Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2200 resultaten - Pagina 13 van 147

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Toen waren alle leerlingen met stomheid geslagen en wisten behalve Simon Juda niet wat ze Mij op deze vraag moesten antwoorden. - JUDAS Iskariot zei tegen Thomas: "Doe nu je mond open! Jij bent toch altijd zo verstandig en wijs! Dat moet voor jou toch een kleinigheid zijn om op de vreemde vraag van de meester een juist antwoord te vinden!"
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Maar IK zeg tegen allen: "Laat dat nu maar rusten, het is bijna middag! De dag is mooi en juist niet te warm, laten we daarom wat in de vrije omgeving rondzien of er ergens een plaatsje te vinden is, vanwaar men een goed vergezicht heeft. Zo'n plaatsje willen we dan voor ons inrichten om daar de dagen, die we hier blijven, met besprekingen van allerlei aard door te brengen. "
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Daarop zocht ieder voor zich een plaatsje, dat hem het makkelijkst leek om te rusten en zo werd het weldra stil op de berg. Alle leerlingen sliepen snel in, alleen Ik bleef wakker en sliep pas tegen de ochtend wat in. Toen Ik bij zonsopgang ontwaakte, was Petrus al ter plaatse met een hoeveelheid brood. Hij ging drie uur voor zonsopgang al de berg af en vond beneden aan de oever van de zee een met brood beladen schip, dat uit Magdala afkomstig was en naar Jesaïra koers wilde zetten. Petrus kocht bijna een kwart van de lading van het schip, en Matthéus, de jonge tollenaar, betaalde alles. Tevens vervoerde het schip goede vers gebakken vissen, waarvan de brave Petrus een hele kist vol kocht, die Matthéus ook betaalde. De bergtop was nu met dit alles voorzien, maar er mankeerde één ding en dat was een goede bron. Op de hele berg, die tamelijk uitgestrekt was, was geen druppel water te vinden en de geringe wijnvoorraad was nauwelijks voldoende voor een halve dag.
Hoofdstuk 170: De wonderbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Na deze loftuiting zegt Cyrenius tegen Marcus: "Maar, oude krijgsmakker, ga jij nu eens naar dat witte muildier daar! Op zijn rug draagt het iets voor jou en je familie. Je hebt lang genoeg ontberingen geleden en je had te kampen met allerlei nood en tegenspoed, maar nu zal deze nu juist niet zo benijdenswaardige toestand in één klap eindigen! In de beide zakken zul je zoveel goud en zilver vinden, dat je daarmee gemakkelijk een beter woonhuis kunt laten bouwen, en bij het nieuwe betere huis, een akker en weidegrond zult kunnen kopen, zodat je met je familie heel goed van de akkerbouw zult kunnen leven! Het meerdere wat de zakken mochten bevatten, kun je als een goed appeltje voor de dorst houden, want zolang wij op deze aarde volgens de wil van de Heer moeten leven, mogen ook de middelen daarvoor niet helemaal ontbreken!
Hoofdstuk 186: Het geschenk van Cyrenius aan Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar wat hij ontvangt krijgt hij niet om het op te hopen, maar om het verstandig en wijs te gebruiken voor het bestwil van zichzelf en anderen. Je zult veel echte armen vinden. Hun nood moet je hart verkwikken omdat je nu geestelijk en lichamelijk de middelen hebt ontvangen om die nood te verzachten en het treurige hart van de arme broeder te verblijden!
Hoofdstuk 186: Het geschenk van Cyrenius aan Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] JOHANNES gaat naar hem toe en zegt: "Kijk, broeder, je hebt het nu wat moeilijk na de zachte terechtwijzing van de Heer, maar besef dat de liefde en wijsheid van de Heer heel goed weet waarom zij jou dit heeft aangedaan. Als je eens goed diep in je hart zou kijken, zou je de oorzaak zonder moeite zelf al vlug vinden!"
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Mij lijkt het, alsof Hij wil, dat ieder mens eerst volkomen zich zelf moet vinden, voordat de Heer tenslotte Zijn al het leven voltooiende hand op hem legt, en met Zijn licht in het hart van de mens gaat wonen.
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] EBAHL zegt: "Verheven gebieder, beslist niet terwille van het aanzien en het hoge ambt van Romeins burger, maar alleen voor de vrijheid die aan ieder Romeins burger gegeven is, neem ik uw voorstel aan! In mijn hart zal ik wel altijd een echte Jood blijven, -want men kan zich niet te weer stellen tegen de heilige overtuiging, dat het echte oude en ware Jodendom waarachtig uit de hemelen naar de mensen kwam, en dat alleen daarin het heil te zoeken en te vinden is. Maar ten opzichte van de buitenwereld wil ik net zo'n Romein zijn als iemand die midden in Rome uit een onbesproken Romeinse geboren is."
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Bij leerlingen die in allerlei wetenschappen goed thuis zijn, is deze mallier van lesgeven wel de beste ter wereld, omdat daardoor de toch nog beperkte leerling bijzonder actief geleid wordt om zelf te denken te voelen en te vinden. Maar als men zo'n manier van lesgeven bij een leerling toepast, die nog niets weet van alle elementaire wetenschappelijke beginselen, dan zou ik toch wel eens willen zien, wanneer en hoe de leerling zich bij zo'n mannier van lesgeven, het alfabet en uiteindelijk het lezen van het geschreven woord, zonder een wonder, op een natuurlijke manier eigen kan maken!
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JARAH zegt: "Ja, mijn lieve Josoë, jij bent een koningszoon en ik slechts de dochter van een Jood, een eenvoudige waard in Genezareth -dus aards gezien zou het wel zeer aanmatigend en brutaal zijn als ik je naderde. Als je echter vanaf je hoogte naar mij arme zou neer willen dalen, dan zul je een paar uitgebreide armen en een open deur in mijn bescheiden armelijke hut vinden!" -Bij deze veelzeggende toespraak zet Josoë grote ogen op en weet nauwelijks wat hij het meisje moet antwoorden.
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] In God is alle oneindige wijsheid, maar in ons bevindt zich daarvan slechts nauwelijks een zonnestofje! Alles wat wij weten bestaat uit losse stukjes, en wij vinden nooit de weg van alp ha naar beta, Iaat staan tot aan omega. Aan de hemel schitteren myriaden lichten, wie kent ze? De twee grote kennen wij nog niet eens, Iaat staan de talloze kleine; maar Gods wijsheid is daar overal net zo thuis als het gezichtsvermogen in het oog!
Hoofdstuk 197: De beperkte menselijke kennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "O, helemaal niet; want kijk eens, het hele gezelschap verheugt zich op jullie gesprek! Ik zeg je: Aan haar zijde zul je datgene vinden, waarvoor je alleen wilt bestaan!" - Pas na deze woorden van Mij staat Josoë vlug op en gaat tussen Jarah en haar engel Raphaël zitten.
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] CYRENIUS zegt: "Maar Josoë, geliefde zoon, je zult toch wel iets weten te zeggen!? Waarlijk, dat voortdurende verontschuldigen van jou wordt me nu een beetje eentonig! Ik weet nu wel uit ondervinding, dat de lieflijke Jarah je ver vooruit is in wijsheid; maar naar mijn weten ben je toch ook niet zo leeg, dat je op zo'n vraag helemaal geen antwoord zou kunnen vinden. Zeg in ieder geval toch iets! Heb je het fout, -nou, dan zijn er toch wijzen genoeg rondom de tafel, die je op de goede weg kunnen helpen!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] En zoals het de domme vrekkige en zelfzuchtige grond vergaat, zo vergaat het ook de mensen op aarde, die zich hier al een hemel vol zalige genietingen hebben willen scheppen! Op het laatst moeten zij allen hun moeitevol verzamelde voorraad toch loslaten, en honderd anderen verbrassen die dan op een vaak zeer liederlijke manier. - Dit is als voorbeeld bedoeld bij mijn komende complete antwoord op mijn vraag. Prent dit beeld goed diep in uw gemoed, dan zult u het antwoord haast vanzelf vinden!" - Allen denken erover na en blijven zich verbazen over de grote wijsheid van het meisje.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] CYRENIUS zegt: "Nou, nou, ik besef wel dat men een hoge graad van wijsheid moet hebben om de vraag van Jarah ook maar enigszins bevredigend te kunnen beantwoorden; maar ik zou het in ieder geval erg prettig vinden daarover een goede uitleg te krijgen. Want over dit punt heb ik nu juist altijd het meest nagedacht, -maar daarbij heb ik ook nog nooit een zelfs maar voor de helft redelijk antwoord gevonden. Ik geloof dat, als buiten onze dierbare Heer en Meester en de aanvallige Jarah, werkelijk niemand de gegeven vraag kan beantwoorden, wij ons allen tot U, o Heer en Meester, moeten richten; U zult ons beslist de ware reden vertellen, zoals U -als mijn geheugen mij niet bedriegt ook beloofd had."
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...