Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2225 resultaten - Pagina 12 van 149

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] Uw goddelijke zoon zou naar wat ik over hem gehoord heb meer dan genoeg macht hebben om alle onbetamelijkheden van de wereldse mensen in één klap op te doen houden. Dat hij dat echter niet doet, kunnen wij duidelijk zien aan het feit dat hij in zekere zin liever voor de aardworm Herodes vlucht, dan dat hij hem in één zucht zou vernietigen! Hij, die het makkelijk zou kunnen, doet het niet, en wij kunnen het niet, -en zo blijft steeds de oude bekende, slechte situatie bestaan! Als hij weer eens hierheen komt, wil ik daarover met hem een heel ernstig onderhoud hebben."
Hoofdstuk 92: De vrijheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] En ook al toonde men hem duizendmaal duidelijk aan dat het eigenlijke recht nergens anders uit bestaan kan, dan alleen maar uit het leven van de mens volgens de geboden van God, dan begreep hij het de ene dag heel goed, maar een dag later had hij al weer zoveel verstandelijke overwegingen daartegen, dat Chiwar het er vaak erg moeilijk mee had om alles te weerleggen. En Chiwar begreep nu, waarom Ik hem gezegd had, dat hij de overste steeds goed in de gaten moest houden omdat hij nog lang niet geheel te vertrouwen zou zijn.
Hoofdstuk 94: Borus geneest een bezetene. In de omgeving van Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Hij was, zoals hij me vaak heeft verteld, iedere week viermaal dood! Eerst in de zaal van de pasgestorvenen en daarna meteen nog een keer in de zaal van de geraamtes. Daar staan in rijen, zwarte onderstellen, met deksels waarop de geraamtes merendeels slechts geschilderd zijn. Alleen op de eersten zijn uit hout gesneden geraamtes bevestigd, voor het betasten door de rondgeleide vreemden. Deze onderstellen bestaan uit banken met halfronde bovendeksels, die door banden aan de onderbank bevestigd of daarvan weer losgemaakt kunnen worden. De levende mensen moeten op de onderbank gaan liggen, dan worden de beide zijvleugels, die van buiten voor het merendeel slechts een geschilderd doodsgeraamte hebben, over hen heen geslagen. Als er dan een of meer vreemden in de zeer donker gehouden kamer komen, wordt er opgewekt. Het bevel om op te staan is dan niets anders dan een teken waarop eerst twaalf, buiten de wanden van de ruimte voor bepaalde openingen wachtende knechten, fijn gemalen hars, dat in een buis is gestrooid, over kleine vlammende pekpannen in en door de openingen moeten blazen, wat altijd veel vlammen en rook veroorzaakt.
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Het hoofdprincipe moet echter liefde zijn. De buitenstaanders moeten deze liefde, als door God verplicht, tot basis van hun bestaan maken. Daarom moeten de mensen door wetten, die God zou hebben geopenbaard, streng aan het uitoefenen van deze deugd gehouden worden. Opdat zij zich steeds meer beijveren in deze deugd en zij zich de gepredikte godheid als werkelijkheid meer verzinnebeelden, moet hen vooral de liefde tot God zo vast mogelijk op het hart gebonden worden. God Zelf moet hen enerzijds als een goede vader vol van de grootste liefde, en anderzijds, aan de weerspannigen, als de rechtvaardige rechter worden voorgesteld, die al het goede volgens de gepredikte liefde eeuwig beloont, maar ook al het kwade, dat in strijd is met de gepredikte liefde, in tijd en eeuwigheid bestraft. Daardoor zal de mensheid het gemakkelijkst in toom gehouden worden en bruikbaar zijn voor allerlei goede en nuttige zaken.
Hoofdstuk 99: De levensbeschouwing van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Maar IK wees dat af en zei tegen de hoofdman: "Vriend, Ik genees niemand voor schatten van deze wereld, maar alleen voor de schatten uit de hemelen, en die bestaan ten eerste uit een levend geloof en ten tweede uit een echte onbaatzuchtige liefde tot God en de naaste, van welke stand hij ook moge zijn!
Hoofdstuk 105: De genezing van de Romeinse soldaten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar de leer, die jullie gehoord hebben, moet je aan je vrienden en bekenden vertellen. Want Mijn woorden bevatten eeuwige waarheld, die alleen die mens vrij kan maken, die haar in zich opneemt, haar tot zijn levensrichtsnoer maakt en daardoor erkent dat het Gods eeuwige waarheid is. Want die waarheid is en was en zal altijd zijn: het bestaan en het eeuwige leven van ieder mens, die haar levend in zich heeft.
Hoofdstuk 116: De leer moet verder verteld worden.(13.1.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Na Mijn woorden gaat Ebahl meteen met zijn te hulp geroepen huisdienaars de grote hof voor zijn huis in en vindt die zo goed als vol met allerlei zieken, waaronder veel Grieken, Romeinen en Egyptenaren. Zij wilden allemaal naar Mij toe om genezen en gezond gemaakt te worden.
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Juist aan deze Jezus hebben de opperstadhouder, het hele Joodse rijk en uzelf het te danken, dat u nu nog leeft! Want als die door uw soortgenoten geroofde keizerlijke gelden niet door Jezus boven water gebracht waren, dan zou het hele land gebrandschat zijn, en alle schatten van heel Judéa zouden niet voldoende zijn geweest om de gepleegde misdaad te vereffenen! Dat het echter zo goed en zonder ophef voor u en uw soortgenoten te Jeruzalem, en voor het gehele Joodse rijk, is afgelopen, heeft u alleen aan Jezus, de grootste en wijste en machtigste profeet, te danken. Daarom is het uitermate slecht en onredelijk van u, als u er op uittrekt om een man te vervolgen aan wie u nu alles, uw leven en bestaan, te danken heeft!
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[29] De HOOFDMAN zegt: "Ik heb u al gezegd, dat ik Hem heel goed ken en ik Hem ook allang zou hebben laten oppakken als er ook maar iets gebeurd zou zijn wat op muiterij zou lijken. Ik ben echter helemaal overtuigd van het lijnrechte tegendeel en ik kan Hem alleen maar de beste referenties geven. Als u zo zou zijn als Hij, dan zou Jeruzalem door alle tijden der tijden de eeuwige en eerste stad van God zijn, en de geest van God zou nog als in de tijd van Aäron boven de ark zweven! Maar u bent precies het tegendeel van Hem, en daarom zal uw stad en uw tempel niet lang meer bestaan! Zeg dat maar tegen uw collega's, opdat ze in de gaten krijgen op welke zandbodem hun stad en hun tempel gebouwd zijn! -Maar morgen zult u met uw ogen en oren meer te weten komen, daarom kunt u nu beter gaan slapen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] PETRUS zegt: "Geloof jij dat onze Heer met al Zijn wonderkracht veilig is voor de arglist van de tempelpriesters? Als Hij niet tegen deze vader en moedermoordenaars als een rechter, met vuur en bliksem uit de hemelen vernietigend, optreedt, is Hij in korte tijd ondanks al Zijn macht en wijsheid een offer van hun nooit te verzadigen wraakzucht! Ja een Jood is tot grote dingen geroepen en kan een engel zijn, maar er is ook geen duivel, die nog slechter zou kunnen zijn dan een slechte en verdorven Jood!
Hoofdstuk 128: Gesprek tussen Essenen en Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Terwijl de leerlingen, de Farizeeën en de beide Essenen dat alles met elkaar bespreken en Matthéus zijn opdracht opschrijft, roept Ebahl ons aan tafel, en de leerlingen met hun leerlingen worden eveneens aan tafel geroepen en komen met wat verhitte gezichten in de eetzaal.
Hoofdstuk 129: De Heer en de twee Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt: "Heer, wie kan zoiets groots begrijpen?! Een voorstelling kan ik me er nu natuurlijk wel van maken, maar daarbij begint het mij wel te duizelen! Ook van deze zon heb ik nu wel genoeg gezien, maar toch weet ik nu nog niet hoe ik mij daarmee een antwoord moet geven op de vraag over het bestaan van de onrijpe volkeren der aarde in het grote hiernamaals."
Hoofdstuk 139: Een blik in de orde der sterrenwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] En weet, aardige jongen, deze aarde van ons zou op die enorme zon misschien als een nauwelijks merkbaar stofje te zien zijn, maar toch loopt Hij nu op haar bodem, van Wiens minste ademtocht het bestaan van al die talloze hoofdmiddenzonnen afhangt! En daarom denk ik dat niet altijd dat het grootst in de ogen van de Heer is, wat van de eindeloze scheppingsruimte een nauwelijks meetbaar deel uitmaakt, maar wat innerlijk groot is!
Hoofdstuk 142: Ken Gods werken tot vermeerdering van de liefde.(5/6.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] JARAH doet dat nu meteen en zegt al na weinige ogenblikken: "O Heer, almachtige schepper des hemels en van alle werelden, dat is een nog veel grotere wereld dan de vorige, en wat wordt ze door een heerlijk licht omgeven! Maar het licht heeft een helrode kleur, wat naar het goudgele toe, terwijl het licht van de eerste wereld helemaal zuiver wit was. Maar nu wordt het licht van deze wereld ook ondraaglijk fel! Ah, nu sta ik al op de bewoonde bodem van deze wereld! Oh, dat is ook onbeschrijflijk heerlijk! Wat een afwisseling! Lieflijke zacht glooiende bergen omringen de prachtige vruchtbare dalen. In de dalen ziet men ook een soort hutten, die enkel bestaan uit een dak dat netjes ondersteund wordt door robijnachtige zuilen. Maar op de bergruggen staan ononderbroken onafzienbare rijen van zulke hutten en hoe ontzettend ver mijn blik ook reikt, toch zie ik niets anders, en die hutten lijken op elkaar als twee druppels water. Zoals ik zie, rusten de ovaal ronde daken allen op robijnzuilen van ongeveer zeven man hoog en ook die zuilen zijn allemaal eender! Van mensen en andere levende wezens is tot nu toe nog niets te ontdekken, maar ze moeten er toch wel zijn, -want dat blijkt al uit de buitengewone beschaving van deze ontzettend uitgestrekte landen!
Hoofdstuk 138: De zelfverloocheningschool in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Dat toch wel niet, Mijn allerliefste Jarah, want zij behoren niet tot een onrijp, maar tot een helemaal rijp volk. En de zielen van een rijp volk komen, als zij eens in alle slechtheid zijn gestorven, door hun eigen wil in de diepte der aarde. Want omdat zij pure materie zijn geworden, is dat hun element, en zij willen en kunnen daarvan niet scheiden. Wel zal er alles, ja zelfs het uiterste aan gedaan worden. Alle kwellingen en smarten worden op hen losgelaten om hen los te maken van de materie. En als er een van de materie los komt, dan komt ze in de scholen die op het geestelijke deel van deze aarde bestaan. Pas daarvandaan gaat ze dan verder naar de maan. Als ze daar iedere graad der zelfverloochening heeft doorgemaakt en daarin sterk is geworden, wordt ze naar een volmaaktere planeet verheven en daar in de ware wijsheid onderwezen.
Hoofdstuk 140: Ontwikkelingsperioden in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...