Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 13 van 902

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[15] MATHAËL zegt: "O m'n lieve kindje, je bent nu opeens toch wel heel erg bescheiden! Bij mij kom je nog lang niet in verlegenheid, want ik ken maar al te goed je scherpe verstand! Als Raphaël zich bij jou al heel speciaal moet concentreren, hoeveel te meer dan één van ons! En overste Cornelius doet er erg goed aan, diep na te denken waarover hij met jou zal gaan praten! Want jij bent er één, zoals maar weinigen van jouw geslacht! Het is wel waar, dat ook ik veel begrijp en veel weet maar ondanks dat zou ik me toch nooit met jou in een soort wijsheidswedstrijd willen meten, wat ook louter dwaasheid zou zijn! Maar veel dingen van je te leren, zal ik altijd heel prettig, waardevol en dierbaar vinden."
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] JARAH zegt: "Zo gaat het nu met een arm meisje; als zij óók iets weet, durft niemand met haar te praten! Daarom zou het voor haar haast beter zijn wat minder te weten, om niet lastig te worden voor de wijzere vrienden! Maar wat kan ik nu doen?! Minder gaan weten dan ik weet is onmogelijk, want ik kan het licht van mijn hart niet zwakker maken dan het is. Dit licht geeft mij in steeds overvloediger mate de liefde tot de Heer, de heiligs te Vader der vaderen van alle aardse vaders! Ja, als het mij mogelijk zou zijn mijn enige en uitsluitende liefde ooit ook maar iets te doen afnemen, dan zou ik ook zeker meteen dommer worden, maar zoiets is mij onmogelijk! En wat ik daarom door dit licht weet, is niet mijn, maar des Heren kennis in mijn hart en niemand hoeft er daarom voor terug te schrikken; zoals ook ik niemand behoef te vrezen! Daarom moet u, nobele vriend Cornelius en u, edele Mathaël, ook met mij kunnen spreken! "
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Ik heb toch al zo vaak tegen jullie gezegd dat je niet in je hoofd, maar alleen in je hart moet gaan denken om de volle waarheid te bereiken die je werkelijk vrij zou maken! Waarom doen jullie dat dan niet en blijven jullie liever bij het stoffelijke, dat niets bevat en niets kan geven?! Doe, wat Ik jullie leer, dan zullen ook jullie, net als nu Philopold, in ware wijsheid spreken!"
Hoofdstuk 184: De taal van het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Maar toen hij daarover.ernstig aan het nadenken was, rulste heel teer een fluisterend zuchtje wind voorbij zijn grot en de geest sprak weer en zei: 'Kijk, Elia, in dit tere en zachte ruisen ging Jehova. voorbij en dit moet voor jou het beloofde teken zijn dat je nu geheel vrij kunt gaan en deze grot kunt verlaten waarin je verborgen wachten moest op de verlossing!'
Hoofdstuk 194: Opvattingen van de Perzen over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Omdat er in deze stoffelijke wereld al zo veel dingen zijn, die de mensheid nooit volledig kan begrijpen, moet je er eerst maar eens wat over na gaan denken en Mij vervolgens je mening geven!"
Hoofdstuk 205: De uitdaging van het niet begrijpen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Maar nu nog iets anders! Jullie zullen weer naar Perzië gaan. Zodra jullie daar binnenkort weer zijn, vertellen jullie waarheidsgetrouw zonder toevoegingen, wat je hier hebt gevonden en wat jullie tot heil van alle mensen der aarde allemaal is overkomen! Op die wijze worden jullie ook arbeiders in Mijn wijnberg. Verkondig het ook aan jullie koning, opdat hij weet, wat hij te doen heeft! Hij moet het zwarte heidendom afzweren en nooit meer luisteren naar de bedrieglijke woorden van de magiërs, die zich priesters van God noemen maar eigenlijk dienaars en knechten van de hel zijn. Ook moet hij de slechte apostelen van Jeruzalem, die over landen en zeeën trekken om van heidenen Joden te maken uit het land verdrijven: Als zij van een heiden een Jood gemaakt hebben, is hij nog veel erger in dienst van de hel getreden dan hij voorheen als heiden was. Naast zulke bekeringen verspreiden de slechte apostelen uit Jeruzalem ook kwade geruchten van andere aard, zoals jullie er één aan ons hebben verteld die betrekking had op de wreedheden van de Romeinen waardoor jullie je, uit vrees voor de Romeinen, tegenover Mij zo 'ontzettend voorzichtig hebben gedragen!
Hoofdstuk 209: Over het gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] JARAH zegt: "Ja, Heer, mijn enige liefde, ik begrijp het helemaal. Het stemt mij echter toch wat verdrietig dat ik nog zo veel stormen moet doorstaan tot aan de oogst! Maar ik hoop en geloof: U zult Uw arme maagd niet te gronde laten gaan als zij in de nood tot U om hulp zal roepen. Want U heeft mijn smeken gehoord en verhoord toen ik U nog niet, zoals nu, had gezien en herkend!"
Hoofdstuk 210: De toekomst van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Mozes zei: 'Eer vader en moeder, dan zult u lang leven en het zal u wel gaan op aarde!' Daarmee bedoelde Mozes niet alleen de vader die u verwekt en de moeder die u baart, maar eveneens de aarde en haar steeds nieuw leven barende kracht. Die moet de mens óók niet de rug toekeren, maar metterdaad hoog in ere houden en dan hij zal die zegen daarvoor ontvangen, die Mozes voor het lichaam heeft beloofd. Het in ere houden van de lichamelijke vader en moeder is goed en noodzakelijk als de omstandigheden zich daartoe lenen en het ook doenlijk is. Als de belofte van Mozes een woord van God is, dan moet deze, net als het zonlicht, ook een algemene en door niets te stuiten uitwerking hebben!
Hoofdstuk 211: Uitleg van het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Waar ligt het dan aan dat de wet van Mozes, zoals die tot nog toe in acht werd genomen, ondanks de zuiver goddelijke oorsprong onzinnig moet zijn? Dat ligt aan het geweldige misverstand over datgene, wat Mozes met dit gebod voornamelijk heeft bedoeld: Het algemene ouderpaar van Gods grote natuur, namelijk de aarde, met het voor de mensengeslachten geschapen hemellichaam als vader, en haar schoot, waaruit steeds maar door talloze kinderen van allerlei soort en geaardheid worden geboren, als de echte moeder! Dit oeroude ouderpaar moet de lichamelijke mens dus steeds eren en achten en hij moet het nooit, omdat hij te verwend is, de rug toekeren, dan zal hij met een gezond lichaam een lang leven krijgen en het zal hem ook echt goed gaan.
Hoofdstuk 211: Uitleg van het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Het antwoord luidde: Dat wist slechts hun hoogste, onsterfelijke priester, die steeds met God kon spreken en ook het hiernamaals kon zien met allen die waren overgegaan. Maar deze priester was voor alle sterfelijken voor altijd onbereikbaar! Niet meer dan eenmaal per jaar mocht men zijn residentie naderen. Dan mocht men echter slechts gaan tot op een half uur afstand van de gouden rots, waar hij zich op de morgen van een sabbat bij het opgaan van de zon enige ogenblikken aan de sterfelijken liet zien. Zij moeten slechts hopen en geloven en zich daarbij aan de, zeg maar, grimmigste, onverdraaglijkste voorschriften houden. Als iemand heeft gezondigd, moet hij werken van boetedoening doen waarvan zelfs de satan zou gruwen!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] PHILOPOLD zegt: " Ja, beste vriend, dat zal wat moeilijk gaan, omdat je nog geen begrip hebt van onze eigen aardse wereld en er geen juiste voorstelling van hebt hoe die er als geheel uitziet en hoe zij, vergeleken bij d~ andere werelden, fysiek gesteld is! Ik moet je dus vertellen hoe der:{ aarde er uit ziet en hoe zij reilt en zeilt, en dan zul jij je daarna van de andere werelden gemakkelijker een juist begrip kunnen vormen."
Hoofdstuk 223: De natuurlijke ordening van de werelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De Heer Zelf zei immers, dat dit allemaal moet worden toegelaten vanwege de zelfbeschikking en de ware levensvorming van iedere enkeling op zichzelf, zonder welke niemand een echt kind van God kan worden en binnen kan gaan in de eeuwige heerlijkheid van de Vader!
Hoofdstuk 228: De toekomst van Jezus' leer volgens Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Bij mensen van ook maar enige ontwikkeling zou in het gunstigste geval een wijs woord ook zonder wonderdaden wel voldoen, maar ten opzichte van ruw geweld doe je niets zonder wonderen! Al de half en geheel verwilderde volkeren zijn meestal door de namaakwonderen van hun heersers en priesters halve dieren geworden. Het woord begrijpen zij niet, maar een echt wonder, dat beter moet zijn dan een namaakwonder , brengt ze zover dat zij geloof gaan hechten aan het betere wonder, en als men ze eenmaal heeft gewonnen dan kan men daarna beginnen hen doelgericht onderwijs te geven.
Hoofdstuk 229: Zorgen over de verspreiding van de leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Maar hoe zal het daarna met óns gaan? Zal Hij ook óns iets van die genade schenken, hoewel wij niet vanaf het begin getuigen waren? Wel, dat zal zeker gebeuren! Maar wat gebeurt er dan met ons? Jullie beiden hebben het makkelijker en kunnen in zekere zin lachen om alles. Maar ik moet weg, misschien morgen of overmorgen, ver van hier in de koude streken van de Pontus en ik zal daar de onbeschaafde volkeren moeten leiden en regeren en voortaan niet meer getuige kunnen zijn van alles wat de Heer nog zal leren en doen! Wie zal mij daarover vertellen en wie zal mij zeggen of mijn leiding van de volkeren wel volkomen overeenstemt met de goddelijke wil?"
Hoofdstuk 231: Over de dood des Heren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Ik zou het helemaal niet prettig vinden als alles mij nu net zo duidelijk zou zijn als de Heer Zelf. Als er in de gehele oneindigheid niets meer zou zijn dat ik niet zou kennen, zou ik van het leven gauw genoeg hebben. Maar nu zijn er zo oneindig veel diepzinnige en zeer versluierde zaken, dat wij daarmee in der eeuwigheid niet klaar zullen komen. Ik moet nu openlijk toegeven dat daarnaast en daarbij, Gods zaligheid zeker niet benijdenswaardig zou zijn, als wij als Zijn schepsels en kinderen alles zo.duidelijk inzagen als Hij Zelf, en Zijn eeuwige en oneindige volmaakte wijsheid zou Hem ontzettend gaan vervelen, als Hij die alleen maar voor Zichzelf kon gebruiken!
Hoofdstuk 238: De reden voor het mens worden van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...