Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11480 resultaten - Pagina 13 van 766

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Ik zei: 'Dat een dergelijke catastrofe voor die mensen iets heel ontzettends was, dat is wel zeker; maar het was hun eigen schuld. Ze zijn van tevoren reeds gedurende vele en lange tijden onderwezen, vermaand en gewaarschuwd. Er is hun gezegd wat ze konden verwachten. Maar met hun wereldse verstand hielden ze dat allemaal voor hersenspinsels en onzinnige verhalen van de zieners, die in hun eenvoud en aardse armoede het lichtgelovige volk wellicht alleen maar zulke dingen voorspelden om aanzien te verwerven en in de hoop dat men in hun lichamelijk onderhoud zou voorzien. De hooggeplaatste en voorname mensen geloofden hen niet alleen niet, maar ze vervolgden hen ook aan alle kanten te vuur en te zwaard; ja, ze verzetten zich tenslotte zo sterk tegen alles wat ook maar enigszins naar het geestelijke rook, dat iedereen die het waagde om hardop te spreken of te schrijven over iets wat alleen maar in de verte betrekking had op een geest, zonder enige genade gedood werd, en het was dan ook niet meer mogelijk om het hoofd te bieden aan de te grote hoogmoed en de te onbarmhartige harten van die mensen.
Hoofdstuk 76: Over de bewoners van het vernietigde hemellichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Ik zei: 'Inderdaad, zoals Ik jullie op de Olijfberg al gezegd heb; toch zien jullie temidden van deze vele zonnen ook verscheidene centraalzonnen waar, zoals jullie reeds bekend is, de planetaire zonnen met al hun planeten in grote cirkels omheen bewegen, en ook zien jullie die grotere centraalzonnen weer, waaromheen zich hele zonnegebieden bewegen, en ook een paar van die centraalzonnen, waar hele zonnenallen zich in uiterst grote cirkels omheen bewegen. Maar het zou van weinig of helemaal geen nut voor jullie zijn, als Ik ze jullie nu ook met de vinger zou aanwijzen; wanneer jullie echter in je geest gewekt zullen zijn, zal de Geest van het meest innerlijke leven en alle waarheid jullie zeker in al het licht binnenleiden. En hoe dat mogelijk is en zal zijn, heb Ik jullie op de Olijfberg al enkele malen zelf aanschouwelijk laten ervaren. Hier kan Ik voor jullie alleen maar herhalen dat er in het huis van Mijn Vader heel vele en grote woningen zijn'
Hoofdstuk 94: Een beschouwing van de sterrenhemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Weliswaar hebben wij .ook op de berg en bij de grootse uiteenzetting van de zes scheppingsperioden de aarde wel heel schitterend door U uitgelegd gekregen; maar nu hebben wij van haar tegenwoordige gesteldheid een heel duidelijke en juiste voorstelling gekregen, en die is voor ons ook van groot belang. Wij zullen het nu in de loop van de tijd en door onze invloed op het onderwijs aan de jeugd wel zover brengen, dat men de aarde niet meer zal beschouwen als een grote cirkel met landen, maar als een grote bol, en dat de dag en de nacht niet tot stand komen doordat de zon dagelijkse om de aarde cirkelt, maar enkel doordat de aarde zelfstandig draait om haar as door haar middelpunt, in een tijd van 24 á 25 van onze uren. O, dat is een heel groot voordeel voor ons ware onderwijs; wij zullen ons ook alle moeite getroosten om ervoor te zorgen dat in eerste instantie onze kinderen in alle opzichten een zo juist mogelijk onderwijs zullen krijgen.'
Hoofdstuk 97: Over het materialistische onderzoek van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Ik zei: 'O Mijn vriend, jij bent nu wel heel blij en enthousiast in je ziel en maakt een vergelijking met de ware, eeuwige hemel, door die met deze vergankelijke ochtendpracht gelijk te stellen; en dat is je zeer wel te vergeven omdat je je op deze aarde niet de allerminste voorstelling kunt maken van de eindeloze, onvergankelijke schoonheid en heerlijkheid van Gods hemelen! Als Ik je nu voor maar één ogenblik in de geest daarin zou verplaatsen, zou je niet meer op deze aarde kunnen leven, want de onbeschrijfelijk grote schoonheid van de hemelen, het licht, de vriendelijkheid en het hoogste gevoel van welbehagen van het leven zouden jouw vlees in één ogenblik vernietigen en de zintuigen van je ziel dermate verzwakken en verdoven, dat zijzelf zou neervallen en lange tijd als het ware dood en volkomen bewusteloos zou blijven liggen. Ik zou haar dan de herinnering aan wat ze gezien en ervaren had volledig moeten ontnemen, anders zou een bestaan waar dan ook buiten de hemelen absoluut niet meer mogelijk zijn. Maar daarom moet iedere zielook stap voor stap geleid en gestuurd worden en moet ze puur en zuiver worden als het zuiverste goud, zodat ze dan in staat is om de eindeloze vreugden van Gods hemelen binnen te gaan.
Hoofdstuk 106: Over het leven aan gene zijde (24.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] De ouders kwamen daarop naar Mij toe en zeiden: 'Wij spreken u, onmiskenbaar grote mensenvriend, nogmaals onze buitengewoon hartelijke dank uit voor de grote weldaad die u onze kinderen bewezen hebt, en wij vragen u dan ook, of u ook onze oude moeder en indien mogelijk ook onze brave knecht zou willen helpen; want wij geloven vast en zonder enige twijfel wat onze kinderen over u verteld hebben, en wij worden in ons geloof bevestigd door de aanwezigheid van de ons welbekende Lazarus uit Bethanië en de beide herbergiers, die wij ook kennen. Want deze mannen zouden niet zo gemakkelijk naar ons toe gekomen zijn als u hen niet hierheen gehaald zou hebben. Maar de andere heren kennen wij nog niet nader; alleen zien we onder hen Romeinen en Grieken, naar hun kleding te oordelen. Zij zijn zeker ook alleen maar ter wille van u te voet hierheen gekomen; want zulke voorname Romeinen maken niet gauw een tocht van enkele uren te voet. Maar hoe dan ook, u bent in ieder geval meer dan u lijkt te zijn! Jullie komen zeker uit de omgeving van Bethanië en zijn vast wel moe; willen jullie misschien het huis binnengaan en daar uitrusten totdat het middagmaal helemaal gereed zal zijn?'
Hoofdstuk 111: De aankomst in de herberg (5.3.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarop zei Agricola: 'Dat is niet meer dan juist en billijk; maar mocht er in de toekomst nog eens zoiets voorkomen, en ik hoor dat in Rome, dan zal mijn oordeel heel anders luiden! Want de door ons in naam van de keizer aan jullie verleende volmachten reiken niet zover, dat jullie geheel en al naar eigen willekeur de soldaten mogen onthouden wat hun toekomt en het voor jezelf houden. Alleen in dringende gevallen, als er in een land bijvoorbeeld onrust en opstanden heersen, zou zo'n middel desnoods kunnen worden aangewend, opdat de soldaten de opstandelingen strenger en onverbiddelijk bejegenen. Maar zelfs dan verdient een wijze matiging van te grote strengheid steeds de voorkeur zolang dat maar enigszins mogelijk is; want een te zeer gekweld volk zal voor een regering nooit liefde en aanhankelijkheid aan de dag leggen. Het verborgen vuur van de woede zal in zo'n volk blijven gloeien; zodra het ergens vandaan lucht krijgt, zal het in alles vernietigende vlammen uitbreken, waar dan moeilijk een dam tegen opgeworpen zal kunnen worden. Dat dien jij nu als altijd geldende instructie voor je verdere ambtsuitoefening strikt in acht te nemen.
Hoofdstuk 114: De klachten over Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Maar Ik zei tegen hen: 'Bedanken voor een ontvangen weldaad is mooi, juist en billijk; want men is aan degene die aan iemand liefde betoond heeft, ook weer alle liefde en vriendschap verschuldigd. Maar dat is geen al te grote kunst in het leven; de grotere en meer verdienstelijke kunst in het leven is: zich aan de geboden van God houden. De grootste en meest verdienstelijke kunst in het leven is echter: al zijn vijanden van harte vergeven; waar mogelijk goed doen aan degenen die ons kwaad toewensen en ook aandoen; en voor diegenen bidden en hen zegenen, dIe ons haten en vervloeken.
Hoofdstuk 119: Over weldaden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] De hoofdman zei: 'Heer en Meester! In de grote herberg bij Bethlehem heeft het U maar één woord en wil gekost, en twee zieken, die door alle artsen ongeneeslijk ziek waren verklaard, werden gezond. Aangezien U dat kon, zou het voor U toch ook met hetzelfde gemak mogelijk zijn om te zeggen: 'Luister, duistere zielen! Ik wil, dat het licht wordt in jullie!', en kijk, door zo'n machtwoord, door U met Uw wil uitgesproken, zou er op de hele aarde zeker niet één duister en slecht mens meer bestaan!'
Hoofdstuk 126: De hoofdman van Bethlehem komt naar de Heer toe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Maar de waard zei: 'Daar weet ik alles van en wij zullen daarover praten wanneer het daar de juiste tijd voor zal zijn; maar nu is er iets belangrijkers te doen! Over ongeveer een uur komt de grote Heer en Meester met Zijn leerlingen hier aan, zorg daarom nu voor een goed en rijkelijk middagmaal voor minstens veertig personen -haast je, zodat Hij, als Hij komt, alles in gereedheid vindt! Want jullie weten allemaal wat voor grote weldaad Hij ons huis vorig jaar bewezen heeft, en daarom is het nu ook onze hoogste plicht om Hem zo goed mogelijk metterdaad onze dank te betonen!'
Hoofdstuk 159: Onderweg naar de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Eén van hen zei: 'Beste Meester, u hebt gemakkelijk praten, omdat God u alles geeft waar u Hem op uw geheime manier om vraagt! Maar wij mensen kunnen offeren, bidden en smeken zoveel we maar kunnen en willen, dat helpt ons allemaal niets; want God let niet op ons, hoewel wij de wetten van Mozes nog zo veel als maar mogelijk is trouw in acht nemen. Maar het was in de tijd van de profeten ook ongeveer zo: God heeft altijd alleen de gebeden van de uitverkoren profeten verhoord; maar de leken hebben hun leven lang kunnen bidden en smeken om het een of ander en hebben toch niets ontvangen. O, het zou ons duizend keer liever zijn als God in geval van nood steeds onze beden zou verhoren dan dat wij, omdat God ons niet verhoort, hulp moeten zoeken bij de zwakke mensen, die ons maar zelden kunnen helpen! Maar wat kunnen en moeten wij anders doen, als wij maar al te duidelijk inzien dat al ons bidden en smeken ons geen hulp in onze grote noden verschaft?'
Hoofdstuk 160: Over godsdienst en zinvol bidden (15.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Maar wij zullen alles op alles zetten om zoveel mogelijk zaad van het levende woord in de aarde van de mensenharten te strooien, zodat zich daaruit zo spoedig mogelijk de grootste gevechten tussen licht en duisternis onder de mensen kunnen ontwikkelen. Alle graven moeten opengaan en zelfs aan de doden moet Uw evangelie verkondigd worden, en de zee moet de doden die ze verslonden heeft, aan het grote licht uitleveren! Ik bedoel hiermee niet het gebeente en het allang vergane vlees ervan, maar de zielen; ook daaraan moet Uw woord in de geest verkondigd worden!'
Hoofdstuk 163: Over de wederkomst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Maar nu is er nog iets belangrijks; als dat ook overeenstemt, dan heb ik wat ik hier kwam zoeken! De eerder genoemde koning, aan wie ik de volste verzekering gaf dat ik zo spoedig mogelijk alles in het werk zou stellen om de grote wonderman zelf te leren kennen, schreef een brief met het opschrift: 'Aan de goede heiland Jezus te Nazareth in Galilea'.* (Zie ook het boekje Brieven van Jezus en Abgarus, in het Nederlands uitgegeven door uitgeverij Ankh Hermes.) Deze brief heb ik bij mij en ik zal hem direct laten zien. Maar eerst moet ik nog een omstandigheid vermelden, die mij toch van wezenlijk belang lijkt.'
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Alles zou derhalve door de kracht van de aarde, de zon, de elementen en de planeten en alle andere hemellichamen ontstaan zijn. Deze zijn volgens hen in zichzelf nog heel grof en ruwen nemen pas in hun voortbrengselen een soort verzachting en ontwikkeling aan; maar zelfs de meest voegzame voortbrengselen zouden uiteindelijk nog veel te zwak zijn om zich tegenover de grote grofheid en ruwheid van de eerder genoemde oerkrachten te handhaven, en ze zouden zich tenslotte moeten laten welgevallen om door die krachten vernietigd te worden. Alleen die mens zou gelukkig en wijs genoemd kunnen worden, die de tijd dat hij leeft voor zichzelf zo aangenaam mogelijk weet te maken en als een wereldwijs mens zijn grootste geluk in het eeuwige niet-bestaan te zoeken. En dat is dan ook de achtergrond van waaruit één van jullie filosofen zei: 'Ga heen, eet, drink en doe maar raak; want na de dood bestaat er geen genoegen meer!'
Hoofdstuk 181: Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Toen traden er ook al gauw mensen op die zelf helemaal niet geloofden, maar werkschuw waren en toch op kosten van hun medemensen op de wereld zo goed en aanzienlijk mogelijk wilden leven. Zij leerden de goedgelovige mensen wat hun beviel en hun aangenamer voorkwam, dan het leren kennen van de ene ware God en het handelen volgens Zijn wil; want het handelen volgens Gods wil vereist een grote zelfverloochening, zonder welke niemand God boven alles en zijn naaste als zichzelf kan liefhebben.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Dat zag de man zonder armen wel in, maar toch zei hij tegen de overste: 'Als die grote Heer en Meester jou zoveel macht verleend heeft om zulke kreupelen, zoals wij eerst waren, doorjouw woord en door het opleggen van jouw handen plotseling en wonderbaarlijk te genezen, wat eigenlijk toch ook overeenkomt met een volledig nieuw scheppen, dan zou het toch ook mogelijk zijn om mij mijn verloren gegane handen terug te geven; dat zou waarschijnlijk voor jou en die Meester net zo goed mogelijk zijn als het heel plotseling genezen van onze verlamde en geheel en al kreupel geworden ledematen, zintuigen en zieke ingewanden! Want kijk, ik voel mijn beide verloren gegane handen nog steeds alsof ik ze nog had, en zelfs voel ik af en toe nog als het ware een brandende pijn in mijn beide verloren gegane armen; en zodoende geloof ik dat mijn ziel de handen niet kwijtgeraakt is, ook al heeft mijn lichaam ze verloren.
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...