Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1220 resultaten - Pagina 13 van 82

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] De mens moet dus door iets bewogen worden om er warme levendige gedachten over te krijgen. Door de koude waarheid, die een schijnsel is van de verre sterren, kan het innerlijk leven nooit bewogen worden, omdat de innerlijke warmte ervan daardoor niet toeneemt, maar slechts minder wordt.
Hoofdstuk 61: Het inzichtelijk vermogen van de liefde. De ontoereikendheid van rede en verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Je kunt hier nu wel uit opmaken, dat de mens alleen met zijn scherpzinnigheid en zijn verstand, ook al is dit nog zo helder en scherp, niets kan begrijpen van alles wat geestelijk is. Hij kan het leven niet begrijpen en het essentiële einddoel ervan; want scherpzinnigheid en verstand zetelen voornamelijk in de hersenen en het bloed dat de hersenen in een zekere actieve spanning houdt, waardoor deze voortdurend in staat zijn om de indrukken en beelden van de materiële buitenwereld op te nemen, ze te vergelijken wat hun vorm en werking betreft, en daar uiteindelijk een reeks conclusies uit te trekken.
Hoofdstuk 62: De liefde en haar licht dat tot inzicht leidt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Kijk, dit alleredelste deel in je hart heb je nog nooit verzorgd en je had ook geen vermoeden van de waarde ervan, en daarom is het heel begrijpelijk dat je een overtuigde godsloochenaar bent geworden en ongeacht al je zoeken de eeuwige Godheid die alles geschapen heeft, alles doordringt en behoudt, nooit op het spoor kon komen!
Hoofdstuk 62: De liefde en haar licht dat tot inzicht leidt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] De goede spreker, die RUBAN heette, zegt: 'Dat doet hij, dat weet ik zeker, omdat hij zo'n buitengewoon menselijk en vriendelijk gezicht heeft! -Wat vind jij ervan, Roclus, wil e nog steeds iets doms uitbroeden?"
Hoofdstuk 63: Roclus en zijn metgezellen overleggen met elkaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Men moet zich eens een volk voorstellen dat diep verstrikt is geraakt in een hoogst absurd en duister bijgeloof! Daar zullen enkele woorden, ook al bevatten ze nog zoveel licht, en zelfs verscheidene tekenen, al zijn die nog zo opvallend, nauwelijks enig licht brengen! Zo 'n volk wordt dan nog duisterder en boosaardiger, en zal juist in aanwezigheid van het licht een grote vijand ervan blijken te zijn, waarna het dan pas echt duister wordt bij zo'n dierlijk volk.
Hoofdstuk 68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En zoals het bij de Farizeeën is, is het overal waar van priesterdom sprake is. Ook al zullen alle mensen.een waar licht aannemen. omdat.zij het weldadige ervan snel en gemakkelijk inzien, dan zullen de priesters zich daar toch met alle middelen en uit alle macht tegen verzetten en het niet aannemen, omdat zij door pure hoogmoed en heerszucht zo blind zijn dat zij helemaal niet in staat zijn om de weldaad van het zuivere waarheidslicht te onderkennen.
Hoofdstuk 68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Wat zal hij dan jammeren, de dwaas, omdat hij heeft verloren wat hij zo liefhad! Maar dan zal men tegen hem zeggen: 'Blinde dwaas, waarom nam je dan niet de volle waarheid in plaats van de schaduw ervan, die toch duidelijk niets was?!' Wat kan de schaduw ook anders zijn dan een ontbreken van licht, dat iedere vaste vorm aan de aan het licht tegenovergestelde zijde veroorzaakt omdat de lichtstraal niet door de vaste en dichte massa kan dringen?
Hoofdstuk 70: Het wezen van satan en van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Maar als God, de Heer en Schepper van alle dingen en wezens, het toelaat dat de levende wezens, en met name de vrij denkende mensen die een vrije wil hebben gekregen, Zijn bossen verwoesten, bomen omkappen, er hutten en huizen van bouwen en het grootste deel ervan verbranden, Zijn mooie gras vertrappen, afmaaien en als voer aan de koeien, ossen, ezels, schapen en geiten geven, en als God dan niemand op zijn vingers tikt bij talloze andere ingrepen tegen Zijn stereotype orde, hoeveel onwaarschijnlijker is het dan dat Hij Zich met Zijn almachtige wil verzet als het erom gaat de zeer kleine wilsvrijheid van de mens te ontwikkelen tot de grootste goddelijke vrije wil!
Hoofdstuk 76: De vrijheid van de menselijke wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Het meest sprekende voorbeeld daarvan vind je hier immers bij Mij. Nu ken je Mij, Mijn leer en ook de ware strekking ervan voor het leven. Je kent ook Mijn macht, door middel waarvan Ik deze hele aarde even snel en gemakkelijk tot niets zou kunnen omvormen als tevoren de jou welbekende oude rots in de zee! Maar dan zou Ik Me tenslotte Zelf toe moeten roepen: ' Als je deze wereld vol met je hartskinderen, die je hun aanleg en geaardheid hebt gegeven, liever niet had willen hebben, dan had je beter al in het begin helemaal geen aarde kunnen scheppen!' Maar de aarde en de mensen zijn er nu eenmaal, en het is dus zaak alles met alle liefde en geduld te behouden en te leiden volgens de wijsheid uit God, opdat van alles wat deze aarde draagt en in zich bevat, niets, zelfs niet ter grootte van een zonnestofje, verloren zal gaan!
Hoofdstuk 79: De Heer maakt gewag van Zijn laatste avondmaal en Zijn kruisdood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] ROCLUS zegt; 'Jouw maag moet toen je nog klein was te volgestopt zijn, anders kan ik dat onmogelijk verklaren! Kun je me misschien helpen om ook mijn lam mee op te eten? Want kijk, aan een achtste deel ervan heb ik meer dan genoeg!'
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Ik zegje: Daar moet de volle ware kennis, een van God uitgaande vaste wil en een grote vaardigheid in de toepassing ervan aanwezig zijn! Pas dan kun je inderdaad tegen de een of andere berg zeggen: Verhef je en stort in zee, waar het 't diepst is!', -en dan zal er feilloos gebeuren wat je hebt gewild!
Hoofdstuk 82: Over de wonderen van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] IK zeg: 'Zolang Ik bij jullie ben, hebben jullie noch wind, noch de koude ervan en ook geen krijsende dieren te vrezen! In de lucht, zoals ook in de aarde en in het water bevindt zich immers een groot aantal nog onzuivere natuurgeesten; deze hebben bepaalde perioden en tijden dat ze op hun eigen manier actief zijn, om daardoor in staat te zijn om naar een nieuwe en hogere sfeer van werkzaamheid over te gaan.
Hoofdstuk 85: De overgangsperioden in het rijk van de natuurgeesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Deze wind waait juist nu vanuit het noordoosten en is geheel en al verzadigd met die hier ter plaatse al zeer schaars geworden eerste en laagste natuurgeesten, die door de apothekers zuurstof genoemd worden. De koude ervan is daarom voorlopig voor niemand schadelijk, omdat deze alleen maar een verkwikkende werking heeft en onze reeds zeer verzwakte ledematen versterkt en aangenaam verfrist. Deze wind zal een uur duren en dan gaan liggen, en jullie zullen allemaal opgewekt en monter worden, en de wijn en het brood zal jullie smaken."
Hoofdstuk 85: De overgangsperioden in het rijk van de natuurgeesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Omdat Ik deze steen nu ter sprake heb gebracht, moet Ik je ook iets over de bijzondere eigenschap ervan vertellen. Omdat hij een buitengewoon glad oppervlak heeft, ontwikkelt zich op dat oppervlak altijd een soort elektromagnetisch vuur, of duidelijker voor je uitgedrukt: om zijn buitengewoon gladde oppervlak spelen steeds een heleboel natuurgeesten van de edelste soort. Ze dringen er in grote getale omheen en omgeven hem van alle kanten en veroorzaken door hun voortdurende activiteit ook een zeker bijzonder oplichten van zijn vlakken, wat aan deze steen dan ook in de ogen van de mensen een bijzondere waarde verleent.
Hoofdstuk 86: Over het wezen van de diamant en de robijn (Thummim en Urim) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Wanneer een vorst zijn woonvertrek helemaal met puur en goed gepolijst goud zou laten bekleden, om daarin door de inwerking van de meer zuivere natuurgeesten in een profetisch helderziende toestand te geraken om zo, in zijn zware taak het volk te leiden, veel gewaar te worden van wat hem anders zelfs de beste spion niet kan vertellen, dan zou hij daar goed aan doen; het goud stamt uit het licht, en vooral op het glanzende oppervlak ervan verzamelen zich altijd grote aantallen van de meer zuivere natuurgeesten. Dit is een onmiskenbare eigenschap van zuiver goud en daarin ligt ook alleen de waarde van dit metaal.
Hoofdstuk 87: Over sieraden van goud en edelstenen bij heersers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...