genadig en barmhartig voor mij bent? Weet dat ik een zondig mens ben, want mijn vlees is erg zwak. Mooie en aantrekkelijke meisjes maken op mij een geweldige indruk, en van tijd tot tijd komen er altijd onzedelijke gedachten in mij op. En heel vaak stem ik met een soort lust en plezier in met deze gedachten, ook al is het niet metterdaad bij gebrek aan gelegenheid, dan toch wel in mijn gemoed dat bij mij tijdens zulke bronstperiodes erg gewillig is.
Hoofdstuk 176: De eenwording van de mens met God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] De vissen gebruik ik niet om mij te voeden, maar zij zijn nodig voor de vorming van de natuurgeestelijke ether waaruit ik volgens de wil des Heren dit zichtbare lichaam moet vormen en tijdelijk in stand moet houden. Hoewel dit lichaam geestelijk is, heeft het toch ook vlees en bloed. Kijk maar eens, zijn dit geen aderen, is dat geen vlees?!
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar omdat ik je lichaam in een oogwenk kan oplossen, wil dat dan zeggen dat het niet uit vlees en bloed bestaat? ! Of bestaat de aarde daarom ook niet uit allerlei vaste materie en uit water, lucht en een talloze hoeveelheid oerstoffen, wanneer ik haar met toestemming van de Heer, in een voor jou onvoorstelbaar kort ogenblik eveneens zou kunnen oplossen in de oergeestelijke, specifieke deeltjes, die, als zij ook materieel zouden zijn, zo klein zouden zijn dat je er niets van zou zien?!
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[19] Dat de eeuwige, goddelijke geest nu op deze aarde in het vlees is gekomen en Zelf persoonlijk Mens is geworden, kwam vooral omdat Zijn overgrote liefde voor jullie mensen van deze aarde, en daardoor ook voor de mensen van al de talloze andere aardse werelden, Hem bewoog om voor jullie in alle liefde voor alle eeuwige tijden een voelbare, zichtbare en aanspreekbare God en Vader te zijn! Want Hij, als God, is de machtigste en zuiverste liefde, en daarom kan ook geen mens en geen engel Hem anders dan alleen door de liefde benaderen.
Hoofdstuk 200: Raphaël overtuigt de zwarten van de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Alle giftige slangen vluchten uit onze nabijheid; muizen en sprinkhanen leerden wij pas in Egypte kennen; kwaadaardige mieren mijden onze nabijheid en onze kippen, en gieren en adelaars verzadigen zich met het vlees van gestorven leeuwen, panters en vossen.
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Ook de andere gasten tasten nog toe en vooral Raphaël weer, hetgeen Cornelius tenslotte tot een enigszins laconieke opmerking brengt, die hij de naast hem zittende Romeinen min of meer toefluistert. Deze Romeinen waren Faustus en Julius, en CORNELIUS zei tegen hen: "Een mens van vlees en bloed smaken deze heerlijk toebereide vissen voortreffelijk en hij kan er veel van eten; maar Raphaël, die als geest geen vlees en bloed heeft, zou zich wel met de reus Hercules en met de Filistijn Goliath kunnen meten! Merkwaardig hoe zo'n geest zoveel kan eten! Nu eet hij al zijn twaalfde vis, en dat is voor een geest toch wel wonderbaarlijk veel! Ik heb nog maar net één vis op en de engel heeft er in dezelfde tijd twaalf laten verdwijnen! Nee, dat is toch wel wat al te sterk! Ik geloof dat hij er nog wel twaalf aan zou kunnen!"
Hoofdstuk 178: Over het wezen van de engelen. Hart en geheugen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ja, maar waarom stel ik al deze domme vragen?! Ik had het thuis nog enkele ogenblikken voor ons vertrek in mijn handen, legde het toen in de hoek van mijn hut om mijn kameel rijklaar te maken en mijn kudde bijeen te drijven, en legde er een kalebasschaal overheen! Door het bijeendrijven van de kudden en het klaarmaken van mijn kameel vergat ik het schitterende natuurproduct; jij kunt het niet bij mij weggehaald hebben! Je hebt het dus nu duidelijk op wonderbaarlijke wijze gehaald; maar - hoe, hoe is dat jou als zichtbaar mens van vlees en bloed mogelijk?! Want hier, daar, en weer hier, was bliksemsnel! Dat is zuiver een handeling die alleen een god mogelijk is! Je bent of zelf een god, of een echte dienaar daarvan! "
Hoofdstuk 186: Oubratouvishar verlangt zekerheid over de plaats waar de Heer verblijft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...