Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3023 resultaten - Pagina 13 van 202

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[17] JAÏRUS zegt: "Nu, Heer, als het een arme zondaar ook toegestaan is om U iets te vragen, zou U dan nu Uw genade niet aan mij, onwaardige, maar aan de U zeker boven alles liefhebbende Sarah willen betonen!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JAÏRUS zegt: "Laat het zijn wat het is! Jij hebt hier niets te vragen, maar over alles wat je hier ziet totaal te zwijgen of je wordt ontslagen! Prent je dat goed in je geheugen, en denk, neem in je op en begrijp, dat bij God alle dingen heel goed mogelijk zijn! Maar daartoe behoort een volledig geloof en een levend vertrouwen! - Heb je dat begrepen?"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Nu eerst staat Sarah snel op en begroet haar moeder heel vriendelijk, maar zegt daar direkt bij, dat ze nu bij Mij zal blijven; want ze houdt teveel van Mij om Mij te kunnen verlaten! De moeder zowel als overste Jaïrus prijzen het lieve dochtertje daarvoor, maar vragen het echter toch ook meteen of ze hen niet helemaal zou willen vergeten! En Sarah geeft beiden de oprechte verzekering dat zij hen nu meer liefheeft dan ooit te voren. Daarmee waren beiden dan ook uitermate tevreden, ze werden kalm en liefkoosden hun dochter .
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Mijn zeer gewaardeerde vriend Philopold! Geloof je dat Ik je niet allang om het een of ander, Kana betreffend, gevraagd zou hebben, als Ik niet precies zou weten hoe het er bij staat? - Kijk al Mijn broeders eens! Hoeveel spreek Ik dan met hen? Uiterlijk dagenlang met geen woord, maar des te vaker innerlijk, geestelijk via hun hart; en zie, er staat er niet één op om Mij te vragen: 'Heer, waarom spreekt U dan niet met mij?' Ik zeg je, zoals Ik allang tegen allen gezegd heb: Ik neem geen leerlingen aan om met hen over koetjes en kalfjes te praten, maar opdat zij Mijn leer horen, en getuigen zullen zijn van Mijn daden! Want wat zij weten, dat weet Ik allemaal allang van te voren, en wat zij speciaal weten willen, zeg Ik hen op het gewenste ogenblik in hun hart. Als dat nu zo is, vraag jezelf dan eens af, waarom Mijn ingewijde leerlingen dan nog een dagelijks uiterlijk gesprek nodig zouden hebben! Jij bent nu ook Mijn leerling en moet je daarom richten naar deze regel van Mijn school.
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg met gedempte stem tegen hem: "Ik dacht dat je in Kana toch voldoende ondervonden hebt wie Ik ben!? Maar als je dat dan weet, is het toch erg onbegrijpelijk dat je vraagt, hoe Ik een dood mens weer tot leven zou kunnen brengen! Zijn dan niet zon, maan en alle sterren, evenals deze aarde, uit Mij voortgekomen, en heb Ik deze aarde niet bevolkt met talloze levende wezens? Als Ik deze in het begin een bestaan en een zelfstandig leven kon geven, waarom zou Mij dan nu bij een meisje onmogelijk zijn, wat Mij bij talloze wezens van eeuwigheid tot eeuwigheid mogelijk is? Als je dit echter weet en daarover zelfs door een engel bent onderwezen, hoe kun je dan nog vragen hebben?
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Maar IK zei heel vriendelijk tegen Cyrenius: "Dacht je dan, dat de man vergeten zou zijn wat je het kind gedaan hebt, toen het voor Herodes uit Bethlehem naar Egypte moest vluchten? Oh, de man herinnert zich dat alles heel goed! Alles heb je zonder eigenbelang gedaan omdat je Mij liefhad, - zou Ik dan nu een beloning van je vragen? Nee, in der eeuwigheid niet! Maar omdat je als plaatsvervanger van de keizer over Azië gebieden kunt, gebied dan deze weerspannige dienaren, die niet van God maar van de satan zijn, dat ze over alles wat Ik hier gedaan heb moeten zwijgen als het graf, omdat ze anders zeer zwaar gestraft zullen worden! Want ieder, die tegen zijn naaste een steen opheft, moet zo zwaar mogelijk gestraft worden!"
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] En toen zij zo onder elkaar spraken en vragen stelden, ergerden er zich VELEN en zeiden: "Dat is haast om gek van te worden! Onze zonen hebben in Jeruzalem gestudeerd en in allerlei kunsten en wetenschappen kennis vergaard; zij hebben ook de nog bestaande profetenschool doorlopen en de Egyptische wijsheid over het verklaren van tekenen helemaal bestudeerd! En deze timmerman, die aanwijsbaar nooit een school bezocht heeft, die wij altijd met bijl en zaag zagen werken, maakt ons en onze kinderen nu beschaamd op een manier, die maakt dat zelfs de allerhoogste regeringspersonen zich verbazen en de eigenlijk lummelachtige timmerman al bijna voor God aanzien! Dat is echt ergerlijk! Hij is in alles de beste, spreekt elke taal alsof het zijn moedertaal is, hij is een profeet van de eerste orde en doet tekenen, waarvoor geen God zich zou behoeven te schamen; en onze zonen staan daar net als wij, die in onze tijd toch ook wel wat geleerd hebben, alsof ze nog niet tot tien kunnen tellen! Weet dan niemand van ons hoe deze timmerman zich dit alles heeft eigen gemaakt?"
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarentegen vragen jullie, omdat Ik in jullie midden ben opgegroeid en jullie Mij van kinds af aan kennen, heel geërgerd en verwonderd: 'Waar haalt deze timmerman dat alles opeens vandaan, terwijl we hem steeds gekend hebben als een echte lummel?' O wacht maar, de lummel is geen lummel meer, en heeft veel goeds voor jullie gedaan -vroeger als lummel en nu nog meer als Meester en Heiland; maar voortaan zal Hij dat niet meer doen!"
Hoofdstuk 23: Terechtwijzing van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Als Ik uit Perzië of zelfs uit Indië zou zijn gekomen en de tekenen zou doen, die Ik nu doe, die voor Mij niemand ooit heeft gedaan, dan zouden jullie voor Mij op je aangezichten liggen en schreeuwen: 'God is bij ons gekomen, en wij zijn vol zonden en gebreken! Wie zal ons verbergen en voor zijn toorn beschermen?' Maar omdat Ik de jullie bekende zoon van Jozef ben, vragen jullie: 'Waar haalt hij dat vandaan?' O jullie blinde dwazen! Is deze grond hier niet net zo goed Gods aarde als in Perzië en Indië? Schijnt hier niet dezelfde zon, en worden hier niet, net als in Perzië en Indië, door Gods steeds heersende kracht en macht allerlei vruchten tot wasdom gebracht en gerijpt? Is de maan en zijn de sterren met de zon en deze aarde, hier minder goddelijk dan in de genoemde landen?
Hoofdstuk 23: Terechtwijzing van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Daarom is het zeker dat wonderen eigenlijk weinig, of meestal helemaal geen waarde hebben voor de verbetering van de mensen, terwijl datgene wat ik nu over wonderen heb gezegd, maar al te waar is; zij wekken bij de toeschouwers vaak wel de nieuwsgierigheid op, maar de duistere banden van het hart slaken zij ondanks alle verontrusting der ziel toch niet. De aangapers van de wonderen blijven zoals ze voorheen waren, en vragen hoogstens vaak zo dom mogelijk aan elkaar: 'Hoe zou die wonderdoener dat toch gedaan hebben!?' Het nog dommere deel ziet echter bij de wonderdoener alleen maar duivels en hun spokerij.
Hoofdstuk 31: Jaïrus spreekt over de invloed van wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Na deze verklaring komen degenen, die eerder Mijn toespraak niet hebben begrepen, naar Mij toe en vragen Mij om te mogen blijven; want het begon bij hen al te dagen, en zij zouden zich alle moeite getroosten om Mijn woord beter te begrijpen dan tot nog toe het geval was!
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] De Heer bevordert het gaan van zo'n man, en Hij heeft plezier aan zijn weg. Valt hij, dan wordt hij niet weggeworpen; want de Heer houdt hem bij de hand. Ik ben jong geweest en oud geworden, maar ik heb nog nooit gezien dat een rechtvaardige eenzaam was of dat zijn kroost om brood moest vragen. Want de rechtvaardige is altijd barmhartig en leent graag aan de armen; daarom zal zijn kroost gezegend zijn.
Hoofdstuk 35: Roban's wijze raad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "U heeft gisteren een psalm voorgelezen; het was psalm 37. Deze psalm heeft zowel u als uw collega's sterk aangesproken, en daardoor bent u zich wat gaan bezinnen en heeft u zich afgevraagd of u Mij links "zou laten liggen, of leerling van Mij zou worden. U heeft zich gezamenlijk uitgesproken voor de afzijdigheid! Vannacht dacht u er echter zelf over na of u geen leerling van Mij zou worden, en u bent nu gekomen om Mij dat te vragen.
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] CYRENIUS zegt: "Edele, goddelijke Vriend, daar hoef ik echt niet diep over na te denken; want Uw woorden zijn zo helder en waarachtig als de zon op een wolkenloze middag, en ik zal doen wat U mij heeft aangeraden. De Mozaïsche wet zal ik opnieuw bekrachtigen en het volk zal ik weten aan te sporen om daarnaar te handelen! Edele Vriend, als U dat aangenaam zou zijn, zou ik met Uw geheime geestelijke hulp de mij welbekende Mozaïsche wet ook bij de Grieken kunnen laten verkondigen, zodat zij deze streng in acht zouden moeten gaan nemen! Politiek gezien is daar alle reden voor, want zoals bekend zijn er steeds wrijvingen tussen de Joden en de Grieken, die vooral ontstaan op grond van het verschillende geloof in God en de eveneens verschillende kennis over Hem. De Joden houden bij hoog en laag aan hun opvattingen vast; de Grieken daarentegen kunnen veel beter redeneren dan de Joden en geven de trage Joden er met hun vlotte praatjes zodanig van langs, dat deze hen op duizend vragen niet één antwoord weten te geven. Daardoor komt het niet zelden tot bloedige botsingen tussen beide partijen, wat toch zeker geen wenselijk gevolg is van de bestaande verschillen betreffende het geloof en de wet van God.
Hoofdstuk 27: Gods wet maakt uit mensenmachines mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] IK zeg: "Helemaal niet! Ga en win over alles inlichtingen in; en als u weer hierheen zult zijn gekomen, stel uw broeders en collega's dan op de hoogte van alles, wat u gehoord en gezien heeft! Kom terug als u deze opdracht met goed gevolg uitgevoerd heeft, en volg Mij! Want u zult wel te weten komen waar Ik op dat moment ben! Als u echter door Sibarah, de eerste tolplaats hiervandaan, en dan door Kis en Kana in Samaria gaat, en men u zal vragen waarheen en in wiens naam u deze reis maakt, noem dan Mijn naam, dan zal men u overal vrij laten doortrekken. Maar ga niet in het gewaad van een oudste der Farizeeën! Want daarmee zou u wel eens niet ver kunnen komen; trek daarentegen heel eenvoudige burgerkleding aan, dan zal men zich ook in Samaria niet tegen u verzetten. "
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...