Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1548 resultaten - Pagina 13 van 104

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[14] Kortom, ik droom eigenlijk ook nog meer dan dat ik mij geheel wakker en thuis voel. Mijn ziel beseft nu wel veel, ja, ik overzie de gehele vorm van de aarde, mijn blik dringt tot in haar diepste diepten; ik overzie de maan als een heel treurige, armzalige, kleine wereld, bestemd voor nog kleinere en armzaliger mensen en andere schepsels; ik zie Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus en ik zie daarboven nog soortgelijke, kleine en grote hemellichamen. Saturnus ziet er zeer wonderlijk uit, hij is zeer veel groter dan onze aarde en zweeft precies in het midden van een reusachtige ring, waarboven zo'n zeven manen, groter dan die van ons, ronddartelen als bijen om hun korf; ik zie ook de wonderbaarlijk schone, ver uitgestrekte streken van de grote zon; maar bij al die dingen voel ik me bij lange na niet zo vreemd als hier in de merkwaardige, vreemdsoortige nabijheid van de Schepper van al de talloze werelden en hun wonderen!
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar de opmerking die één van jullie maakte, dat men zich de oneindige macht van de goddelijke geest gemakkelijker in een lichamelijke reus kan voorstellen, dan in de wat kleine, mannelijke gestalte van de Heer, geldt weliswaar voor de zintuiglijke waarneming, omdat iets kolossaals altijd een grotere indruk maakt op de menselijke zintuigen dan iets kleins, maar geestelijk genomen is dat de reinste onzin. -Want de goddelijke kracht heeft het stoffelijke niet nodig om daarmee mogelijkerwijs naar de mate van de hoeveelheid materie meer of minder uitwerking te kunnen hebben. De materie is op zichzelf namelijk slechts iets dat getuigt van de geestelijke kracht van de goddelijke wil, voor wie het niets uitmaakt of hij nu een gehele wereld of een zandkorreltje creëert. Wat zou dan het nut zijn van een lichamelijke reuzengestalte? De goddelijke wil heeft toch slechts in zichzelf een eeuwig onveranderlijk steunpunt nodig om van daaruit via eindeloze stralen overal in de eindeloze werelden en wezensruimte met gelijke kracht en sterkte te werken, en om plaats te bieden aan dit heilige, eeuwigdurende almachtige steunpunt heeft hij echt geen reuzenlichaam nodig.
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Zij gingen naar hun herberg in de stad en kwamen na een uur met allerlei toverrequisieten terug, zoals ik die nog nooit eerder had gezien. Het waren staven, stenen, vreemd uitziende metalen en grote en kleine apart gevormde vaten, waarvan er niet één een mij bekende vorm had.
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] STAHAR zegt: "Ik dank je uit naam van al mijn trouwe collega's en broeders voor deze voortreffelijke troost en ik zie daar op de tafel de grote en gedegen klomp zilver, die de engel voor ons uit de lucht heeft getoverd! Dat zou al een kleine vergoeding voor onze schade zijn, maar ik en wij allen hechten nu al heel weinig waarde aan deze schadevergoeding. Want dat wat wij waren, zullen wij nooit meer worden, want ik denk zo bij mijzelf dat de wijze opperstadhouder met ons allen een heel andere regeling zal treffen. Maar er zal zeker in zoverre voor ons gezorgd worden, dat wij niet zullen verhongeren en het lichaam desnoods kunnen kleden, al het andere vinden wij nu niet meer belangrijk! Ook deze tweehonderd pond zware zilverklomp zullen wij hier voor gastheer Marcus achterlaten, ten dele als verschuldigde betaling voor de spijzen en de drank die hij ons heeft gegeven en verder nog zal geven.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Jouw liefdesbetuiging heeft Mij tot in Mijn diepste innerlijk blij gemaakt en daarmee heb je Mij iets gegeven waarvan de eeuwigheid tot op dit ogenblik geen tweede voorbeeld kent -behalve dan van kleine kinderen, die de Vader eerder herkennen dan de volwassenen. Maar laat je nu ook door Mij omarmen!"
Hoofdstuk 166: Weerzien en kennismaking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Schuin tegenover de linker vleugel van Mijn tafel, dus achter Mijn leerlingen, staat wat naar onderen een kortere tafel met de twaalf waaronder hun sprekers Suetal, Ribar en Baël, en aan de bovenste vleugel vlak achter Ouran is nog een kleine tafel waaraan de arme Herme zit, de bekend~ boodschapper uit Caesarea Philippi, met zijn nu deftig geklede vrouw, drie eigen dochters en een vierde pleegdochter. Zo zitten nu allen die bij Mij behoren, op de juiste plaats.
Hoofdstuk 169: Ernst is beter dan lachen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] CORNELIUS zet grote ogen op en zegt: "Nee, dat zou ik niet achter dit meisje hebben gezocht! Het berekent de grootste getallen ter wereld uit het hoofd, zoals wij de kleine getallen op onze vingers uitrekenen! Zij is Euclides, de grootste rekenmeester, al ver vooruit! Nee, zoiets is me nog nooit overkomen! Heer, zegt U mij of ik dat alles nu zo moet geloven! Mij komt het in ieder geval voor, dat het meisje de spijker aardig op de kop heeft geslagen!"
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Daarom zeg ik en daar blijf ik bij: "Zo waren de mensen altijd al en met kleine verschillen zullen ze ook altijd zo blijven.
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] PHILOPOLD zegt: "Heer! Dat zal allemaal wel juist zijn en het kan ook wel zo zijn dat ik daarvoor de sleutel in mijn hart vind, maar voor U, o Heer, zou het toch een heel kleine moeite zijn, ons dit grote geheim te onthullen en daarbij zouden wij beslist heel aandachtig toehoren. Voor mij zal het echter een ontzettend zwaar karwei worden en uiteindelijk kan ik dan nog welverdiend worden uitgelachen!"
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Hoewel we helemaal onbeschut aan de óever van de zee stonden, werd toch niemand door de massaal vallende hagelstenen of plensregen geraakt. Ook bleef de plaats waar wij stonden kurkdroog. Bliksems sloegen voor en achter ons in de grond, maar hinderden merendeels slechts onze oren door hun krakende inslagen. Maar nu begon ook een orkaan in alle heftigheid de zee te bewerken en meteen kwamen er golven zo groot als kleine bergen aangerold, die er voor mensenogen vreesaanjagend uitzagen.
Hoofdstuk 187: De storm. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Kijk eens naar je tuin en je kleine akkers. Noch het water noch de hagel beschadigt daar ook maar iets. Maar kijk dan eens naar de rest van de omgeving en je zult daar zo'n verwoesting vinden, als je niet zo gauw ooit eerder hebt meegemaakt!
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Van de storm en de wolkbreuk is niets meer te bekennen, het oppervlak van de zee is zo glad als een spiegel en de hemel is wolkeloos, slechts heel kleine schapenwolkjes tooien hier en daar in het roze licht de blauwe achtergrond van de hemel. Want de zon is reeds achter de bergen verdwenen en heeft op de aarde, daar waar wij ons bevonden, slechts een heerlijke avondschemering als avondgroet achtergelaten.
Hoofdstuk 189: Schip in nood in volle zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] MARCUS zegt: "Daar op de kleine heuvel aan zee, waar de opperstadhouder en de andere hoogheden zich bevinden, heeft de loods zich ook teruggetrokken. Daar kunnen jullie zonder schroom naar toegaan en alles regelen.
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Het schip dat jullie hier bracht, leek ook op een profetengrot. Het bevond zich eerst in het ruwe geweld van de storm en jullie zaten. in grote angst en vrees, en toen jullie door de storm midden op de onbestendige zee gedreven waren, flitste een duizendvoudig vuur om.jullie kleine, broze wereld van vermolmde planken, maar Jehova was niet in het vuur, hoewel hij met Zijn arm (een engel) jullie redding en behoud bracht.
Hoofdstuk 195: Het suizen van de wind bij Elia en bij ons. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Dat was geen toverij en geen wondergenezing op de manier van onze magiërs en priesters die kerngezonde mensen, voor geld en beloften van ander voordeel, laten simuleren dat ze doof, lam en blind zijn en hen zo een pelgrimage naar een afgod in een morsige tempel laten maken om dan daar op een afgesproken teken, ziende, horend en recht van lijf en leden te worden. Daardoor wordt er een aantal onnozelen overtuigd en als er dan echte lammen, blinden en doven komen om te bidden en te offeren, wordt niemand van hen beter. Dan wordt er steeds gezegd: 'Uw geloof is te zwak en uw te kleine offer is god niet welgevallig!' Ja, je weet dat onze magiërs zelfs de dode kinderen van rijke ouders weer tot leven brengen, maar wij weten allang op wat voor manier en wij weten ook, dat zulke uit de dood opgewekte kinderen geen bloedverwanten zijn. Maar deze hier zal zeker ook minstens de schijndoden tot leven kunnen brengen!"
Hoofdstuk 201: De opwekking van drie doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...