Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 12 van 103

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[14] Deze engel zal weliswaar voor de latere mensen maar weinig bewijs opleveren dat een overgroot deel van de eerstgeschapen reine geesten door het gegeven gebod niet gevallen is; dat is echter voor de zaligheid van ieder mens ook helemaal niet nodig, vooral zolang een mens nog niet door zijn geest tot de volle kennis van zichzelf is gekomen.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De zaadlegging in de aarde tot aan het ontkiemen: eerste dag; dan de vorming van halm, wortels en de schutbladen: tweede dag; de vorming van de laatste ring vlak onder de daaropvolgende aanzet van het begin van de aarvorming: derde dag; dan het vormen en inrichten van hulsvormige vaten als bruidsvertrekken voor de ontvangst en de verwekking van het vrije, zelfstandige leven, waartoe ook de bloeiwijze gerekend moet worden: vierde dag; dan het afvallen van de bloesem, het ontstaan van de eigenlijke al een vrij leven dragende vrucht en diens vrije activiteit -hoewel nog samenhangend met de vroegere onvrije toestanden, waaruit nog een deel van het voedsel voor het vormen van de omhulsels genomen wordt, hoewel vanaf dat punt het hoofdvoedsel uit de hemelen van het licht en van de ware levenswarmte genomen wordt -tot aan de volledige vorming van de vrucht: vijfde dag; tenslotte het volkomen losmaken van de in .de huls rijp geworden vrucht, waarin de kern dan alleen om zich te beveiligen zelfstandig de reine kost van de hemel verlangt, aanneemt en zich daarmee verzadigt voor het vrije, eeuwig onverwoestbare leven: zesde en laatste dag voor het vormen en volledig vrij worden van het leven.
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Welaan, als dus een kracht, in een zich vrij bevestigend wezen, door haar overwegend hardnekkige streven alle andere tegenkrachten in haar sfeer tot een werkeloos zwijgen wil brengen en dat ook voor het grootste deel voor elkaar krijgt, dan doodt zo'n kracht zich in zekere zin zelf, omdat zij alle gelegenheden te niet doet waarbij zij haar kracht had kunnen gebruiken. Maar een kracht zonder een tegenkracht is zoals reeds gezegd, eigenlijk geen kracht, zoals wij dat met het eerder aangehaalde voorbeeld van de reus heel duidelijk hebben kunnen zien.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De materiewereld bestaat daarom voor ruim twee derde deel uit zielen, en één derde deel is omhulsel zonder ziel, als drager van de eerst afzonderlijke, en vervolgens steeds meer verzamelde, en tenslotte reeds heel concrete en rijpe zielelevens. De materie der omhulsels, of de vaste vorm aangenomen hebbende wil van God, is derhalve een verlossingsinrichting, waardoor de door de val van satan meegevallen afgezonderde geesten volgens de bestaande orde weer een volkomen zelfstandige vrijheid kunnen bereiken, -hoewel natuurlijk via een langere weg dan het tijdens de eerste periode zou zijn geweest.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Overigens danken wij je dat je hem nader voor ons hebt beschreven. Misschien zal ook ons eens het geluk ten deel vallen ergens met hem samen te komen. De almachtige goede Jehova zij alle lof, dat Hij ons uit de klauwen van de tempel bevrijd heeft! Komen wij echter misschien eens als soldaat in Jeruzalem, verheug je daar dan maar op, heilig tempelbestuur! Wij zullen je heiligheid wel behoorlijk weten uit te drijven!
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar dat wij in ons geestelijk deel in staat zijn tot een volmaaktheid die onbegrensd is, bewijzen ons vele voorbeelden. En aan deze tafel zitten mensen die misschien wel haast op dezelfde hoogte als de engel staan, en één van hen zou zelfs de engel al veruit de baas kunnen zijn, zoals jullie al eerder van de arts uit Nazareth hebben gehoord.
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dat er nu echter al weer veel mensen zijn die door hun overgrote zorg voor de wereld en hun lichaam niets meer weten van hun eigen ziel, dat kunnen jullie voor een deel bij je zelf, voor een deel bij de Sadduceeën en voor het grootste deel bij alle mensen zien. Want niemand weet meer te vertellen wie en wat de ziel is! Men gebruikt het woord wel en zegt: 'Bij mijn ziel', en 'in mijn ziel', maar als men iemand dan daarnaar vraagt en zegt: 'Vriend, wie en wat is toch de ziel?', dan is de gevraagde ten einde raad!
Hoofdstuk 11: De aanleiding tot de zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Let op! Als je in een plaats komt met fraai gevormde en sierlijk uitgedoste mensen van beiderlei kunne, ga dan direkt verder want daar krijgt het rijk van God geen voet aan de grond omdat daar op z'n minst het halve Sodom en Gomorra te vinden is! Van zo'n plaats is het strafgericht van God ook nooit ver verwijderd, want zulke met het lichaam verstrengelde zielen, die tijdens het, grootste deel van hun bestaan bijna alle bewustzijn hebben begraven in hun lichaam, zijn te ingrijpend gebonden. En als hun schone lichaam ook maar heel even door de slechte, ruwe en nog helemaal onbeschaafde natuurgeesten van de lucht wordt beslopen, kunnen zulke gebonden zielen zich niet verweren en bezwijken ze spoedig samen met hun lichaam, dat door de innige verstrengeling met de ziel veel vatbaarder en gevoeliger is dan het vlees van een lichaam met een vrije ziel.
Hoofdstuk 12: Vrijmaking van de ziel en de in de ziel begraven geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De eenvoudige, bescheiden mens wiens hart nog zo zuiver mogelijk is, heeft blijkbaar ook een vrijere ziel en in de ziel een vrijere geest en neemt daarom vlug en gemakkelijk dat wat tot de geest behoort aan. Maar een wereldwijze, wiens zielontoegankelijk is geworden door de vele puur materiële bindingen en waarin in het geheel geen besef meer is van een goddelijke geest, zal niet aannemen en niet begrijpen wat jullie voor het grootste deel nu al gemakkelijk begrijpen en waarvan jullie de juiste diepgang nu vrij goed aanvoelen. Maar toch begrijpen ook jullie nu nog veel niet; maar na Mijn verhoging zullen jullie het volkomen begrijpen!"
Hoofdstuk 16: Over de verhoging en kroning van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Kijk, jij bent de verantwoordelijke persoon voor alle wetten; alle macht en alle gezag van Rome in geheel Azië en een deel van Afrika en toch bepaalt hier Mijn wil of de misdadigers veroordeeld of vrijgelaten worden en tegen Mijn wil kun je niets doen.
Hoofdstuk 17: De vrijheid van de menselijke ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] IK zeg: "Maar het ligt ook in jullie aard om goed te zijn, want jullie kennen goed en kwaad; maar jullie hoogmoedige wil is slecht en ontembaar en jullie kan dus geen genade en mededogen ten deel vallen! Jullie willen zelf lijden en gepijnigd worden, daarom worden jullie uit vrije wil eeuwig gepijnigd! Want Mijn orde duurt eeuwig en is onveranderlijk, dat weten jullie heel goed. Maar jullie weten ook, wat je moet doen om een goed gebruik te maken van de eeuwige orde. Omdat je haar echter in je nadeel verandert, draag dan ook je verlies en verdwijn dus uit Mijn ogen!"
Hoofdstuk 21: De genezing van de vijf bezeten roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Satan moet derhalve toch een latent genoegen scheppen in het goede en wil daarom de gehele goede levenskracht aan zich ondergeschikt maken. Maar juist door dit voortdurend pogen neemt hij steeds meer van het goede in zich op en maakt daardoor, zonder het te willen, zijn slechtheid steeds minder slecht. Daardoor komt er in zijn levenswezen steeds meer orde, meer kennis en zuiver inzicht en hij zal er op 't laatst niet meer omheen kunnen zichzelf geheel over te geven, omdat hij door zijn aard en door zijn neiging onmogelijk kan verhinderen dat hij voor een deel voortdurend overwonnen wordt.
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Denk je soms dat Ik uit beduchtheid voor Mijn achtervolgers in zekere zin op de vlucht blijf? O, als je dat zou denken dan vergis je je zeer! Kijk eens naar dat stel erge misdadigers! Heus, volgens Mozes en volgens jullie wetten hebben ze honderdvoudig de dood verdiend, maar toch Iaat Ik nu niet toe dat zij gedood worden, maar ook hen zal de genade van de hemelen ten deel vallen. Als zij zich die genade ten nutte maken, zullen ook zij deel hebben aan Mijn rijk; vervallen zij daarna echter weer in het kwade dan zullen zij het aan zichzelf te wijten hebben als de vloek en de hardheid van de wet hen zal doden! Want weet, de wet is er altijd, maar de genade komt slechts zo nu en dan de in het nauw zittenden te hulp; als de genade echter niet wordt geëerbiedigd, moet men de wet weer voor lief nemen."
Hoofdstuk 16: Over de verhoging en kroning van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Kijk, alle macht komt tot op heden van de duivel der duivels en zijn huis is vergoten mensenbloed, vermengd met het bloed van arme en goede duivels, zoals jij er één bent, -en noemt men dat hier de heerschappij van God?! Jawel, ook een heerschappij van God, maar niet van zijn liefde, maar van zijn toorn! Waarom een God echter vertoornd is, weet geen schepsel! Veel dieren behoren tot de enige gelukkige schepsels van deze aarde, maar de in wezen zeldzame mens is het lastdier van alle kwaad op deze miserabele wereld! Hij kan niet hard genoeg lopen om als een gazelle voor al het kwade op de vlucht te gaan! Zijn handen zijn breekbaar als was, hij is naakt en heeft van nature nog niet eens zoveel wapens als een bij of een mier om zich tegen een vijand te weer te stellen. Als je een groep tijgers ziet, dan zijn het allemaal tijgers en zie je een groep leeuwen, dan zijn dat allemaal leeuwen, dus met dezelfde aard en deze roofdieren leven heel goed met elkaar; maar als je een groep mensen ziet, dan zijn die menselijk uitziende wezens niet allemaal mensen, maar voor het grootste deel duivels! En daarom is er steeds ruzie, onvrede en oorlog onder hen! Al het slechte zit in de duivels en in de mensen alleen de aanleg voor het goede, die erg bedorven kan worden temidden van zoveel duivels en de mens wordt dan minstens een halve duivel óf hij moet verdragen wat wij hebben verdragen! Maar er zijn verschillende duivels onder de duivels van deze schandelijke wereld, grote en kleine; maar zij zijn allemaal goed te herkennen aan het feit dat zij allemaal zonder arbeid en krachtsinspanning zo goed en gemakkelijk mogelijk willen leven. Zij willen ook overal de eersten zijn en veel respekt en aanzien genieten; zij weten zich overal aardse goederen te vergaren, kleden zich voortreffelijk en degene, die hen niet altijd heel nederig groet, achtervolgen zij tot de dood!
Hoofdstuk 23: De nasleep van de demoneninvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dan zegt de vlakbij staande CYRENIUS: "Kijk, ik ben de Romeinse opperstadhouder van geheel Azië en een deel van Afrika, evenals van Griekenland! Ik heb jullie nu leren kennen en ik heb vastgesteld dat jullie geen gewone mensen zijn. Ik neem jullie onder mijn hoede en het zal jullie nooit aan iets ontbreken en er zal ook wel een voor jullie geestkracht passende bezigheid gevonden worden.
Hoofdstuk 26: Toespraak over de strijd in de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...