Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6685 resultaten - Pagina 13 van 446

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Wat waren wij allen zonder haar? Niets dan halfverstandelijk bewegende machines, die tenslotte hun eigen waan zouden hebben verbruikt en de heer van de natuur zou een armzalige slaaf, zo nietig als een mug, zijn geworden, die bij het zien van een boomkikvors, door grote vrees gedreven, gevlucht zou zijn als een lam bij het zien van een verscheurende wolf. En wel, omdat hij niet wist wat in deze of gene woont en het allerminst, dat zijn eigen ziel een laatste en volledig gevormde onsterfelijke ziel is, ja een ziel waarin alle zielen van de schepselen verenigd zijn! En omdat hij, voor driekwart dood zijnde, dat vanuit zichzelf onmogelijk te weten kon komen, hoe zou hij dan wel zijn innerlijke leven, zijn liefde, zijn geest en de zuiver goddelijke afkomst daarvan hebben kunnen begrijpen?!
Hoofdstuk 68: Adams woorden tot de zijnen en de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Zo is het ook bij dit tafereel. Het is niet om wat het laat zien, zodat wij door de innerlijke overeenkomst van de geest de zeven geesten of de zeven machten van God daarin herkennen en dat ieder van hen geheel gevuld is met het levende water van de genade, dat voortdurend over het magere aardrijk van onze ziel neerregent en desondanks niet veel meer vruchten oplevert dan het voortdurend bewaterde aardrijk om de voeten van deze stenen kegels, - noch omdat de erachter staande tien kegels de heilige plichten van de liefde voorstellen, die steeds hetzelfde zijn omdat de zeven geesten eigenlijk slechts één geest zijn, hetgeen wordt bevestigd door dezelfde hoogte, dezelfde kleur, dezelfde vorm, dezelfde massa, dezelfde richting, hetzelfde water en hetzelfde harmonische ruisen, - maar alleen de kennis en het begrijpen daarvan in onszelf is verheven en waardig! Aan het tafereel is weinig gelegen!
Hoofdstuk 78: Asmahaëls woorden van dank - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Je bent nu allang een vrije waarnemer en ontvanger van het onnoemelijk uitstromen van Zijn oneindige liefde, erbarmen en genade; hoe kun je je dan door kleinmoedigheid laten verschalken en voor de gebrekkige materie van je vlees beven, wanneer het voortschrijdende stervensproces je vermaant dat niet het lichaam, dit steeds meer verouderende omhulsel van het innerlijke leven, maar de geest van de liefde, die het eigenste, innerlijke leven is, tot leven in God bestemd is?!
Hoofdstuk 79: Adams zwakheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Luister, kinderen, ik zeg jullie: doe wat je goeddunkt en Asmahaël mag tot de kinderen spreken zoals hem goeddunkt; hij zal evenwel mijn door mijn kinderen niet gestilde honger en dorst niet lenigen! Want van nu af aan zal de maag van mijn geest mijn hele leven lang honger en dorst lijden; en ik wil geen kruimel en geen slok meer uit vreemde hand slikken, maar dat wat mij mijn eigen innerlijke grond aan zal dragen, wil ik verteren, maar niemand zal ik daarvan mee laten delen! Mijn nieuwsgierigheid zal in het moeras van mijn schuld aan God verstikken en late tranen van berouw zullen het door het vuur van mijn blinde naijver verdorde leven drenken! En als ik er niet langer meer zal zijn, moge God in de nacht van de wereld mijn kleed aantrekken om mij te redden en mijn van gif druipende wond te genezen, die de slang uit mijn eigen hart met haar scherpe tanden in mijn vlees heeft gemaakt en die tot de dood leidt van alle mensen die deze aarde betreden!
Hoofdstuk 95: Adam wordt terechtgewezen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En alle drie dankten Adam en begonnen daarna alles te overdenken, maar zij konden niets passends vinden waarmee zij hun harten tevreden konden stellen. De ene hield het op de engel die na de vlucht in het land Euehip aan Abel het vlammende zwaard overhandigde, de andere hield het op de geest van Abel zelf en de derde twijfelde welke mening hij zou onderschrijven. En zo was er een grote stilte ingetreden onder allen die hier bijeen waren, - deels omdat iedereen in voldoende mate met zichzelf bezig was en deels in afwachting om misschien iets van Asmahaëls roep op te kunnen vangen door zeer ingespannen te luisteren. Maar daarop wachten was ijdel en geheel vergeefs; want Asmahaël wist wel wat Hij deed en ook hoe, en het was voor Hem niet nodig om als een balkende ezel te schreeuwen, want Hij hoefde Zijn machtige woord alleen maar in de harten van degenen die zich uit angst hadden verstopt, te laten weerklinken. En zij die zich hadden verborgen hoorden deze heerlijke roep heel goed in zichzelf, zodat er niet één achterbleef, maar allen, groot en klein, oud en jong haastten zich naar de grote innerlijke roepstem en ieder van hen herkende Hem als Diegene die hen tevoren in stilte in hun harten had geroepen.
Hoofdstuk 130: Asmahaëls Vaderroep tot de kinderen van middernacht heeft succes - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Zie, ik voor mij ben weliswaar net zoals jij en zou daarom voor een hele aarde vol wijsheid niet een klein steentje gewicht aan liefde willen geven en daarom heb ik ook nog nooit uit eigen ijdele beweging één woord tegen iemand geuit, maar als ik sprak, dan sprak ik gedwongen door de innerlijke goddelijke geest en wist dikwijls na afloop van de toespraak niet wat ik gezegd had, omdat niet ik, maar alleen de goddelijke geest uit mijn bespottelijk ontoereikende mond sprak.
Hoofdstuk 153: De ware broederschap tussen Henoch en Abedam, de bekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Wat betekent het innerlijke licht van de geest voor diegene die het licht van de wereld zoekt? Niets dan een leugen, een barre duisternis! Want als iemand verder grijpt dan hij ziet, hoe moet dat dan voor hem een licht zijn?!
Hoofdstuk 171: Henoch bereidt het offer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[241] Zijn geest - Zijn meest innerlijke fundamentele leven ­ was weliswaar in liefde, wijsheid, macht en heerlijkheid onmetelijk veel groter dan onze geest. Want in Hem, Jezus, woonde als geest 'de totale volheid van de Godheid', dat wil zeggen, het oer eeuwige goddelijke machtscentrum, de Eeuwige Liefde of de Vader genoemd, waaruit al het ge­schapene - ook onze geest - is voortgekomen.
Hoofdstuk 2: Gethsémane: Het geheim van de persoon Jezus; De strijd van de zich ontwikkelende Jezus-ziel; De voorbereiding op de overwinning; De gebedsstrijd van de Heer in Gethsémane; Uw wil alleen geschiede; De Heer en Judas; Simon Jona, Petrus genaamd; Het zwaard van Petrus; 'Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen'; Over de liefde en wijsheid van de hemel - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[566] De natuurlijke, vleselijk gezinde mens verneemt niets van de Geest van God. Wat er ook allemaal plaatsvindt in de wereld van de natuur verklaart hij vanuit innerlijke, stoffelijke oorzaken, om de hem vertrouwd geworden sleur van het aardse-stoffelijke denken en streven maar niet te hoeven opgeven en tot hogere, geestelijke sferen aangezet te worden.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[631] En kijk, dat is nu letterlijk de toestand waarin iedereen verkeert die veel gelezen heeft! - Alles wat hij heeft gelezen kan hij nog zo goed begrijpen, of het nu om de uiterlijke dan wel om de meest innerlijke, geestelijke betekenis gaat; maar als hij van alles wat hij kent een werkelijk bewijs wil, dan merkt hij dat zelfs geen stofdeeltje zich aan zijn wil onderwerpt! En wil hij het leven van de geest aanschou­wen, dan wordt hij in plaats daarvan steeds met de nacht van het graf geconfronteerd, waarin hij zijn dode lichaam heeft neergelegd. Of met andere woorden: over het hierna­maals krijgt hij geen op zichzelf tastbare zekerheid, bij hem is alles daarentegen een bewering die nergens op stoelt, dus een dood lichaam in een graf!
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[3] Het boekje "De zeven woorden van Jezus Christus aan het kruis" werd in het jaar 1863 door middel van de innerlijke stem van de geest geschreven door Antonie Grossheim in Graz, een vrouw die tot de vriendenkring behoorde van de grote mysticus en schrijfknecht van God Jakob Lorber.
Hoofdstuk 0: Ten geleide - Antonie Grossheim - Antonie Grossheim: De zeven woorden van Jezus Christus aan het kruis
[8] Ik was al in doodsstrijd, toen Ik de woorden sprak: "Vader, in Jouw handen beveel Ik Mijn Geest!" - Dit is eveneens een moeilijk te verklaren woord voor veel mensen. Want waarom zou Ik, God Zelf, Mijn Geest in de handen van een God buiten Mij bevelen? Dan zouden immers twee goden aan het daglicht treden! Dat is echter niet het geval, en niemand moet zich op een dwaalspoor laten brengen door deze uitspraak. Laat iedereen het veeleer zo opvatten, dat alleen de buitenste omhulling (d.i. de ziel) van Mijn innerlijke goddelijke Geest deze woorden sprak, en deze woorden dus in precies dezelfde zin moeten worden opgevat als toen Ik tijdens Mijn leven op aarde van Mijzelf zei: "Ik, de Mensenzoon, zeg u dit of dat". Op precies dezelfde wijze sprak aan het kruis de levenskracht van de ziel van Mijn aardse lichaam de woorden: "Vader, in Jouw handen beveel Ik Mijn Geest!"
Hoofdstuk 3: De zeven kruiswoorden - Antonie Grossheim - Antonie Grossheim: De zeven woorden van Jezus Christus aan het kruis
[1] De inhoud van dit boekje werd in 1847 aan de Oostenrijkse mysticus Jakob Lorber door het innerlijke woord gedicteerd. Het behandelt het lichamelijke sterven van verschillend karak­ters en hun ontwaken en voortleven in de wereld aan gene zijde. Om de hierin beschreven lotgevallen van de gestorven zielen goed te begrijpen moet men weten dat de mensenziel, wanneer zij in haar aardse leven de volle geestelijke wederge­boorte nog niet heeft bereikt, na de dood in de wereld van de geest een verder rijpingsproces moet doormaken. Over deze ontwikkelingsweg na de dood is nog altijd weinig bekend, omdat iedere ziel in eerste instantie in een andere wereld terechtkomt, een wereld die overeenkomt met de innerlijke toestand van die ziel op dat moment. Men kan zeggen: zoals de boom valt zo ligt hij! Aan gene zijde is de ziel -wat haar gedachten, gevoelens, begeerten, neigingen, kennis en voor­stellingen betreft -in het begin alleen aangewezen op dat wat zij uit haar voormalige aardse leven heeft meegebracht.
Hoofdstuk 0: Voorwoord - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[24] O heilige Vader Jehova Abedam, U danken wij; U loven en prijzen wij; U zij alle roem, alle eer, al onze liefde, al onze deemoed en volste aanbidding in de innerlijke geest van de liefde en alle waarheid uit de liefde!
Hoofdstuk 40: De Heer en de onstuitbare lofprijzingen. De talloze liefdes- en levensstadia in de schepping. Adams tafelgebed en Abedams zegen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Want zie, tot nu toe was bij jullie allen het verstand van je hoofd voornamelijk het licht van je ziel, maar de eeuwig levende geest, die in het hart van de ziel woont en die het enige, ware, innerlijke, levende licht van het leven is, is hij jullie nog nooit gewekt!
Hoofdstuk 56: Henochs aanwijzing hoe men in zijn eigen hart moet kijken. Het verschil tussen het verstandelijke licht en het licht van het hart. Wereldse liefde en eeuwige liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...