Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

32391 resultaten - Pagina 13 van 2160

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] De ENGEL zegt: " Je kunt dat natuurlijk nu nog niet begrijpen, maar binnen niet al te lange tijd zal dat allemaal zonneklaar voor je worden. Voorlopig kan ik je wel zoveel zeggen dat wij engelen niets uit ons zelf kunnen doen, maar alles enkel en alleen doen door de almachtige wil van de Heer, die jij zo bijzonder liefhebt.
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Je ziet er erg aantrekkelijk uit. Weldra zullen de wereldse jongens hun oog op je laten vallen en je hun hart en hand aanbieden, en het zal moeilijk voor je worden om hen te weerstaan. Als die tijd echter zal komen, denk dan in je hart aan Mij en al datgene, wat je op deze top allemaal gehoord en gezien hebt, en de overwinning over de wereld zal je niet zwaar vallen!"
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Dan zeg ik je, dat de grote snelheid van die zon toch een slakkegangetje is vergeleken bij mijn geestelijke snelheid! Want weet je, ondanks haar voor jouw begrippen ontzaglijke snelheid heeft die zon toch nog tienmaal honderdduizend jaar nodig om haar uitgestrekte baan om de hoofdmiddenzon af te leggen, terwijl ik of een andere geest van mijn soort, diezelfde afstand zo snel kan afleggen dat je tussen mijn vertrek en mijn terugkomst niet het kleinst merkbare tijdsverschil zou constateren. Ja, ik zou in diezelfde korte tijd ook een vele duizendmaal honderdduizend maal grotere baan af kunnen leggen!
Hoofdstuk 141: De geaardheid van de menselijke geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[23] IK zeg: "Vriend, dat zijn zaken, die je nu nog niet zult kunnen begrijpen; eens zullen ze je echter duidelijk worden! De aardse tijd heeft daarvoor weliswaar geen maat, -maar een hele oergrondmiddenzon wel! Als die eenmaal aan zijn einde komt, zal ook de nog steeds mogelijke ommekeer van de satan niet meer veraf zijn, maar waar zal deze aarde dan al zijn en deze zon?! Want een lichaam zoals de oergrondmiddenzon heeft een voor jou ondenkbare tijd nodig, tot al het geoordeelde leven, dat zich in haar bevindt en dat nu schijnbaar dode materie is, tot op het laatste stofje overgaat in het vrije geestelijke leven!
Hoofdstuk 152: De hoofdman daagt de satan uit.(19.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[24] Maar, zoals gezegd, dat kun je nu nog lang niet begrijpen! Dat begrijpen ook de engelen nu niet. Weldra zal er echter een tijd komen waarin je niet meer twijfelt aan hetgeen nu gezegd is, en waarin je dingen zult geloven waar je nu nog geen weet van hebt! Maar nu daarover verder niets meer! Maak je klaar, dan gaan we op ons gemak terug!"
Hoofdstuk 152: De hoofdman daagt de satan uit.(19.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar IK beval hen te zwijgen en zei tegen hen: "Lof uit de mond en dank van de lippen hebben geen waarde bij God, en dus ook niet bij Mij! Wie tot Mij wil komen, moet in zijn hart tot Mij komen, dan zal Ik hem aanzien. Maar inhoudsloos geblèr met de mond, zonder dat het hart er iets bij denkt, en nog minder voelt, is voor Mij hetzelfde als wat een bedorven kreng is voor de neusgaten. Wat jullie zochten, heb je gekregen. Iets anders kennen jullie niet en jullie nietszeggende lof bevalt Mij niet! Ga daarom naar huis en bezorg dit huis geen overlast! Hoed je echter voor de ontucht, hoererij, voor slecht eten en zwelgen, -anders overkomen je binnen de kortste tijd nog ergere ziekten dan waar je tot nu toe aan leed en die je plaagden!"
Hoofdstuk 154: De zieken in de herberg bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] RAPHAËL zegt: "Die tijd had de ondercommandant in Gadarenum nodig om te schrijven. Verbaas je dus maar niet, want mij kostte het geen tijd. -Maar laten we nu samen naar Ebahl gaan, want het middagmaal is klaar en de gasten hebben honger van de flinke tocht van de berg naar beneden."
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] De HOOFDMAN zegt: "Oh, dat is ontzettend wijs gesproken, dat begrijp ik gewoonweg niet, dat moet de Heer mij Zelf uitleggen! -Maar nu is het echt wel de hoogste tijd om in huis te gaan en daarom zullen we er niet verder op ingaan."
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Vrede zij met en temidden van jullie! Niemand moet zich meer achten dan de ander! Jullie Zijn allen broeders, maar hij, die zich het geringste acht en de knecht en dienaar van de anderen wil zijn, die is toch de meeste en de hoogste! Als Ik jullie echter als knechten wil hebben, dan zijn jullie in werkelijkheid ook Mijn macht. En op die manier is iedere knecht de kracht van zijn heer, -maar de heer is dan weer de voorspraak van de knecht! Heb elkander lief, doe wel aan je vijanden, zegen hen die je vervloeken en bid voor hen die je. verwensen! Vergeld kwaad met goed en leen je geld niet uit aan hen die veel rente kunnen betalen dan zullen jullie de zegen en de genade van God in overvloed in je hebben! In korte tijd zal daaruit dan het licht, de waarheid en alle macht en kracht je deel worden; want de maat waarmee je geeft, zal ook de maat zijn waarmee je terugontvangt!"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Ja, ja, dat is wel echt menselijk gedacht: maar er zit geen spoortje goddelijks in. Met de straf zul je de mens die je kwaad deed wel afschrikken, zodat hij het niet zo gemakkelijk meer proberen zal je kwaad te doen, -maar hij zal daardoor toch nooit je vriend worden. Heb je hem echter voor iets slechts dat hij tegen jou begaan heeft., te rechter tijd, toen hij in nood zat, een weldaad bewezen, dan zal hij de zonde die hij aan jou beging, inzien, deze diep berouwen en vanaf dat uur je beste vriend worden!
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] IK zeg: "Ja, beste vrienden, in deze tijd kost het hemelrijk geweld! Die het niet met geweld tot zich trekken, zullen het niet veroveren! Maar ieder die ter wille van het hemelrijk met zichzelf vecht, is een wijze en verstandige bouwheer. Een wijze en verstandige bouwer bouwt zijn huis echter niet op los zand, maar op vaste rotsgrond, en als dan stormen en watervloeden komen, kunnen zij het huis niet deren, want het staat op een rots.
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Met Pontius Pilatus was en is echter niets te beginnen. Hij is een natuurvorser, een boezemvriend van de geleerden van Pompeji en Herculanum, en bekommert zich weinig om regeringszaken. Hij laat Herodes en de tempelpriesters hun willekeur botvieren, als zij hun schatting aan Rome maar op tijd en juist betalen. Gelukkig behoor ik hier niet bij de staf van Pontius Pilatus, maar bij die van Cornelius, en die staat weer onder de wijze en heel rechtvaardige oude vader Cyrenius, die net als ik een gezworen vijand van Jeruzalem is. Daarom kan ik door mijn vrije en van Jeruzalem geheel onafhankelijke betrekking de Farizeeën en de Godloochenende schriftgeleerden heel gepast bedienen als ze mij toevallig tegen het lijf lopen. U, mijn God en Heer, zult mij dat toch zeker niet als zonde aanrekenen!?"
Hoofdstuk 163: Julius vertelt. In Genezareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk, wij hemelgeesten zien erg ver. Wat wij met één blik duidelijk zien is voor jouw gedachte niet te bevatten! Het gebeurt heel vaak dat ergens, vooral op deze aarde, de mensen echt met opzet slecht worden. Wij trekken hen honderd malen bij een groot gevaar weg, maar zij kunnen het niet laten om zich opnieuw in hetzelfde gevaar te begeven. Als dan alles niet helpt, laten we tenslotte toe dat de mens zich toch weer moedwillig in gevaar begeeft, en dan laten wij hem er zich zo behoorlijk op stuklopen dat hem daardoor vaak voor lange tijd alle lust vergaat. Als hij dan verstandig wordt, heeft hij door de ervaring geleerd, laat zijn moedwil en vaak kwade onzin varen en het is dan alsof die mens zichzelf verbeterd heeft.
Hoofdstuk 165: Hemelse kwade ingrepen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Maar IK zei: "Het is nu nog niet het moment om dat van de daken te roepen, maar als de tijd zal komen, zullen jullie je deze woorden van Mij wel herinneren. Wie van jullie nu echter ook maar enig vermoeden koestert, moet dat in zijn hart bewaren, want geen boom moet voor zijn tijd geveld worden!"
Hoofdstuk 166: Slim als slangen en zacht als duiven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Maar IK zei: "Blijven jullie hier, opdat de wereld er niet vóór haar tijd aanstoot aan zal nemen! Want de vogels hebben hun nesten en de vossen hun holen, maar de Zoon des mensen bezit zelfs geen steen om onder Zijn hoofd te leggen. Omdat Ik echter geen aards bezit heb en toch een grote schaar mensen met Mij meeneem, zou men zich af kunnen gaan vragen: 'Hoe houdt hij ze in leven? Hij heeft toch geen akkers, geen weiden en geen kudden! Hij is een dief of anders een bedrieger!' Blijven jullie hier om dat te vermijden, en jullie Essenen, ga naar jullie broeders en vertel hen alles wat jullie gezien en gehoord hebben. Zij zullen zich allen veranderen en betere dingen gaan nastreven!
Hoofdstuk 167: Vertrek uit Genezareth. Naar Tyrus en Sidon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...