Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6281 resultaten - Pagina 13 van 419

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] Petrus zegt: ' Johannes vastte voor datgene wat wij hebben, en wij vastten met hem volgens zijn leer en strenge prediking. Johannes kondigde Degene aan, bij Wie wij zijn, en hij getuigde van Hem. Toen Deze echter kwam en zich zelfs door Johannes liet dopen, vertrouwde Johannes niet geheel en al op zijn gevoel, en dat deden jullie ook niet. Want terwijl Johannes onder invloed van de Geest over Jezus getuigde en, toen Deze naar hem toe kwam, tegen ons zei: 'Zie, Die daar komt, Die is het van Wie ik tegen jullie gezegd heb, dat Hij na mij zal komen, Die ik niet waardig ben de riemen van Zijn schoenen los te maken!', had hij toch nog zijn verborgen twijfels, net zoals jullie, en hij twijfelt tot op dit uur nog. Daarom vast hij nog steeds, en jullie vasten ook; bij ons gelovigen wordt echter niet meer gevast! Dat jullie nog vasten is jullie eigen schuld! En zo hoort het ook, want zoals de blinde zijn ogen niet kan laten genieten van het licht en haar kleuren, zo zal ook degene, die in zijn hart blind is, zijn hart en zijn maag niet kunnen verzadigen. Begrijp je dat?
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Als Johannes geloofd had, dan zou hij het Lam zijn gevolgd, Dat volgens het getuigenis van zijn geest de zonden der wereld wegneemt. Maar omdat zijn ziel zelf twijfelde aan Degene, Wiens Geest in haar en door haar getuigde, daarom bleef hij in de woestijn achter, tot Herodes hem gevangen nam, zoals wij hoorden.
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Heer, U aan Wie niets onmogelijk is, kom met mij mee naar mijn huis en leg Uw wonderhand op haar, dan wordt ze zeker weer levend, net als het dochtertje van de schooloverste Jaïrus, dat ook helemaal dood was en levend geworden is! Ik smeek U mijn verhevenste vriend: Kom en bewijs mij deze genade!' (Matth. 9:18)
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: 'Wees gerust, Ik kom en zal doen waarom je Mij hebt gevraagd! Hoewel je dochter geheel dood en ook al koud is, zal Ik haar toch opwekken, opdat ze dan de heerlijkheid van God aan de arme mensen zal verkondigen! Laten we dus gaan!' (Matth. 9:19)
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Toen begonnen de gehuurde lawaaimakers (natuurlijk voor geld, want zonder geld werd er voor niemand lawaai gemaakt!) Mij uit te lachen, en één van hen zei vertrouwelijk tegen Mij: 'Het zal u hier niet zo gemakkelijk lukken als bij Jaïrus! Bekijk haar maar eens wat beter en dan zult u als dokter wel dadelijk moeten toegeven, dat zij, volgens de leer van de beroemde oude Griekse arts Hippocrates, uiterlijk volkomen dood is, en wilt u dan beweren dat ze zou slapen!?'
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Toen de dochter zag, dat ze op het haar welbekende bed, waarop alleen de doden gelegd werden, gelegen had, vroeg ze direkt naar de reden daarvoor.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De overste ging naar haar toe en zei, vol opperste vreugde: 'Mijn zeer geliefde Cornelia! Je bent ziek geworden en je bent aan die kwaadaardige ziekte ook dood gegaan, je was dood en je zou reddeloos dood gebleven zijn, als deze waarlijk almachtige Heiland aller heilanden je niet met Zijn goddelijke kracht had opgewekt, net als Hij een paar dagen geleden ook het je wel bekende dochtertje van de schooloverste Jaïrus heeft opgewekt. Verheug je daarom weer over het schone leven en wees voortaan deze vriend der vrienden buitengewoon dankbaar, die de enige is, die je het verloren hoogste goed, het onbetaalbare leven, heeft teruggegeven!'
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De vrouwen de dienstmaagden en de knechten worden nu geroepen, maar op de gestelde vragen antwoorden ze allen eenstemmig, dat ze niemand ook maar in de verste verte herkend hebben: 'De mannen zagen er uit als licht gebouwde jongemannen; want er was bij niemand ook maar een spoor van een baard te bekennen, wel hadden ze allemaal mooi golvend lang haar, en hun kleding leek meer Romeins dan Joods. Het waren er veel, zowel in de voorraadkamers als op de korenzolder en in de kelder. Ze legden het gebrachte snel neer en zeiden: 'Dit is een gave voor de tollenaar Matthéus, die vandaag door de grote Meester is geroepen!' Toen gingen ze weer snel weg, en we zagen niet, waar ze uit het huis zijn heengegaan.'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nadat wij al tamelijk Iaat in de middag uit het huis van Matthéus weggegaan waren, kwam er zo ongeveer halfweg naar Kapérnaum een vrouw snel achter ons aan, die, net als al eerder een Griekse vrouw, ongeveer twaalf jaar aan bloedingen leed, en die door niemand geholpen kon worden. Deze vrouw, die het verhaal van de vorige Griekse gehoord had, raakte slechts de zoom van Mijn opperkleed aan (Matth. 9:20) en werd op slag gezond. Want haar innerlijke gevoel dwong haar om tegen zichzelf te zeggen: ' Als ik slechts de zoom van Zijn gewaad zal aanraken, dan zal ik genezen!' (Matth. 9:21) En zo gebeurde dan ook ogenblikkelijk wat ze geloofd had. En ook zij merkte dadelijk, dat door het gelovige aanraken van Mijn gewaad de bron van haar twaalfjarig lijden verdroogd was.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Cornelius wordt verlegen bij deze vraag en weet niet, wat hij daarop zal zeggen. - Maar Ik zeg tegen hem: 'Laat de dochter datgene wat ze nu voelt, want dat alleen zal haar het leven in al zijn volheid teruggeven!'
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ze zwegen wel de paar dagen dat Ik met Mijn leerlingen in het huis van de overste verbleef. Toen Ik daar echter wegging, werd dit voorval snel bekend in heel Galiléa. (Matth. 9:26) Dat had Ik wel kunnen verhinderen, als Ik de vrijheid van wil van de mensen beperkt zou hebben, wat zeer weinig moeite voor Mij geweest zou zijn; maar omdat Ik de vrije wil van de mens eerbiedigen moet, zonder welke de mens een dier zou zijn, moest Ik zonder meer toelaten dat Mijn ordening verbroken werd, wat de zaak geen goed deed.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ieder, die ook maar enige kennis bezit van de aard van de dingen, zal zonder moeite begrijpen dat zich in de vaak zeer dikke en verweerde schors, die jammer genoeg door velen al voor de boom zelf aangezien Wordt, allerlei vervuilingen en vele soorten wormen en insecten bevinden, die leven van het slechte voedsel dat de schors hen geeft. Omdat de schors uit de levende boom, maar nooit de levende boom uit de schors groeit, heeft de schors ook iets levends van de boom in zich, en daarom is het te begrijpen, hoe in en uit haar zoveel wormen en allerlei insecten toch een uiterlijk en vergankelijk levensvoedsel vinden.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Wat Ik echter tegen jullie zeggen zal, geldt ook in meer of mindere mate voor degenen, die in Mijn naam volledig in jullie voetstappen treden. Schrijver Matthéus moet net als op de Garizim alles woordelijk opschrijven wat Ik thans zal spreken; want dit moet voor de wereld bewaard blijven, omdat het een krachtig getuigenis tegen haar zal zijn!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] En als de bewoner van een huis je niet zal aannemen of niet wil luisteren naar wat je zegt, ga dan direct uit zo'n huis, en zo nodig ook uit zo'n stad en schud zelfs het aan je voeten klevende stof af, als een belangrijk getuigenis over haar dat eens gebruikt zal worden! (Matth. 10: 14) Want het is de waarheid als Ik je zeg, dat het bij het jongste gericht voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zal zijn in de andere wereld, dan voor zo'n stad! (Matth. 10:15)
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Daarop zegt Judas: 'Heer! Als de zaken er zo voor staan, zullen we over het algemeen niet veel bereiken! Wat hebben we aan het toekomstige jongste gericht in de geestenwereld, waaraan haast geen mens meer gelooft? Als wij met de goddelijke totale macht die we nu van U hebben gekregen, niet een zeer scherp en noodzakelijk jongste gericht over de verscheurende wolfmensen kunnen of mogen uitspreken, dan kunnen we maar beter thuis blijven! Want als we tegenover zulke wolven, waarvan vooral de steden uitpuilen, ook maar iets te luid over U zullen getuigen, dan zal men ons grijpen, boeien en naar het raadhuis slepen en daar hard over ons rechtspreken; en men zal ons dan, als de vonnissen niet te hard zijn, toch minstens voor de Joden in de scholen geselen en ons tot slot als vogelvrijen de stad uitjagen. Echt, voor zo'n geschenk bedank ik vooraf al! Wat heb je aan alle wijsheid, waarheid en de grootste eerlijkheid, als daartegenover het meest willekeurige geweld in haar blinde ijver woedt?
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...