Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 13 van 728

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] (Hij moet méér, maar ik minder worden.' Joh. 3:30) Daarom moet ik nu minder worden; Hij als Heer moet echter méér worden bij de mensen van deze aarde! Jullie waren steeds mijn leerlingen sinds ik als afgezant tot je kwam; wie van jullie heeft ooit uit mijn mond gehoord dat ik mij daarop heb laten voorstaan?! Altijd bewaarde ik de werkelijke eer voor Degene, Die deze toekomt. Toen ik getuigde, dat ik niet waard was Zijn schoenriemen los te maken, was dat beslist geen zelfverheffing, maar ik gaf Hem alleen alle eer, die ik zelf, omdat de mensen zo blind zijn, had kunnen krijgen. En daarom zeg ik nogmaals: Nu is mijn taak ten einde! Als de Heer zelf komt, dan heeft de voorloper geen nut meer; daarom moet de afgezant nu minder worden en Hij, de Heer, moet boven al het vleselijke uitgroeien! Er is een groot verschil tussen de afgezant en Degene, Die macht heeft om de afgezant te zenden waar Hij maar wil.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] ('Die van boven komt, is boven allen; wie van de aarde is, is van de aarde. Hij, Die uit de hemel komt, is boven allen.' Joh. 3.31 ) Degene, Die de macht heeft om voorschriften te geven, is boven; en hij, die gehoorzamen moet, is beneden. -Er kan gevoeglijk echter niemand boven zijn, die boven niet thuis hoort. Degene, die van boven komt, staat boven allen. Wie tot de aarde behoort, kan nooit van boven zijn, maar is altijd slechts van de aarde en kan alleen maar spreken over de aarde. Hij, die echter van de hemel komt, staat boven allen; want Hij is de Heer en kan derhalve doen wat Hij wil, en kan dopen met water, vuur en geest, want alles behoort Hem toe!
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik denk echter, dat Hij Zelf niet met water doopt, maar slechts met het vuur van de geest; Zijn leerlingen daarentegen zullen de mensen vooraf op mijn manier dopen, dat wil zeggen al diegenen, die niet reeds door mij gedoopt zijn. -De mens heeft echter niets aan de waterdoop, als hij daarna niet gedoopt zou worden met de geest van God.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] ('En getuigt, wat hij gezien en gehoord heeft; en toch wil bijna niemand zijn getuigenis aannemen.' Joh. 3:32) Het water getuigt alleen over het water en reinigt de huid van het vuil van de aarde. De Geest van God, waarmee alleen de Heer dopen kan omdat deze Geest Zijn geest is, getuigt echter van wat Hij alleen altijd in God ziet en hoort.
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Of is er soms een bepaalde maat, waarmee de geest verdeeld zou kunnen worden, zodat iedereen weet, hoeveel geest hij gekregen heeft? Als zo'n maat er echter niet is, dan moet de aardse vuile mens in zijn hart een plaats reserveren voor de ontvangen geest; en als de geest in deze plaats blijvend rust heeft gevonden en in deze rust de nieuwe plaats gevuld heeft, dan pas wordt de vuile mens in zichzelf gewaar hoeveel geest hij heeft gekregen.
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Wat zou het je baten als je aan zee een lek vat zou willen vullen met water? Kun je dan ooit zeggen en vaststellen, dat je een bepaalde hoeveelheid water uit de naar jouw mening mateloze zee geschept hebt? Als het vat echter goed waterdicht is, dan kun je wel meten hoeveel zeewater je in het vat hebt! Het water van de zee is allemaal hetzelfde; of je er veel of weinig van hebt maakt geen verschil. De zee zelf is ook overal gelijk, en wie, waar dan ook, vee lof weinig uit de zee schept, die schept puur zeewater en merkt daarna pas hoeveel.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] ('Wie het echter ook aanneemt, heeft bezegeld dat God waarachtig is.' Joh. 3:33) 'Wie echter deze doop en daardoor het heilige getuigenis zal aannemen, die zal voor de wereld bezegelen, dat Degene, Die hem met de geest gedoopt heeft, Zelf waarachtig God is en de Enige is, Die het eeuwige leven kan geven. Jullie zeggen nu wel direct bij jezelf: 'Waarom moet dat Goddelijke getuigenis van de hemel door God in iemand bezegeld worden?!' Ik heb jullie reeds gezegd: Het vuil is en blijft vuil en de geest is en blijft geest; als echter de aardse mens, die oorspronkelijk gemaakt is van vuil, in die toestand de geest krijgt, zal hij de geest dan kunnen vasthouden, als hij deze niet zeer goed in zichzelf, d.w.z. in zijn hart, bewaren zal?
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] ('Want Wie God gezonden heeft, Die spreekt Gods woord. God geeft echter Zijn geest niet volgens de maat.' Joh. 3:34 ) 'Zo is het nu ook met Hem, Die van God gekomen is om van God te getuigen en het zuivere woord van God te spreken. Hijzelf is de onmeetbare zee. Als Hij aan iemand Zijn geest geeft, dan geeft Hij deze niet volgens de oneindige maat, die alleen maar in Gods eindeloze volheid bestaan kan, maar naar de maat die in de mens is. Maar als de mens de geest behouden wil, mag zijn eigen ruimte niet beschadigd en onafgesloten zijn; maar deze ruimte moet dicht en goed afgesloten zijn!
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Degene echter bij Wie jullie waren en waaraan je gevraagd hebt of Hij de Christus is, heeft, hoewel uiterlijk ook een mensenzoon, de Geest van God niet naar de maat van de mens, maar naar de eindeloze maat van Godzelf ontvangen; want Hij is Zelf de mateloze zee van de Geest van God! Zijn liefde is Zijn eeuwige Vader en deze is niet buiten de zichtbare Mensenzoon, maar in Hem; Hij Die in en uit de Vader, het Vuur, de Vlam en het Licht der eeuwigheid is.
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] ('Wie in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. Wie echter niet de Zoon gelooft, die zal het leven niet zien. maar de toorn van God blijft op hem.' Joh. 3.36) Wie dus de Zoon aanneemt en in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven al in zich; want zoals Godzelf in ieder woord Zijn eigen volkomen eeuwige leven is, zo is Hij het ook in iedere mens, die Zijn volle levenswoord in zich opneemt en het behoudt. Wie daarentegen het Woord van God uit de mond van de Zoon niet aanneemt, die dus de Zoon niet gelooft, die zal en kan het leven ook niet ontvangen, noch in zich waarnemen of voelen, en de toorn van God, die het gericht is over de dingen die alleen maar bestaan kunnen onder de eeuwige onveranderlijke dwingende wet, zal net zolang op hem blijven als zijn ongeloof in de Zoon duurt.
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ook van Romeinse kant werden onderzoekers op Mij af gestuurd, die echter niet datgene vonden waarvoor ze naar Mij toegestuurd waren. In hun bijzijn deed Ik meestal geen wonderen, opdat dit bijgelovige volk niet nog trager van begrip zou worden dan het al was.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vrouw zegt: 'Heer! U heeft toch niets om mee te putten en de put is diep! Waar haalt u dan het levende water vandaan?' Joh. 4: 11 ) Maar de vrouw antwoordt: 'U kent de Schrift nogal goed! Maar, zoals ik kan opmaken uit uw vraag om een slok water uit mijn kruik, en omdat u zeker niets hebt waarmee u het water uit deze bron scheppen kunt, en u met de hand het water niet kunt bereiken omdat de bron te diep is en niemand met de hand bij het water kan komen, daarom zou ik wel eens willen zien met welke truc u dat water uit het niets te voorschijn kunt toveren!? (Of wilt u mij misschien heel bedekt te verstaan geven, dat u zin heeft om het met mij aan te leggen? Ik ben nog jong genoeg en aantrekkelijk ook, want ik ben nog geen dertig! Zo'n vraag van een Jood aan een verachte Samaritaanse zou echter toch wel een groot wonder zijn, want jullie vinden de beesten aangenamer dan ons Samaritaanse mensen! Werkelijk daartoe zou ik me nooit over laten halen!)'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] ('Wie echter het water drinken zal, dat Ik hem geef, die zal eeuwig geen dorst meer hebben; want het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden, waarvan het water over zal lopen in het eeuwige leven!' Joh. 4:14) 'Want wie het natuurlijke water uit deze of alle andere bronnen drinkt, die heeft al gauw weer dorst. Wie echter het geestelijke water drinkt, dat Ik alleen maar geven kan, die heeft in eeuwigheid geen dorst meer. Want het water, dat Ik iemand geef, wordt in hem een waterbron, waarvan het water opwelt tot in het eeuwige leven.
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Vijf mannen heb je gehad, en die je nu hebt, is je man niet! Dat heb je naar waarheid gezegd.' Joh. 4:18) 'Want kijk eens, beste vrouw, vijf mannen heb je al gehad, en omdat hun natuur niet met de jouwe overeenkwam, werden ze al gauw ziek en stierven; want langer dan een jaar hield het er niet één met je uit. Er zit een dodelijke worm in je lijf en degene, die daarmee te maken krijgt, wordt daardoor al snel gedood. De man die je nu echter hebt, is je man niet, maar je ondergeschikte minnaar -tot zijn en jouw verderf! Ja, ja, je hebt dus echt wel de waarheid tegen Mij gezegd.'
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (De vrouw zegt tot Hem: 'Heer, ik zie nu, dat u een profeet bent.' Joh. 4:19) Inwendig schrikt de vrouw hiervan, ze wil zich echter niet verraden en zegt na een poosje toch nog: 'Heer, ik zie dat u een groot profeet bent! Als u zoveel weet, dan weet u misschien ook wel, waardoor ik genezen kan worden!?
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...