Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 13 van 342

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Maar als een echte profeet in een huis komt en als zodanig aangenomen wordt, zal degene die hem als een echte profeet opneemt, of ook als hij een door de profeet gezondene in naam van de profeet opneemt, hem aanhoort en in zijn hart rekening houdt met diens woorden, in het hiernamaals in het Rijk van God het loon van een profeet krijgen. En wie een rechtvaardige in de naam van een rechtvaardige opneemt, -dat wil zeggen, als zo iemand als rechtvaardig bekend staat en die naam hem toekomt, of ook als hij niet als zodanig bekend staat, maar door degene die hem opneemt als zodanig erkend wordt en hem zo opneemt, zonder van de rechtvaardige een bewijs te vragen -, die zal eenmaal in het hemelrijk het loon van een rechtvaardige ontvangen. (Matth. 10:41)
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De inwoners zeggen: 'O, die luisteren niet naar u! Want die onrechtvaardige belastingafpersers zijn geen mensen, maar wilde verscheurende dieren, die u boosaardig zullen aanvallen.'
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Omdat Ik de reden wel wist waarom Johannes dat aan Mij liet vragen, antwoordde Ik de leerlingen heel kort en zei tegen hen: 'Ga heen en vertel aan Johannes, wat je ziet en hoort (Matth. 11:4): De blinden zien, de lammen lopen, de melaatsen worden rein, de doven horen, de doden staan op, en de armen wordt het evangelie gepredikt. (Matth.11:5) Maar zalig is en wordt degene, die zich niet aan Mij ergert!' (Matth.11:6) Toen wisten de leerlingen niet, wat ze daarop moesten zeggen.
Hoofdstuk 143: Aan de zee. Het antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Als jullie het wilt aanvaarden dan is nu juist deze Johannes dezelfde als Elia,, die in de toekomst, dat wil zeggen vóór de Messias, nog éénmaal moest komen! (Matth. 11:14) Hij is dan ook gekomen en heeft voor Mij geprofeteerd en heeft Mijn weg voorbereid, zoals jullie het zelf ondervonden hebben. Zeg nu eens, of je nu weet, wie Johannes is!'
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De mensen zeggen: 'Heer! Als dat zo is, dan is het toch niet rechtvaardig dat U hem nu in de kerker laat! Te oordelen naar Uw daden, die buiten God zeker geen mens tot stand kan brengen, zou het voor U toch niet moeilijk zijn om de doper, omdat hij voor U gewerkt heeft, te bevrijden! Heer, dat zou U toch wel moeten doen en U zou hem nu niet in de steek moeten laten!'
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Omdat de uitgenodigden de vriendschap van de tollenaar zo beloonden, wendde deze zich tot Mij en vroeg: 'Heer! Wat moet er met die dwazen gebeuren? Ik wil hen goed doen, en daarvoor vervloeken ze mij! Kunt U mij ook zeggen, of God acht slaat op de vloek van zulke dwazen, tot nadeel van de door hen vervloekte!' ,
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Met Mij is nu de lang verwachte Mensenzoon gekomen. Hij eet en drinkt. Wat zeggen ze nu? Jullie hebben gisteren zelf gehoord, hoe ze over Mij oordeelden en riepen: 'Zie! Wat een vreter en wijnzuiper is deze mens, en ook nog een vriend van de tollenaars en zondaars!'
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zeg jullie: De juistheid van die wijsheid moet door hun kinderen worden aangetoond! (Matth. 11: 19) Dat wil zeggen dat zij de juistheid van hun aan ons verkondigde wijsheid aantonen door hun eigen kinderen dwazen te noemen; maar dat ook de juistheid van Mijn wijsheid wordt aangetoond, omdat hun kinderen Mijn wijsheid aannemen en erkennen. Zo is dan de juistheid van beide soorten wijsheid, de verkeerde en de goede, voldoende aangetoond.' .
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Toen stonden de Farizeeën en aartsjoden op en zeiden tegen Mij: 'Pas op, - je bent nog steeds een Jood! Wij vertegenwoordigen de wet en hebben het recht je als een aartsketter te vernietigen; want je wilt Mozes vernietigen en de profeten ondergraven. Pas op, als je zulke wensen niet wilt laten varen! Wij hebben van de keizer de belangrijke toezegging, dat we ons in noodgevallen mogen bedienen van de Romeinse rechtspraak, en iedere stadhouder moet doen wat wij zeggen!'
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen dit visioen weer verdween bij de merendeels onmondige, dat wil zeggen eenvoudige, Mij liefhebbende mannen en vrouwen die Mij omringden, vielen ze voor Mij neer en loofden en prezen Mij.
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nathanaël gaf aan de achtergeblevenen als het ware leiding omdat hij voor zichzelf, zonder dat Ik hem dat persoonlijk opgedragen had, uitgebreider dan alle anderen een evangelie vastlegde in de Griekse taal, die hij goed meester was. Hij kwam tot in het diepst van zijn wezen geschokt naar Mij toe en zei: 'Heer! Almachtige! Ik zag dat visioen ook en daarin de verschrikkelijkste dingen, zodat ik van angst niet meer schrijven kon! Ik vraag U in alle volheid van mijn liefde voor U, eeuwig Heilige, om mij te zeggen of dat te eniger tijd in het hiernamaals in alle werkelijkheid zo gebeuren zal zoals ik en velen het nu hebben gezien.'
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik kan dit zeggen en doen; want Ik zeg je; Alle dingen zijn door de Vader in Mijn hand gegeven! Maar niemand kent Mij, de Zoon, behalve de Vader; en zo ook kent niemand de Vader dan alleen maar de Zoon, en na Hem degene aan wien de Zoon het wil openbaren. ' (Matth. 11;27)
Hoofdstuk 149: De opwekking tot het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De Farizeeën zeggen: 'Wij zijn zuiver en hebben geen arglist in onze harten. Wij volgen Mozes en wij zijn Joden, zoals ook Jezus een Jood is en de wet van Mozes nooit te niet kan doen. Men hoort echter van alle kanten veel vertellen over zijn daden en lessen, en wij moeten daarom beslist weten of zijn daden en lessen Mozes wet niet opheffen. Als ze Mozes en de profeten bevestigen, dan nemen wij ze ook aan; doen ze het tegendeel, dan is het wel duidelijk dat we daartegen moeten zijn!'
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Hoewel de bovengenoemde betere Joden en Farizeeën zich nu al strikt hielden aan wat Ik zei, trokken ze vaak hun schouders op bij Mijn verklaringen over het werkelijke ontstaan of liever de graduele schepping van de aarde en alle dingen in en op de aarde, zoals ook die van alle talloze andere hemellichamen, en zeiden bij zichzelf: 'Dat is dan toch wel rechtstreeks tegen Mozes in! Waar blijven dan de zes scheppingsdagen, waar de sabbat waarop God gerust heeft? Wat komt er dan terecht van datgene, wat Mozes zegt over het ontstaan van alles wat nu in z'n totaliteit de hele wereld vormt? Als deze wonderdoener uit Nazareth ons daarover nu een leer geeft die de leer van Mozes helemaal opheft, wat moeten we dan zeggen? Als Mozes echter niet meer geldt, dan gelden daardoor ook alle profeten en uiteindelijk hijzelf ook niet; want als Mozes niets voorstelt, dan stellen ook de profeten niets voor - en de verwachte Messias, die hij eigenlijk zelf is, ook niets!
Hoofdstuk 156: Het scheppingsverhaal van Mozes. (2.3.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Als Mozes gezegd had: 'En zo ontstond uit morgen en avond de eerste dag!', dan zou u wel aan kunnen nemen, dat het de natuurlijke dag was; maar hij had goede redenen om het juist omgekeerd te zeggen, en dat heeft te maken met de avond en tevens de nacht van de mens, wat heel begrijpelijk is, want niemand heeft nog ooit een volkomen wijs kind gezien.
Hoofdstuk 157: De eerste scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...