Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6808 resultaten - Pagina 13 van 454

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[13] Wie op God vertrouwt, wordt ook door God vertrouwd en Hij verlaat hem niet en stelt hem nooit teleur! Maar degenen, die net als jullie, wél geloven dat God een God is, maar Hem niét volledig vertrouwen, omdat hun eigen hart zegt dat ze niet waard zijn door God geholpen te worden, die helpt God ook niet; want ze hebben geen vertrouwen in God, maar alleen in hun eigen kracht en middelen, die ze voor bepaald heilig en onkwetsbaar houden en ze zeggen: 'Mens, als je wilt dat je geholpen wordt, help jezelf dan; want ieder mens is zichzelf het naast en zorgt eerst voor zichzelf!' En voordat hij klaar is met het zorgen voor zichzelf, gaat de hulpbehoevende te gronde!
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Hoewel niet ieder deze lessen begreep, is het is wel te begrijpen dat ze toch heel positief en dankbaar aanvaard werden. Zelfs de Farizeeën en schriftgeleerden verbaasden zich zeer over Mijn wijsheid, en vroegen zich af waar Ik die vandaan haalde, Want ze kenden Mij, Jozef en Maria en alle kinderen van Jozef, en daarom zeiden ze dan ook tegen de leerlingen: 'Het is werkelijk niet te begrijpen! Zijn vader stond bij zijn vakgenoten bekend als een bekwaam ambachtsman, een buitengewoon trouw, redelijk en eerlijk mens, daarbij ook een strenge Jood die heel gewetensvol rekening hield met Mozes en de profeten voor zover hij met deze bekend was. De een of andere bijzondere wijsheid was bij hem nooit waargenomen; en zijn andere vier eigen zonen, die herhaalde malen bij ons werkten, zijn van ieder spoortje wijsheid net zo ver verwijderd als zon, maan en sterren van de aarde.
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] En Ik zei tegen hem: 'Vriend, je was bij Johannes toen men hem het bericht van Mij overbracht dat Ik de mensen doopte, en dat velen Mij volgden! Zeg hier nu eens hardop: wat gaf Johannes voor antwoord?' De leerling van Johannes zegt: 'Toen sprak en antwoordde Johannes: 'Een mens kan niets nemen, tenzij het hem door de hemel gegeven wordt. jullie zijn mijn getuigen, dat ik gezegd heb dat ik de Christus niet ben, maar alleen vóór Hem uitgezonden. Wie de bruid heeft, die is de bruidegom; de vriend van de bruidegom hoort hem staande aan en verheugt zich over de stem van bruidegom! Die vreugde is nu de mijne! Hij moet groter worden, ik moet echter kleiner worden! Die van boven neerdaalt, is boven allen; wie van deze aarde is, is slechts van deze aarde en spreekt alleen maar over deze aarde. Alleen Hij, die van de hemel komt, is boven allen!'
Hoofdstuk 123: Het getuigenis van Johannes de doper. (29.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Het is nu eenmaal zo, dat degene, die met een volle buik rondloopt, niet in het minst merkt, hoe de arme pijn heeft van de honger en hoe zijn maag brandt! Ook merken jullie, die goed gekleed zijn, geen koude als de winter komt; want je hebt heel veel middelen om de winter aangenamer voor je te maken dan de hete zomer. En als er een half naakte bevend van de kou bij je komt, en zijn nood klaagt en je vraagt om warme kleren, dan ergert je dat, en je geeft hem een nijdig antwoord en zegt: 'Ga weg, jij lui mens! Als je in de zomer gewerkt had, dan zou je in de winter geen nood lijden! Bovendien is het heus zo koud niet, een bedelaar moet niet zo week en kleinzerig zijn!'
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Maar Matthéus zegt: 'Voor niets heb ik het gekregen en ik geef het ook voor niets weer weg; maar er gaat geen druppel naar de hogepriester in Jeruzalem! Hij zou al toevallig als gast hierheen moeten komen, om net als ieder ander bediend te worden; maar dan wel net als ieder ander gewoon mens, nooit als Joodse hogepriester, want die is voor mij een verwoestend ondier en een geestelijke moordenaar van zijn eigen geloofsgenoten!'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Deze woorden maakten dat allen een luid 'hoera' en 'gezegend is hij' riepen en zeiden: 'Dat is goed gesproken, en wie zijn eigen goede en wijze woorden toepast, is waard een mens der mensen genoemd en ook als zodanig gekroond te worden! Dat u gezegend moge zijn en lang moge leven, u mens der mensen!'
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Wie Mij liefheeft, heeft ook Degene lief Die in Mij is, en Deze is het eeuwige leven. AI stierf hij dan ook duizendmaal in de liefde voor Mij, dan zal hij toch in eeuwigheid leven.' Bij de omstanders waren er velen, die bij het horen van deze woorden bij zichzelf dachten: 'Wat betekent dat? Kan een mens dat wel zeggen? Maar kan een mens wel doen wat hij doet?!'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ze zwegen wel de paar dagen dat Ik met Mijn leerlingen in het huis van de overste verbleef. Toen Ik daar echter wegging, werd dit voorval snel bekend in heel Galiléa. (Matth. 9:26) Dat had Ik wel kunnen verhinderen, als Ik de vrijheid van wil van de mensen beperkt zou hebben, wat zeer weinig moeite voor Mij geweest zou zijn; maar omdat Ik de vrije wil van de mens eerbiedigen moet, zonder welke de mens een dier zou zijn, moest Ik zonder meer toelaten dat Mijn ordening verbroken werd, wat de zaak geen goed deed.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] En hun ogen werden geopend (Matth. 9:30), zodat ze alle dingen net zo goed zagen als ieder mens die volledig gezonde ogen heeft. Toen ze nu de weldaad van het licht der ogen ondervonden en met grote verbazing de schepping begonnen te bekijken, dachten ze echter ook bij zichzelf, dat ze Mij de hoogste en nooit eindigende dank schuldig waren, en daarom wilden ze Mij alles geven wat ze door hun bedelarij verkregen hadden. Want van nu af aan zouden ze nooit meer bedelen, maar met de kracht van hun gezonde handen in hun onderhoud voorzien.
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen deze twee nog maar net het huis hadden verlaten, brachten anderen, die juist waren aangekomen, een mens die stom en tevens bezeten was. (Matth. 9:32) Er waren echter ook verscheidene Farizeeën en schriftgeleerden, die wij twee dagen eerder in het huis van Matthéus achtergelaten hadden, nagekomen om te zien wat Ik thuis zou doen en waarheen Ik verder zou gaan. Zij kwamen voor het huis de twee blinden tegen, die hen meteen vertelden, dat er nu een stomme en tevens bezeten man genezen zou worden; maar over zichzelf zeiden ze niets, want in hun hart waren ze nog te bang om daarover iets te vertellen.
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen strekte Ik een hand uit over de bezetene en zei: 'Ga uit deze mens, jij onreine, boze geest!' Daarop schreeuwde de geest: 'Waar moet ik dan heen?' Ik zeg:' Daar, waar de zee het diepst is, daar wacht een monster op je!' De boze geest schreeuwde nog één keer en verliet toen de mens.
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De mens kreeg meteen een heel vriendelijke gelaatsuitdrukking, begon heel dankbaar te praten, en gaf met de vriendelijkste woorden iedereen een gepast antwoord, en allen overtuigden zich ervan dat zijn doof en stomheid geheel en al verdwenen waren.
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De Farizeeën maakten snel voort toen ze dit bericht hoorden, opdat ze niet te laat zouden komen. Toen ze in de kamer kwamen, herkenden ze de bezetene die stom was, en ze zeiden: '0, die kennen we al heel lang! Geen macht kan hem helpen! Als zijn duivel wild wordt dan ontwortelt hij bomen, en geen muur en geen ketting is hem te sterk. In het vuur verbrandt hij niet, en de vissen zijn te beklagen als hij het water in gaat. Zijn beste eigenschap is nog, dat hij stom en doof is; want als hij kon horen en praten, dan zou geen wezen op aarde veilig voor hem zijn. O, het is een verschrikkelijk mens! Alles slaat voor hem op de vlucht; zelfs de verscheurendste dieren vluchten voor hem. Wil hij die gaan genezen? Die kan alleen maar door de opperste duivel genezen worden! ,
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De Farizeeën ergerden zich ontzettend over al die verbazing, en ze konden hun woede niet meer beheersen en zeiden daarom tegen het volk: 'Hoe kunnen jullie toch zulke blinde dwazen zijn! Hebben we jullie niet direkt toen we deze kamer binnenkwamen luid en duidelijk gezegd, wie alleen in staat zou zijn om die bezetene te genezen? We hebben jullie gezegd, dat alleen de opperste duivel dat zou kunnen! Hij genas weliswaar de bezetene, maar hoe?! Hij heeft met behulp van de opperste duivel deze duivel uit die mens verjaagd!' (Matth. 9:34)
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Een kritisch mens zou hier kunnen vragen: 'Waar is dan het echte origineel gebleven? Bevindt het zich nog niet ergens op aarde. en was het bij het toenmalige aantal mensen dat de heilige geest ontvangen had. voor God dan onmogelijk om het oorspronkelijke evangelie woordelijk te reproduceren?'
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...