Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 13 van 108

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Als de jonge Farizeeërs en levieten de tafels zo rijkelijk beladen zien met heerlijk toebereide vissen, met brood en met wijn, zegt HEBRAM: "Nou, erg behoeftig leven de leerlingen van de Meester uit Nazareth ook niet! Nu is er helemaal geen reden om ons nog langer er van af te houden in de eerste plaats Romeinse soldaten te zijn en daarbij met hart en ziel Zijn leerlingen! Hoe vaak hebben we niet in de tempel ter meerdere ere van Jehova moeten vasten en hier wordt niet gevast, hoewel het voor de Joden vandaag op de voorsabbat voorgeschreven is om streng te vasten! En toch wordt God daardoor zeker niet onteerd, want anders zou de goddelijke geest door de mond van onze Heer en Meester dat niet hebben gezegd! Kortom, wat Hij nu ook zegt of wil, wij zullen het altijd doen of wij het nu zoet of zuur vinden! Want de geest die op de sabbat zijn zon net zo op laat gaan als op een werkdag en die zijn winden geen rustdag geeft, staat zeker hoger dan de domme geest van onze tempel die eens voor de juiste heiliging van de sabbat drie voor en drie na rustdagen voorschreef. Omdat de week echter inclusief de sabbat maar zeven dagen telt, vroeg men zich af, wanneer er onder die omstandigheden dan gewerkt moest worden! De domme wetgever zag het onzinnige ervan in en deed daarna veel water in de wijn! Vrede zij met zijn as!
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Neem een pot en vul hem met water. Het water zal rustig in de pot blijven staan en je zult de dampgeesten in het rustige water niet ontdekken. Ook al roer je nog zo ijverig in het water en breng je het in beweging, dan zullen ook daarbij de machtige dampgeesten zich niet aan je vertonen. Zet je het water echter op het vuur dan zal het weldra gaan koken en zodra het kookt zullen de machtige dampgeesten zich boven de heet borrelende oppervlakte van het water gaan verheffen. De nog in het kokende water rustende geesten zullen nu pas de machtige dampgeesten herkennen, die toen het water koud was heel rustig en zonder een.spoor van bestaan in het water rustten en die nu met vele ogen eerst zichzelf bekijken en vervolgens bekijken zij onder zich het door de hitte bewogen water dat hen heeft gedragen. En de nog in het kokende water rustende geesten zullen beseffen dat de dampgeesten voorheen geen andere gewaarwording hadden dan een volkomen een zijn met het koude water.
Hoofdstuk 27: Mathaël over het innerlijke leven van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] MATHAËL zegt: "O ja, o ja, je hebt helemaal gelijk! Kijk, zolang het water in de pot niet verhit wordt, heeft het ook een goed en rustig bestaan, maar komt het vervolgens op het vuur, dan ziet het er echter al gauw heel anders uit. Eenmaal moet de rust verbroken worden!
Hoofdstuk 29: De wijsheid van Cyrenius tegenover die van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Wij moeten doen en daden stellen en wij moeten echt door het water met ons levenswater en door het vuur met ons liefdelevensvuur. Dan pas begint ons levenswater op het vuur van de innerlijke liefde tot God, tot de naaste en tenslotte tot onszelf, te koken en te borrelen, en dáárdoor bemerken wij pas dat er een onverwoestbare levenskracht in ons schuilt, die zich dan pas van zichzelf bewust wordt en de juiste middelen aangrijpt en aanwendt om zich zo voor eeuwig in stand te houden!
Hoofdstuk 29: De wijsheid van Cyrenius tegenover die van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Er zal eens een tijd komen dat de mensen de levenskracht van de dampen van het water in graden zullen meten en z.ij zullen deze beteugelen, zoals de Arabieren hun paarden beteugelen en zij zullen deze kracht voor alle ongelooflijk zware werkzaamheden gebruiken. Ook voor de zwaarste wagen zullen zij de in het water verborgen levenskracht spannen en daarmee met de snelheid van een afgeschoten pijl wegrijden.
Hoofdstuk 33: De voorspelling van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Zij zullen ook voor de grote schepen de levenskracht van het water spannen en zij zal de schepen sneller dan de stormwind over de watergolven jagen, ja, tenslotte zelfs aan iedere storm het hoofd bieden en door zijn vergramde gezicht varen zonder enige schade van betekenis op te lopen. Slechts rotsen en zandbanken zullen voor zulke snelle schepen altijd nog gevaar en schade kunnen opleveren.
Hoofdstuk 33: De voorspelling van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Dan vraagt JULIUS: "Waarom moesten jullie toen eigenlijk het vervloekte water drinken? Wat hebben jullie dan voor strafbaars tegen de tempel en zijn wetten gedaan?"
Hoofdstuk 38: De ondervraging van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Kijk, daar achter jullie staan ook dertig tempeldienaren! Zij behoren reeds tot het vreemdelingenlegioen en zij zijn nu op en top Romeinen. Als jullie dat ook worden, zijn jullie voor altijd en eeuwig geholpen! In Jeruzalem zullen wij nooit meer enig geluk vinden, want jullie kennen de aard v:an de tempel en hopelijk ook die van bijna geheel Jeruzalem, evenals die van het vervloekte water! Welk mens kan dan ook maar ooit de wens hebben het hoofdnest van alle duivels en zonden ooit weer op te zoeken? Willen jullie sterven, ga dan naar Jeruzalem. Willen jullie echter leven en ook het eeuwige leven vinden, wordt dan lichamelijk Romeinen en geestelijk waarachtige Joden volgens Mozes! -Begrijpen jullie dat?"
Hoofdstuk 41: De raad van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De achter Julius staande MATHAËL zegt: "Daarover hoeft u zich niet bezorgd te maken! Wat de getuigen betreft, zijn wij vijven beschikbaar, echter niet om tegen hen, maar om voor hen te getuigen. Kijk, wij waren er zelf oog en oorgetuigen van, hoe zij, om te voorkomen dat zij het vervloekte water moesten drinken, deze opdracht moesten aanvaarden. Wij kennen hen nogal goed, uiterlijk gezien althans, omdat wij vrijwel gelijktijdig met hen zijn uitgezonden om de Samaritanen te bekeren. Zo onschuldig wij vijven zijn aan alles wat er met ons is gebeurd, zo onschuldig zijn zij waarschijnlijk ook. Nu weet u voorlopig voldoende en u kunt in alle rust met uw ondervraging beginnen, zonder dat u zich in het minst behoeft te generen voor onze innerlijk wijsheid."
Hoofdstuk 37: Julius en de twaalf politieke misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Kijk, zolang het water in de pot kookt, kan men verschillende vruchten gaar koken en veranderen in licht verteerbare spijzen. Maar als het water in de pot lauw en tenslotte zelfs koud is geworden, lukt het met meer met het gaarkoken van de vruchten! ,
Hoofdstuk 43: Waarheid is leven, leugen de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De wil van een mens lijkt daarom op het kokende water in de pot. De liefde tot God en tot al het goede van het leven uit God is het ware vuur dat het levenswater in de pot aan het koken brengt. De gaar te koken vruchten zijn die werken en daden waar wij mee instemden, maar die wij nog niet hebben uitgevoerd. Vandaar dat wij ze juist in het water moeten doen zolang dat nog hard kookt, omdat ze anders rauw en onverteerbaar blijven en zo voor het leven geen nut hebben.
Hoofdstuk 43: Waarheid is leven, leugen de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Ik heb zelf een broer, die nu de erfgenaam thuis is. Hij was door de jicht als een soort knol kromgetrokken, hij kon niet liggen of zitten, en van staan was natuurlijk helemaal geen sprake. Wij hielden hem in een hangende korf die met zacht stro was opgevuld. Vaak huilde hij dagenlang, door de ergste pijnen gefolterd, waarna hij dan meestal zo volkomen zijn bewustzijn verloor, dat hij er als een dode uitzag. Alles wat je maar kunt bedenken werd geprobeerd om hem te genezen, zelfs het water van de bron van Siloam -alles echter tevergeefs.
Hoofdstuk 45: De genezing op de gezegende weide. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] RAPHAËL zegt: "Wij zullen het proberen, maar de steller van de vraag moet eerst stevig op zijn benen gaan staan, anders zal de vis maken dat hij omvalt. De edelste vissen uit dit water zijn groot en sterk, zodat een mens ze niet de baas kan. Als Ribar dus goed stevig gaat staan zal direkt een vis van tachtig pond de plaats innemen van zijn nauwelijks tien pond zware steen.
Hoofdstuk 54: Het wonder van de vis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Dan zegt RAPHAËL: "Het zij zoals je gewenst hebt!" -Raphaël had deze woorden nauwelijks uitgesproken, toen een edelvis van ruim tachtig pond in de handen van Ribar, tot schrik en overgrote verbazing van alle aanwezigen, een dermate heftige sprong deed, dat Ribar languit op zijn rug viel. Omdat de vis met geweldige klappen in het rond sprong en zich met zijn staart heftig om en om gooide, vluchtten de toeschouwers naar alle kanten, en ook Ribar, die al gauw weer was gaan staan, toonde geen lust meer om de grote vis vast te grijpen. Maar een zoon van Marcus stond ook dichtbij, kwam vlug met een sterk klein handnet aanlopen, wierp dit over de nog wild rondspartelende vis, omwikkelde hem en droeg hem naar een kuip die vol water stond.
Hoofdstuk 54: Het wonder van de vis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Steeds viel er iets zuivers en goddelijks weg en kwamen er wereldse, menselijke voorschriften voor in de plaats, zodat het enige dat werkelijk voor ons behouden is gebleven, thans alleen bestaat uit de namen, maar verder is alles van Mozes zo goed als verdwenen. Alleen datgene wat de tempeldienaars nog een zeker goddelijk aureool geeft is gebleven. Het strafrechterlijke heeft men in stand gehouden, om daardoor uit hoofde van een als het ware door God gemachtigde betweterij, de mensen op duivelse wijze te kunnen kwellen. Maar het eigenlijke goddelijke is allang volledig uitgebannen. Terwille van de tien geboden van God laat men voor zichzelf geen grijs haren boetekleed meer maken. Echtbreuk bij mensen van aanzien, die zeer rijk zijn, vindt nog wel waardering omdat zulke mensen zich met veel geld vrij moeten kopen van de steniging. Zij krijgen dan alleen maar een zogenaamd vervloekt water te drinken, waarvan hun buik echter niet barst, want dat soort zondaren zijn voor de vele behoeften van de tempel nog meermalen goed te gebruiken! Als daarentegen de hoge dienaars van de tempel echtbreuk begaan, kraait daar nooit enige haan naar, alleen als een arme duivel eens echtbreuk zou begaan, dan wordt deze natuurlijk naar behoren gestenigd.
Hoofdstuk 63: Hebram toont de fouten aan in Risa 's gedachtegang. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...