Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

217 resultaten - Pagina 13 van 15

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15
[8] Ontzet Ik alle regenten onmiddellijk uit hun ambt en leg de macht die zij tot nu toe hebben bezeten in handen van het volk, dan zal dit binnen afzienbare tijd zelf heersen; maar over wie? Dan zal iedereen willen heersen, maar niemand gehoorzamen. Indien het volk echter zou willen heersen en voor zichzelf wetten zou opstellen, wie zal het dan in geval van nood of gevaar kunnen dwingen zich aan zijn eigen wetten te houden? Ja, Ik zeg je:
Hoofdstuk 85: Kritiek van de Heer op Helena's voorstellen. De aarde kan onmogelijk een paradijs zijn zolang ze oord ter beproeving is. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik weet echter heel zeker, dat alles wat U doet welgedaan is. En ik weet ook, dat geen snode daad u ontgaat. Zij, die echter vandaag een zware strijd voeren tegen hun broeders, die ze vijanden noemen, slaat U morgen. En dan verdwijnen ze samen met hun ambt, alsof ze nooit hadden bestaan! Moge Uw allerheiligste naam daarom altijd worden geheiligd!
Hoofdstuk 86: Olafs wijsheid. Een hemelse heildronk. De nieuwe licht en liefdesbrug van de Goddelijke genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[19] 'Goddank! Dat was een brood, zo smakelijk als een rijpe ananas uit Brazilië! Nu echter wil ik, in Gods heiligste naam, ook de wijn aanspreken! Het is bijna meer dan een liter, maar dat geeft niets. Ik heb immers op aarde vaker, bij het uitoefenen van mijn ambt een liter en soms nog iets meer als heilige Sint-Janszegen meegenomen. Vooruit, in Godsnaam! Het zal hier ook wel goed gaan. O jij lief wijntje! Wat een heerlijke goudkleur!'
Hoofdstuk 125: Geestelijk ontwaken van de monnik. Zelfgesprekken als zielespiegel. Christus, het levensanker van de schipbreukeling - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Hoeveel onzin heb ik jullie op aarde voorgezwetst, zodat zelfs hier nog sommigen met een of andere domheid, die ik jullie als priester aanpreekte, opgescheept zitten. Maar dit alles zal hier door mij aan jullie weer goedgemaakt worden. Domheden moeten opgeruimd worden en in plaats daarvan moeten, voorzover het in mijn vermogen ligt, wijze lessen komen. Hij, die mij dit zuiver hemelse ambt heeft gegeven, moge jullie en ook mij voor dit doel sterken!
Hoofdstuk 131: De grote maaltijd. De generaal en zijn vriend Kernbeiss. Thomas dankt hen voor de eerdere kuur. Blik op de aardse hel - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Op de hemelse manier is men enkel en alleen bezorgd om de liefde en het kennen van God. Voor al het andere zorgt de Heer! Volgens de helse manier echter maakt men zich juist zorgen om het tegengestelde. Men wil een zekere verzorging hebben en denkt in het beste geval: als ik eerst maar van alle uiterlijke behoeften verzekerd ben, dan zal ik wel zien of de geest met deze verzorging tevreden is. Wanneer iemand dan een uiterlijke verzorging, die gewoonlijk met een of ander bescheiden bezit verbonden is, verkregen heeft, dan gaat hij al gauw tot een aan zijn bezit gerelateerde hoogmoed over, die hij middels een zekere praal steeds meer versterkt. Om die reden beginnen dan ook jonge beambten evenals nieuwe bedrijfsvoerders, ieder natuurlijk op zijn eigen gebied, steeds meer te snoeven. Al spoedig weten ze niet meer hoe ze moeten zitten, staan, lopen, kijken, luisteren en spreken, opdat men al meteen merkt en in zekere zin zal erkennen en van hun gezicht aflezen hoe bemiddeld zij zijn en welk een belangrijk ambt ze bekleden.
Hoofdstuk 109: Beelden van de eerste en de tweede hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] De prior zegt: o Heer, liefdevolle heilige Vader, ik heb een voorgevoel van iets groters maar durf het nauwelijks uit te spreken. Was het misschien toen ik U als knaapje in mijn hart nog zo innig liefhad dat ik uit liefde vaak in tranen wegsmolt of misschien wel in mijn ambt, als ik eveneens heimelijk zo'n sterke liefde voor U voelde dat ik niet zelden van louter verrukking als het ware ziek werd, of was het misschien in die momenten waarin ik bij het zien van mijn arme broeders tot tranen toe werd bewogen en waarbij ik hen met Uw genade ook zoveel mogelijk de helpende hand bood? Heb ik U in zo'n situatie misschien eens gedragen? Maar dan zou ik toch nog niet weten welke keer het was, dat U o Heilige Vader, zich zo diep hebt vernederd dat U zich door mij zou hebben laten dragen.
Hoofdstuk 1: De Heer op de wonderbare wegen van Zijn liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] De generaal, vertoornd over deze godsdienaren, zegt tegen diegenen die deze lieden bij hem hebben gebracht: 'Wees maar kalm! Jullie weten toch, dat dit papengespuis, op een enkele uitzondering na, op aarde allesbehalve datgene was, wat het zou moeten zijn. Daarom hoeft het jullie ook hier niet te verbazen, dat de allerminste varkenshoeder een heel wat beter christen is dan zo'n paap. Wie heeft Christus gekruisigd? De papen! Om dit werk echter niet te verleren, hebben zij de mis uitgevonden, die niets anders is dan een ceremoniële herhaling van de toenmalige werkelijke kruisiging van Christus. Wat men daarvan verwachten kan, ligt duidelijk voor de hand. Indien iemand een ander oordeelt, moet hij ofwel machtiger zijn dan degene die hij oordeelt, of hij matigt zich het ambt van rechter aan en doet alsof hij de gebieder is over degene die hij op zijn minst in gedachte oordeelt. De paap echter oordeelt Christus de Heer dagelijks en maakt Hem ook weer levend, om Hem vervolgens weer te doden, omdat hij iemand die voortdurend leeft niet kan gebruiken. Is hij dan als Gods rechter niet méér dan God Zelf? Wie kan loochenen, dat het in de alleenzaligmakende rooms-katholieke kerk niet zo is? Indien dit zwarte papendom zich het doodvonnis over God Zelf aanmatigt, kan het ons dan nog verbazen, dat het ook ons naar de hel verdoemt?
Hoofdstuk 123: Een monnik wil voor geld de mis lezen. De generaal gaat tekeer tegen Rome. Robert zou graag helpen. De Heer komt - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Op aarde was ik priester en verrichtte ijverig de mij voorgeschreven dienst. Weliswaar waren daarmee meestal alleen puur aardse belangen gemoeid en van een geloof was eigenlijk nauwelijks sprake, maar desondanks vervulde ik gewetensvol mijn ambt. Maar welk een loon heb ik nu geoogst in het rijk des doods! O God, zo U ergens bent, of onverbiddelijk hard noodlot, waarom moest ik toch een denkend, zelfbewust wezen worden? Waarom moest ik geleid worden door de meest onnatuurlijke levensomstandigheden, die zo zwaar met vervloeking zijn belast? Wie wilde dan, dat ik juist dat, en niet iets anders moest worden? Wat kan een kind er eigenlijk aan doen, dat het blind ter wereld komt en dan geen dokter meer vindt? O hard noodlot, waar ben je, opdat ik mij tot jou kan wenden en je vervloeken kan! Mijn hele leven was tot nu toe een ononderbroken vervloeking, maar ik wil niet meer vloeken, want het is genoeg dat ikzelf een vloek ben.'
Hoofdstuk 125: Geestelijk ontwaken van de monnik. Zelfgesprekken als zielespiegel. Christus, het levensanker van de schipbreukeling - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[14] De franciscaan zegt: 'Dan zou hij net als wij nog in aardse lompen gehuld moeten zijn. Sinds de oude Grieken en Romeinen draagt geen mens op aarde meer een geplooid gewaad. Het moet wel een heel oude burger van deze wereld zijn. Wel, spoedig zal wel blijken wie hij is en wat zijn ambt mag zijn. Ik zal roepen of hij bij ons wil komen!'
Hoofdstuk 139: Het begint bij de graaf te dagen. Een hooggebergte en een paleis worden zichtbaar. Liefdevolle lessen over de ordening in het hiernamaals - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[15] Ik zeg tegen Robert: 'Broeder, als er zulke gasten bij ons komen, mogen brood en wijn niet ontbreken! Ga en breng er voldoende van, zodat allen gesterkt worden voor hun ambt. De vele miljoenen, die zich nu reeds over de meeste noordelijke landen van de aarde beginnen te verspreiden, zullen hun worden toevertrouwd.'
Hoofdstuk 123: Goede missietoespraak van de vijf. Schroom om met zonden beladen voor de Heer te verschijnen. De genadezon van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[21] Heel deemoedig merken de beide bisschoppen op: 'Heer, wij hebben toch ook in Uw wijngaard gewerkt; kunnen wij hier dan ook niet een of ander ambt je krijgen?' Ik zeg: 'Jullie waren weliswaar ook arbeiders, maar de wereld gaf jullie al een goed loon. Hij werkte echter zonder wereldlijk loon. Voor zijn moeite werd hij door de wereld met de dood betaald en dat maakt een groot verschil tussen jullie en hem. Hij is een martelaar; zijn jullie dat ook? Hij is ten offer gevallen aan zijn liefde voor zijn broeders; zijn jullie dat ook?'
Hoofdstuk 115: Over natuurgeesten en de sterrenelementen van mensenzielen. Hoe zich, uit God ook onzuivere wezens kunnen ontwikkelen. Bezoek van de zeventien oude prelaten van Rein. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Keizer Jozef zegt daarop tegen hem: 'Je bent alleen zo nauwgezet in je ambt omdat je met dit werk in je levensonderhoud voorziet! Aan de wet zelf schijnt je weinig gelegen te zijn. Ik zeg je: je bent een slechte dienaar van jouw heer. Wie het goede niet omwille van het goede doet, is nooit zijn loon waard; onthoud dat goed! Neem in het vervolg de wet omwille van de wet in acht en niet omwille van je betrekking, dan zul je een goede dienaar zijn van Hem, die het recht heeft wetten te geven. En nu, adieu! Maak dat je wegkomt!'
Hoofdstuk 110: Een andere geestenscène. De Heer met de Zijnen bij de Reinerkogel. Heilzoekende geesten uit de bergen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Petrus treedt naar voren en zegt: 'Wij komen van boven en komen voor een korte periode naar beneden om de verloren schapen en lammeren te zoeken, om de bokken te tuchtigen en de wolven te gronde te richten.' De geesten zeggen: 'Aha, jullie zijn zeker missionarissen uit Rome, dus door de paus zelf voor dit uiterst gewichtige ambt gewijd?'
Hoofdstuk 109: In Frohnleiten. Kerkelijk-bekrompen geesten. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ik zeg: 'O genoeg, maar er zijn weinig echte mensen onder hen! De beambten willen maar al te gauw hoge heren zijn om meer geld te krijgen. Daardoor zijn hun harten ook meestal van steen en oefenen zij hun ambt vaak onverbiddelijk streng uit, opdat men hen bij een eventuele bevordering voor bekwame mannen mag houden. Slechts weinigen zijn tevreden met wat ze zijn en met wat ze hebben. De meesten willen steeds maar hogerop en kijk, dat is een groot kwaad; het getuigt van ontzettend weinig liefde en van nog minder waarachtige gerechtigheid.
Hoofdstuk 107: Gesprekken over oude en nieuwe tijden. De mensheid was nooit goed, maar wel waren er altijd enkele uitzonderingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Men moet het volk een enorm groot rad voor ogen draaien, handelingen verrichten, die doodsaai en oerdom zijn en het volk iets doen geloven, waarin men zelf met de beste wil van de wereld niet kan geloven. Men moet zich met een op God gelijkend aureool omgeven, terwijl men in wezen ver beneden de waarde van een varkenshoeder staat. Wat is men dan als aartsbisschop en kardinaal? Niets, helemaal niets! Men kan niets en op aartsbisschoppelijke hoogte leert men hoogstens zijn financiën in orde te houden, zijn hoogkerkelijk regiment van een alles verpletterende hoogwaardigheid te voorzien en de hel steeds verder open te houden dan de hemel. Dat is het hoge ambt van een aartsbisschop! Men moet zichzelf toch, als men ook maar enig geweten heeft, alle dagen in het oor fluisteren: 'Wat jij bent, stelt op zichzelf genomen niets voor! Zonder schoenmaker en kleermaker kunnen de mensen moeilijk leven, maar zonder aartsbisschop heel gemakkelijk!' Dat is een onbetwistbare waarheid, maar wie durft het te wagen haar openlijk uit te spreken! Werkelijk, een fraaie zaak voor een man van eer!
Hoofdstuk 72: Migatzi's gesprek met zichzelf. Hij zou graag de Heer willen erkennen, maar is bang voor zijn ambtsbroeders. Jozef helpt hem eruit. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15