Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11264 resultaten - Pagina 12 van 751

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[8] Omdat Ik bij Mijzelf wel wist dat ook veelleerlingen zich daarover ergerden en onder elkaar mopperden, zei IK tegen hen: 'Hoe kunnen jullie je daarover nu ergeren?! (Joh. 6,61) Zei Ik dan niet tegen een van Mijn leerlingen, dat deze mensen nog lang niet rijp zijn voor de innerlijke opname van het rijk van God?! Ik heb ze nu echter allemaal behoorlijk geschokt - wat hen nog erg bezig zal houden en rijper zal maken voor de toekomst. Want Ik moet de mensen toch eerst voor Mij voorbereiden, zodat zij daarna de diepere geheimen van het rijk van God des te gemakkelijker zullen kunnen begrijpen. Ik vraag jullie nu alleen watje wel zou zeggen als je Mij, als de Mensenzoon die Ik nu voor jullie ben, weer zou zien opstijgen naar waar Hij eerder van eeuwigheid was?'(Joh.6, 62)
Hoofdstuk 45: Het oordeel van het volk over de woorden van de Heer (Ev.Joh. 6,59-64) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Toen zeiden DE LEERLINGEN, behalve de joodse Grieken en de twaalf: 'Ja, in dat geval heeft het geen zin dat wij met Hem rondtrekken! Het harde en ongelooflijke begrijpen wij niet -en daarom kunnen wij het ook niet geloven. Hem volledig zuiver liefhebben is ook niet zo makkelijk, omdat Hij Zich tegenover ons nu echt op een wijze gedraagt die ons weinig voor Hem kan innemen. Daarom doen we er goed aan weer op Mozes terug te vallen, want hij is voor ons duidelijker en begrijpelijker. God liefhebben betekent toch alleen maar Zijn geboden houden, en daarom hopen wij eens ook zonder het geloof aan deze raadselachtige lessen zalig te worden.'
Hoofdstuk 46: Een beproeving voor de leerlingen van de Heer (Ev.Joh. 6,65-70) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] IK zei: 'Zo is het bepaald niet; want het is immers juist de wil van de Vader dat ieder mens net zo volmaakt zal worden als Hij Zelf in de hemel volmaakt is. En de tijd zal leren dat Mijn echte leerlingen nog grotere dingen zullen doen dan die Ik nu doe! Die tijd is echter nog niet gekomen maar zal niet zo erg lang meer op zich laten wachten. - Nu houden we daar echter over op en eten en drinken zoveel we lusten en nodig hebben!
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen zei IK: 'Maak je daarover maar geen zorgen! Dit ondier woont op de diepste plaats van de zee en komt ongeveer iedere honderd jaar bij bijzonder grote stormen, die onder water hun oorsprong hebben, pas te voorschijn, iets wat op binnenzeeën een zeer zeldzaam verschijnsel is. Zo nu en dan, als deze ondieren honger hebben omdat zij op hun diepte te weinig voedsel vinden, komen zij wel aan de oever en roven daar schapen, lammeren en kalveren, ook ezelsveulens en varkens; mensen en grotere dieren grijpen ze echter slechts zelden of helemaal niet. Maar van nu af aan zal het nooit meer te voorschijn komen, want zijn tijd van leven is voorbij; daarom hoef je er ook niet bang voor te zijn. Stuur de overste echter pas over een paar dagen een edelvis, dan zal hij daarmee volkomen tevreden zijn. -Maar nu kan iedereen weer een vraag stellen als hem nog iets niet duidelijk is; want vanaf morgen zullen we hier een aantal dagen rust houden en weinig over geestelijke zaken spreken!'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Kijk naar die wolkjes daar in het oosten, hoe zij nu eens groter, dan weer kleiner worden, en vervolgens helemaal verdwijnen! Dat zijn eveneens Gods gedachten, die, door Zijn wil slechts heellichtjes uit de lucht samengetrokken en in een vluchtige lichamelijkheid overgaand, in steeds veranderlijke vormen voor ons zichtbaar worden. Deze vormen liggen duidelijk dichter bij de oorspronkelijke, geestelijke elementen dan de massieve bergen en alle andere scheppingen die ons hier aan alle kanten omringen; maar toch is hun bestaan nog onvolkomen en zij moeten eerst, door zich meermalen in een andere vorm te manifesteren, zoals bijvoorbeeld in regendruppels, overgaan en dan als voedingsstof in de een of andere plant een meer bepaalde, bestendiger vorm aannemen, en zo tot aan de mensen opklimmen, van waaruit zij dan als volledig vrije, zelfstandige en zelf vrij denkende, vrij willende wezens voor eeuwig onveranderbaar en bestendig in het zuiver geestelijke en aan God gelijke kunnen en ook zullen overgaan.
Hoofdstuk 75: Over het juiste bekijken van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] DE VROUWEN zeiden: 'Natuurlijk willen wij dat liever, maar wie zal ons voor werken der waarheid iets geven?! Wij weten allang dat onze goden niets meer met waarheid uitstaande hebben. Maar wat hebben wij daaraan?! Waar halen we betere vandaan, die meer met de waarheid overeenkomen? Deze onware hebben ons toch in leven gehouden; hoe zullen de ware, die we nog niet hebben, ons dan in leven houden?'
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Ja, wat moet Ik met jullie blinden doen? Als de nacht jullie liever is dan de levensdag, heb dan maar weer jullie dode afgoden! Jullie zullen echter ook beleven dat er weldra een tijd zal aanbreken waarop het volk hierheen zal komen om zelf de hand aan deze afgoden te slaan, - maar ook aan jullie! Als jullie je daarentegen, ten eerste met hulp van deze betrouwbare getuigen en ten tweede ook met Mijn onzichtbare hulp, aan datgene zouden houden wat Ik jullie voorlopig in het kort heb aangeduid, zouden jullie gered zijn; maar als jullie ondanks dat alles liever jullie goden hebben, zullen zij ook ogenblikkelijk op hun oude plaats staan!'
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen DE VROUWEN, KINDEREN EN OOK DE BEDIENDEN de zaligheid van Mijn woorden in zichzelf waarnamen, zeiden zij: 'Ja, waarlijk, waarlijk, o grote, van God vervulde Meester, zoals U, kan geen mens spreken! Wie U slechts hoort, heeft geen ander teken meer nodig, omdat de woorden hem al het meest duidelijke bewijs geven wie achter degene verborgen moet zijn, die tot het uitspreken van zulke woorden in staat is. Het lijkt wel of U een mens bent, maar eigenlijk bent U alleen vanwege Uw geheiligde huid, een mens in onze ogen; maar onder Uw huid is bij U alles God, en oren die er voor bestemd zijn om datgene te horen wat inwendig in de mens is -zoals gedachten, wensen en besluiten, die hij hardop door woorden uit -, vernemen uit Uw mond alleen zuiver goddelijke zaken, en dus bent en blijft U, o grote Heer en Meester, voor ons de enige God! En onze latere nakomelingen zullen beslist nog met alle levenswarmte en -gloed vertellen, hoe wij, hun voorouders, werkelijk God gezien en met Hem gesproken hebben, en van Hemzelf onderricht hebben gekregen, en hoe WIJ Hem goed herkend hebben aan Zijn woorden en aan de tekenen die Hij voor onze ogen heeft gedaan. ,
Hoofdstuk 103: Het goede getuigenis van de priestervrouwen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Maak je daar maar niet druk over; want ze zouden allang hier voorbijgedreven zijn als Ik het hen ondanks al hun moeite niet belemmerd had verder te varen! Maar nu komen ze heel langzaam toch dicht bij ons in de buurt en we zullen ze dan wel weten tegen te houden!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Bespaar je de moeite, want Ik weet immers toch al wat jij nog een tijdje hier in deze zaal zou willen houden! Kijk, deze hemellichamen zou je zo willen bewaren! Ja, ze zullen voor jullie verdere voorlichting nog een jaar lang zo blijven! Maak er gedurende die tijd een afbeelding van; daarna zullen deze wonderbaarlijke exemplaren echter verdwijnen, zoals ook eens deze hele zichtbare hemel en deze aarde zullen verdwijnen wanneer zij alles wat daarin gevangen is helemaal teruggegeven zullen hebben.
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] DE HOOFDMAN zei: 'Vriend, vandaag niet, want vandaag ben ook jij mijn gast; maar morgen zullen wij allen bij jou te gast zijn en overmorgen, als we deze wondermensen beslist niet meer bij ons kunnen houden, zullen wij hen naar Serrhe begeleiden! Maar laten we nu gaan, want ik hoop dat bij mij het bestelde avondmaal al gereed zal zijn!'
Hoofdstuk 135: De persoonlijkheid van God. Gods wil en de wil van de mens. De kracht van de wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Ik en wij allen weten en geloven dat U de zoon van de levende God bent en dat de Godheid in al haar volheid lichamelijk in U woont; maar dat verhindert mij helemaal niet om altijd openlijk tegen U te zeggen wat ons bedrukt, ook al wilt U die druk Zelf vaak negeren. Want zolang wij leven zijn wij mensen en voelen allerlei spanningen; en omdat dat zo is, moet ons ook de vrije keus gelaten worden ons tegenover God te mogen uiten over wat ons bedrukt en pijn doet. Als God ons wil helpen, doet Hij daar goed aan, -en wil Hij dat niet, dan moet Hij zich laten welgevallen dat wij tegen Hem zullen jammeren zolang Hij ons in dit jammerleven zal laten. -Dat begrijpen wij allemaal nu heel goed en wij zullen er ons ook trouw aan houden; maar geef ons in het vervolg geen les meer zonder uitleg! ,
Hoofdstuk 144: De afhankelijkheid van de mens van Gods genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] De mensen zullen ook gewaarschuwd worden door zieners en bijzondere tekenen aan de hemel, waaraan zich echter alleen Mijn geringe aantal volgelingen zal storen, terwijl de wereldse mensen dat allemaal slechts voor zeldzame, natuurlijke fenomenen zullen houden en dat aan iedereen die nog in Mij gelooft, zullen willen wijsmaken.
Hoofdstuk 150: Echte en valse profeten en openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Vervolgens zal er 's nachts meteen weer rondgegaan worden om te offeren, en het blinde, domme volk zal offeren zoveel het maar kan. Maar Mijn vele aanhangers zullen daaraan weinig bijdragen en veel aanwezige Essenen zullen de Farizeeën uitdagen en op hun beurt een prediking houden over de maansverduistering, zoals je die niet zo vaak zult horen; want de Essenen weten precies de oorzaak van de maansverduistering en hebben deze, evenals verscheidene andere, al van te voren herkend, hetgeen zij de priesters in het bijzijn van het volk zullen meedelen.
Hoofdstuk 156: De op handen zijnde maansverduistering - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Maar deze grote bezoeking, die met zekerheid komt, zal het gemoed van de mensen in dit land toch niet zo verwoesten als het geval zou zijn wanneer Ik thans hun tempel zou laten verdwijnen; want het eerstgenoemde zullen zij toeschrijven aan de wreedheid van de Romeinen, en dan zullen er zich velen weer tot God bekeren. Maar het laatstgenoemde gericht zou hun de weg tot God geheel versperren; want zij zouden het uitleggen als een overduidelijk, onverzoenbaar gericht van Jehova, en ook voor vaststaand aannemen dat Hij Zijn grote, onverzoenlijke toorn juist daardoor te kennen had gegeven door voor hun ogen -en bovendien ook nog op een belangrijk feest! -de tempel met het allerheiligste zuiver door Beëlzebub te laten weghalen en hen zo allen aan hem over te leveren.
Hoofdstuk 153: Voorspelling van de Heer over het gericht over de joden. De vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...