Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 13 van 132

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] JOSOË zegt: "Dat betekent, dat er in de hemel geen materie binnen kan komen. Daarom lost deze engel iedere stoffelijke spijs vooraf op in iets geestelijks en neemt daarvan dan alleen het zuiver geestelijke op. De jongeman is een zuiver geestelijk mens uit de hemelen en is als zodanig ook een beeld van de hemel op heel kleine schaal. 'De spijzen komen overeen met ons wereldse mensen, nu nog begraven in onze materie. Die materie is weliswaar, net als deze spijzen, al goed voorbereid aan de vuurhaard van deze grote meester, die ons dat geleerd heeft en Zich lichamelijk nog onder ons bevindt, - maar toch kunnen wij met deze lichamen van ons niet het hemelrijk binnengaan.
Hoofdstuk 195: Materie en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] IK zeg: "Nee, nee, helemaal niet! Je oprechte hart is een open boek voor Mij, en je hebt Mijn beste Josoë zelfs een grote dienst bewezen. Hij was op de door jou zo kinderlijk wijs genoemde punten ook werkelijk wat zwak, en deze zwakheid zou hem in de toekomst op wat kleine dwaalwegen hebben kunnen brengen. Maar nu is hij ook in deze sfeer genezen, en zal nu wel graag een opvrolijkend gesprek met je willen beginnen, want hij weet zich goed uit te drukken."
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] In God is alle oneindige wijsheid, maar in ons bevindt zich daarvan slechts nauwelijks een zonnestofje! Alles wat wij weten bestaat uit losse stukjes, en wij vinden nooit de weg van alp ha naar beta, Iaat staan tot aan omega. Aan de hemel schitteren myriaden lichten, wie kent ze? De twee grote kennen wij nog niet eens, Iaat staan de talloze kleine; maar Gods wijsheid is daar overal net zo thuis als het gezichtsvermogen in het oog!
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Behalve dit merkwaardige verschijnsel vond ik echter ook, dat een aantal niet ontkiemde zaadkorrels jammer genoeg helemaal door de rottingsschimmel verteerd waren, en daarbij was natuurlijk niets meer te vinden waaruit een mogelijke vruchtkiem had kunnen opgroeien. Het ontging mijn scherpe ogen echter niet, dat juist boven zulke geheel verrotte zaadkorrels heel kleine en tere plantjes te zien waren, die uit de aarde opkwamen en met de goede en edele kiemen niet de geringste overeenkomst hadden. Aha, dacht ik, dat is het! Deze valse kiemen zijn zeker ook een produkt van de goede in de vette aarde gelegde zaadkorrels, maar de hongerige aarde heeft zich er alleen maar mee verzadigd, en liet niet toe dat de echte goede kiem ontkiemde. Maar wat heeft zij uiteindelijk daaraan? Op de plaats van de ene edele kiem schieten dertig onedele omhoog en onttrekken zo aan de aarde wel honderd keer meer van de vette voedingstoffen, dan dat ene goede plantje gedaan zou hebben. Want alles wat goed en edel is, is ook met weinig tevreden, wat het ook is.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] JOSOË zegt: "Je hebt weer helemaal gelijk! Maar weet je, zo'n kleine terechtwijzing schaadt hem heus niet, want ik weet dat deze persoon erg vaak voor zijn beurt spreekt. Hij zou altijd wel haantje de voorste willen zijn, en allen zouden bij hem te rade moeten gaan. Dat gebeurt natuurlijk nooit, omdat de anderen veel wijzer zijn en meer begrip hebben dan hij, en dat ergert hem heimelijk. Daarom is hij ook steeds wat bekrompen wraakzuchtig, maar dat helpt hem niet, want hij wordt vooral, net als nu, op een onzachtzinnige manier terechtgewezen door leerling Thomas, die een echt wijs man is!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar Ik weet wel wat je spraakvermogen verlamd heeft. Kijk, eerder was je wat voorbarig toen je van jezelf beweerde, dat je alleen maar voor de waarheid was! Ik toonde je echter dat je nog helemaal niet wist wat de waarheid is, en omdat Jarah, een heel onschuldig meisje uit Genezareth, je vervolgens duidelijk wat beschaamd maakte, omdat zij Mijn vraag aan jou op een schitterende wijze beantwoordde, heb je daarna de moed wat verloren. Maar deze kleine moedeloosheid is in de aard der zaak geen echte deemoed, maar veel meer een heimelijk gekrenkte ijdelheid van je hart! Wel, dat werkt er nu dan ook aan mee dat je zoveel moeite hebt om te besluiten iets te zeggen! Ik wil echter dat je die oorzaak volledig in je overwinnen zult, want het is voor een wat ijdel hart beter om eens uitgelachen te worden, dan om zich op de weg van het triomferende welslagen van alle kanten bewonderd en gevleid te voelen! Praat dus maar, als Ik verlang dat je iets zegt! -En geef ons nu dus over Mijn les van het slavendom toch maar een bepaalde visie!"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Gewoonlijk wordt er al door de eerste zaaiers een niet geheel juist gebruik gemaakt van de wijsheidszaadkorrels, en hun latere opvolgers doen dat nog veel minder. Want als de eerste zaaiers van de wijsheidskorrels een volkomen juist en goed gebruik gemaakt zouden hebben van de vruchten daarvan, dan zouden al hun opvolgers ook alleen maar het juiste en goede gebruik daarvan gemaakt hebben. Omdat echter door een onjuist begrip de profeten al fouten tegen hun slecht begrepen leer gemaakt hebben, waren zulk soort kleine fouten beslist de oorzaak van de grote, die volgden bij de latere opvolgers.
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Maar omdat U, o Heer, nu al zo vrijgevig geworden bent met de onthulling van de diepste en verborgenste waarheden, geef ons allen dan ook nog een kleine opheldering over de zogenaamde 'Val der engelen', de eerste geschapen wezens, vervolgens over de 'Val van Adam' en daarna over de zogenaamde 'Erfzonde', die als een slecht erfdeel op alle latere mensen is overgegaan. Als het niet te laat is en wij dat ook maar enigszins kunnen begrijpen, doe dan nog een keer Uw heilige mond open en geef ons een paar goede aanwijzingen, opdat wij ook daar wat meer van weten dan wat iedereen weet!"
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "De val van de eerstgeschapen geesten, ofwel van de vrije en tot leven gebrachte ideeën van God in de eindeloze ruimte, is de grote scheiding waarvan Mozes zegt: 'Toen scheidde God het licht van de duisternis!' Hoe dat echter begrepen moet worden in de ware zin van de goede en correcte overeenkomst, heb ik jullie allen reeds voldoende getoond. Het gevolg daarvan -de noodzakelijke materiële wereld, diens grote en kleine delen zoals zonnen, aarden en manen en alles wat daarin en daarop is -is in de eindeloze ruimte verstrooid.
Hoofdstuk 224: De val der geesten, de val van Adam en de erfzonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Slechts één wezen is als echt bestaand, nog een raadsel voor mij, en dat is de satan en zijn duivelscollegium. Alleen daarover, Heer, nog een kleine verklaring en dan is mijn ziel verzadigd tot aan de dood van mijn lichaam! Want dat is mij nog erg onduidelijk. Wat en wie is de satan, en wat en wie zijn zijn handlangers, die men 'duivels' noemt?"
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Leggen we dat nu naast de natuur van de aarde en bedenken wij, wat volgens Uw verklaring de zon, de maan en al de sterren zijn, dan is toch de hele scheppingsgeschiedenis van Mozes zo'n grote onzin, dat er op de lieve aarde zeker geen grotere bestaat en kan zijn! Wie zal dat ooit begrijpen? Onze kleine groep weet dat de aarde geen oneindige kring, maar een zeer grote bal is, zoals U het mij in Egypte toen U nog een kindje was, en later ons allen, zeer aanschouwelijk en waarheidsgetrouw hebt laten zien. Op de aarde wordt het eigenlijk nooit nacht, omdat een deel van de aarde altijd door de zon verlicht wordt. Daarbij is de maan een heel onbestendig baasje en bekommert zich, behalve een paar dagen per maand, bar weinig om de heerschappij over de nacht.
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Zulke krachten, die overwonnen zijn en toch hun verlies niet willen accepteren, zijn dan datgene wat men, in vergelijking met de satan, 'duivels' of 'boze geesten' noemt. -En zo zie je, Mijn beste Cyrenius, dat Ik je nu ook een kleine aanwijzing over de satan en de duivels heb gegeven, zoals je dan ook alleen maar een aanwijzing gevraagd hebt! Als je echter meer wilt, zeg het dan, dan zal Ik er nog uitvoeriger op ingaan!"
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Kijk, er zijn in de eindeloze scheppingsruimte bepaalde oer en tevens hoofdmiddenzonnen, die vanwege hun te grote afstand, hoewel zij onuitsprekelijk veel keren groter zijn dan deze aarde, hiervandaan ternauwernood als kleine glinsterende puntjes worden gezien -en dan alleen nog maar door mensen met heel scherpe ogen! Deze oerzonnen hebben ongeveer een ouderdom gelijk aan de periode van de val van de oergeesten tot op heden. En zie, als men de ouderdom van die zonnen zou willen bepalen volgens de aardse jaren, dan zou men niet eens in staat zijn om over de gehele aarde een getal op te schrijven, waarin de eindeloze hoeveelheid van aardse jaren voldoende uitgedrukt zou zijn! En als je voor iedere duizendmaal duizend aardse jaren een heel klein zandkorreltje zou nemen, en je vulde met die zandkorreltjes de gehele aarde, de zeeën inbegrepen, dan zou de tijdsduur die al die zandkorreltjes voor zouden stellen voor zo'n oerzon nog veel te kort zijn.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: " Je zei toch zelf zo treffend, dat de naar het evenbeeld van God geschapen mens op grond van de hem daartoe verleende vermogens moet streven om God in alles gelijk te worden, en ook zijn kleine zon, die hij in het hart draagt, over alle schepsels moet laten schijnen, en diegene moet zien als zijn naaste -of het een vijand of een vriend is -, die zich in grote nood bevindt en hulp nodig heeft!
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Als men een eerlijk rechter is, met hart en hoofd op de juiste plaats, dan moet men vooraf onderzoeken of iemand van ons vrijwillig of gedwongen een zielig lid van die vereniging werd! Is men een vrijwilliger , dan kan men zeker voor iedere uitgevoerde slechte opdracht van zo'n onaangename club gestraft worden. Is men echter, zoals dat bij ons het geval is, zogezegd met gloeiende ijzers daartoe gedwongen en moet men onder diezelfde dwang de slechte handelingen van de club uitvoeren, dan zou men toch anders behandeld moeten worden dan een vrijwillige slechte ellendeling.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...