Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 13 van 1166

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Het zal moeilijk zijn om hier in het Joodse rijk dit zuivere licht uit de hemelen te verbreiden, omdat de oude leer van Mozes al te veel ondergesneeuwd is met onwaarheden en bedriegerijen, waardoor het priesterdom te rijk is geworden en nu te goed leeft. Tevens speelt het priesterdom het altijd heel goed klaar om gemene zaak met de machthebbers te maken en zich vanwege allerlei politieke redenen onontbeerlijk te maken.
Hoofdstuk 124: De juiste wijsheid verschaft de juiste middelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Hoe goddelijk zuiver en heerlijk deze leer ook is en hoe oneindig zaligmakend daarbij, de wereld is te slecht en het zal daarom naar mijn mening altijd een zeer zware taak zijn het vredesevangelie aan de duivels in het dodenrijk te prediken!"
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] In Taurië, waarvan de zuidelijke kant ook onder mijn beheer staat, is het godendom allang ten einde, waaraan de Romeinse dichter OVIDIUS, die zich daar enige tijd heeft opgehouden, door zijn 'Metamorphosen' waarin hij het godendom op een nette en dichterlijke wijze belachelijk maakte - niet weinig bijdroeg. Plato, Socrates en Aristoteles zijn de goden van deze tijd en deze leer past daar heel wel bij, want deze drie geleerden prediken ook maar één God en verwerpen helemaal dat het veelgodendom iets reëels zou zijn en zij zien daarin slechts bepaalde eigenschappen van de ene en enig ware God. .
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] ZAHR zegt: "O, dat begrijp ik nu best, want mijn ziel is toch ook door het grote leed dat wij ondergaan hebben, erg verlicht geworden, en ik begrijp alles nu gemakkelijk. Alleen het meisje met haar reis langs de vaste sterren wil er bij mij nog niet zo optimaal in, hoewel ik het kind geloof en haar in zekere zin ook móet geloven. Maar de manier waarop, is een andere zaak!
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De OVERSTE zegt: "Best, ga dan heen en..leer eerst.al mijn bittere verplichtingen daarin te onderkennen en straf ml], als u ml] kunt bewijzen dat ik één ervan niet' ben nagekomen! Als u wilt lezen, - wij hebben de Schrift bij ons. Als er gevaar voor vernietiging bestaat, is dit het enige bezit dat wij op deze hoogtijdag des Heren bij ons mogen dragen!"
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Na een poosje diep nadenken zegt de OVERSTE: "Hoe kunt u mij nu ten aanschouwe van iedereen bewijzen, dat ik in mijn hart iets anders denk, dan wat ik met mijn mond zeg en dat ik zelf niet geloof, wat ik het volk leer?! Als mijn voorouders zich aan de profeten hebben vergrepen, hetgeen ik niet kan en zal ontkennen, wat kan mij dan daarvoor als schuld ten laste gelegd worden, terwijl ik alle heilige zieners van God steeds zeer hoog heb geëerd?! Als mogelijkerwijs duizenden van mijn collega's datgene wat zij Ieren, niet geloven, wat is dat dan voor bewijs dat ik dat ook niet zou geloven?!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] IK zeg: "Ik zal in je buurt blijven en Mij, net als tot nu toe, als buitenstaander gedragen. Als je nu tegen de middag een schip zult zien aankomen, ga dan naar de oever en ontvang de aangekomenen in Mijn naam. Zeg hen echter, dat ook zij Mij niet voortijdig aan deze mensen moeten verraden opdat de zaak met de Farizeeën niet bedorven wordt. Laat de boodschapper en zanger Herme naar mijn leerlingen gaan, die zullen hem voor ons werk het nodige onderricht geven. Ik ga met Ouran over de toekomstige inrichting van zijn staat spreken en ook met Mathaël en zijn gemalin. -Nu weet je waar je aan toe bent en wat je te doen hebt!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] STAHAR zegt: "Niet alleen niet volledig, maar helemaal niet. Want ik heb nog nooit de eer en het geluk gehad iets dergelijks zelfs maar in een droom te zien, laat staan in werkelijkheid. En al mijn collega 's waarmee ik over deze zaak een eerlijk gesprek heb gehad, konden mij ook niets anders zeggen dan wat ik zelf reeds lang heb ondervonden.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] JARAH zegt: "Ja, Heer, U mijn enige liefde, dat zou wel volkomen juist en eigenlijk het allerbeste zijn, als men maar altijd meteen zo'n zuiver goddelijk advies bij de hand had! Maar wij mensen zijn vaak reeds zo blind - en dat juist op ogenblikken dat wij het scherpst moesten zien -dat wij door alle bomen het bos niet zien! En met onze ware levenswijsheid gaat het op de gewichtigste ogenblikken van ons leven geen haar beter . Daar, waar wij haar het meest nodig hebben, laat zij ons in de steek en als wij haar niet zo dringend nodig hebben, zitten wij vol met verheven gedachten en ideeën! Wat dat betreft is het met ons mensen altijd een vreemde zaak!
Hoofdstuk 170: Het tegenstrijdige tussen willen en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Niemand zal van Mijn leer kunnen zeggen dat zij ook maar iets tegennatuurlijks, onrechtvaardigs en onmogelijks verlangt en toch zullen mettertijd zulke onrechtvaardigheden en onuitvoerbaarheden binnensluipen, dat geen mens die helemaal zal kunnen nakomen.
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] KISJONAH zegt: "Ja, ja, ik vind daar geen onjuist beoordeelde zaken in! Ik ben weliswaar absoluut geen filosoof, maar toch zegt mijn natuurlijke, wereldse verstand mij dat je nu heel wijs hebt gesproken en ik ben blij, dat ik aan jou zo'n wijze vriend en broeder in de leer heb. Thuis zullen we er nog veel over kunnen praten, maar nu zie ik toch weer uit naar een levenswoord uit de mond van de Heer!
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] IK zeg: "O, helemaal niet. Ten eerste houdt Mijn orde in, dat, wil iets voor jullie een levensdoel te hebben, het juist ook door jullie mensen ten opzichte van Mij vrij ontwikkeld en aanschouwelijk gemaakt moet worden en ten tweede is die zaak zeker niet zo moeilijk als jij je met je verstand voorstelt. ...
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] IK zeg: "Weet de tempel dan niet, dat Ik al ongeveer negen maanden Mijn leer verkondig?! Ga dáár maar eens heen en win dáár inlichtingen in! Daarvandaan komen alle kwade en valse berichten over Mij, over Mijn daden en ook over jullie, Romeinen, omdat zij weten dat jullie niet tegen Mij zijn! Johannes de doper zou nog leven als de tempel niet de moeder van de mooie Herodias in de arm had weten te nemen!
Hoofdstuk 198: Schabbi blijft achterdochtig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Alles is afkomstig van de tempel en diens armen rijken ver over de aardbodem, maar weldra zal men ze een heel stuk korter maken! Kijk, zó staan de zaken en nu zul je hopelijk inzien, dat met deze mensen weliswaar wat moeilijk tot overeenstemming is te komen, maar het is geen verloren moeite! En zij moeten op de juiste weg gebracht worden omdat het anders echt niet goed zou zijn voor Mij, voor Mijn leer en voor jullie!
Hoofdstuk 198: Schabbi blijft achterdochtig. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] SCHABBI zegt: "Ja, je pijl kon wel eens niet zo ver van het doel gevallen zijn! Die plotselinge genezing van beiden alleen maar door iets te zeggen, is meer dan alle menselijke wijsheid kan bevatten! Nu wordt onze redding me ook wat duidelijker. Een mens, die zo'n kracht heeft in zijn wil dat zelfs de ruwe materie zich daarnaar moet voegen, moet hoger staan dan alle andere mensen op aarde. In hem moet een overvloed aan goddelijke kracht aanwezig zijn en zijn ziel moet de levenskrachtige afdruk zijn van de goddelijke wil, -of zij is de godheid zelf! Met mijn voorzichtigheid ben ik misschien wel wat te ver gegaan, maar daarmee kan ik toch onmogelijk hebben gezondigd, want ik wilde het goddelijke, dat voor de heidenen wel eens een verschrikking zou kunnen zijn, daardoor beschermen en het niet door zulke onmensen laten besmeuren, hetgeen noch in ons belang noch in dat van de verheven zaak van het geloof zou zijn geweest!
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...