Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6808 resultaten - Pagina 14 van 454

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[16] Ik zeg: Vriend! Als iemand vals beschuldigd wordt, dan lacht hij in zijn hart daarom; want daar weet hij, dat hij onschuldig is. Maar als iemand, ook al is het schijnbaar toevallig, een ander van iets beschuldigt waaraan hij werkelijk schuldig is, -zeg dan eens, zal ook die mens in zijn hart lachen? O nee! Ik zeg je: Deze mens wordt in zijn hart boos op degene, die hem als bij toeval beschuldigde, en wordt nooit zijn vriend! Wind je daarom niet op, anders beken je op die manier zelf nog je schuld!'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Ik zeg: 'Beslist niet, broeders!' Ik zeg je: Jullie zullen noch goud, noch zilver, noch muntstukken in jullie gordels hebben; want een goede arbeider verdient zonder dat alles zijn voedsel! (Matth. 10:9) Wie echter niet werken wil als hij het wel kan, die moet ook geen eten krijgen! Want er staat geschreven: 'In het zweet uws aanschijns zult u uw brood verdienen!' Maar dat een werkschuwe mens met behulp van een aalmoes van goud, zilver en muntstukken voor zijn eten moet zorgen, dat staat nergens geschreven! De zwakken, ouden en gebrekkigen moeten volgens de wet door de hele gemeente onderhouden en goed verzorgd worden.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Daarop zegt Judas: 'Heer! Als de zaken er zo voor staan, zullen we over het algemeen niet veel bereiken! Wat hebben we aan het toekomstige jongste gericht in de geestenwereld, waaraan haast geen mens meer gelooft? Als wij met de goddelijke totale macht die we nu van U hebben gekregen, niet een zeer scherp en noodzakelijk jongste gericht over de verscheurende wolfmensen kunnen of mogen uitspreken, dan kunnen we maar beter thuis blijven! Want als we tegenover zulke wolven, waarvan vooral de steden uitpuilen, ook maar iets te luid over U zullen getuigen, dan zal men ons grijpen, boeien en naar het raadhuis slepen en daar hard over ons rechtspreken; en men zal ons dan, als de vonnissen niet te hard zijn, toch minstens voor de Joden in de scholen geselen en ons tot slot als vogelvrijen de stad uitjagen. Echt, voor zo'n geschenk bedank ik vooraf al! Wat heb je aan alle wijsheid, waarheid en de grootste eerlijkheid, als daartegenover het meest willekeurige geweld in haar blinde ijver woedt?
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Omdat je een mens van deze aarde bent, daarom spreek je ook als een mens van deze aarde. Hij echter, die van boven is gekomen, spreekt anders, omdat Hij alleen inziet en het beste weet, wat de mens te allen tijde nodig heeft opdat diens geest vrij zal worden van de almacht en van de toorn van God, en voor eeuwig de ware zelfstandigheid zal bereiken.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Heb dus geen angst voor de wereldse mens! Wat Ik jullie 's nachts leerde, zeg hen dat overdag; en wat Ik één van jullie heimelijk in het oor van zijn hart zei, verkondig dat nu van de daken (Matth. 10:27) en vrees degenen niet, die als een verscheurend dier het lichaam van een mens kunnen doden, maar die de ziel, die het enige is wat leeft en leven heeft niet kunnen doden en die niet in staat zijn om haar ook maar op enige wijze kwaad te doen!
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Begrijp het dus goed! Ik ben gekomen, om de nog niet zo harde zoon in beweging te brengen tegen de vaak erg harde onbuigzaamheid van zijn vader, en de niet zo veeleisende dochter tegen haar heerszuchtige moeder, en de zachtere schoondochter tegen haar gierige en afgunstige schoonmoeder! (Matth. 10:35) Ja de eigen huisgenoten behoren de ergste vijanden van de mens zijn! (Matth. 10:36)
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Pas door de daad zul je kunnen onderscheiden of de woorden, die Ik tot jullie gesproken heb en nog spreek, uit de mond van een mens of uit de mond van God tot jullie gekomen zijn! (Joh. 7:17)
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Alleen als het woord in het hart dringt wordt het levend, gaat al gauw de wil beheersen die het zwaartepunt van de liefde is, en drijft van daaruit de gehele mens aan tot de daad.
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Door dit doen verandert de oude mens in een nieuwe mens, en Mijn woord wordt dan werkelijk nieuw vlees en bloed.
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] En pas deze nieuwe mens in jullie zal je duidelijk vertellen, dat Mijn woorden werkelijk Gods woorden zijn, die nu en in alle tijden der tijden dezelfde macht, kracht en uitwerking hebben als eeuwigheden terug; want alles wat je ziet, voelt, ruikt, proeft en hoort, is oorspronkelijk slechts het Woord van God,
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Judas zegt: 'Het wordt steeds mooier! Als iedereen ons moet gaan haten vanwege deze opdracht, dan beveel ik zo'n onderneming wel in Gods handen aan! Veel geluk en een krijgshaftige stemming! Zij, die ons haten, zullen zich zeker net zo over ons ontfermen en ons bewaren als de hete zomer zich over de sneeuw ontfermt en deze bewaart! Heer, als U dat volle ernst is, dan zeg ik U als heel eenvoudig, maar enigszins ervaren mens: Blijf samen met ons liever thuis; want dit zaad zal niet opkomen en geen vrucht dragen! -Luister! Als we het in een stad met onze prediking en onze daden zover gebracht zullen hebben, dat we daar door iedereen dodelijk gehaat worden, wat staat ons dan te doen? Moeten we ons dan ook nog heel gewoon laten doden? En als dat ook moet, -wie zal Uw leer dan verder verbreiden? - Ha, bedenk eens, wat U vraagt! Om 's hemelswil, ziet U dan niet in, dat U Zich daardoor helemaal onmogelijk maakt en Uw Eigen grootste vijand en vervolger bent? Waar, waar in de hele wereld vind je iemand, die mij meer dan de dood haat en toch luistert naar mijn prediking die zijn huis vervult met alle mogelijke tweedracht, haat, toorn en dodelijke wraak? Zeg, -wat moet er in zo'n geval gedaan worden?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Petrus zegt: 'Nu dan, omdat u, hoewel ook een zoon van Jacob - geen mens meer bent, maar een wild, verscheurend dier, daarom zal het gericht van God u en uw handlangers treffen! Want ik, die u dit verkondig, ben een afgezant van God, en die met mij zijn, zijn het ook! Wat u met mij wilde doen, omdat ik u in de naam van God van gruweldaden afhield, had u met God willen doen; daarom zal u dan ook het gericht van God treffen! Amen!'
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Johannes wist in de geest wel met wie hij te doen had; maar hij benutte deze gelegenheid toch en predikte in zijn gevangenis verder, en zijn leerlingen mochten vrij bij hem komen, natuurlijk wel tegen de kleine storting van een stater per week. Tempelpriesters moesten een pond betalen als ze naar Johannes wilden, en op hun vraag aan Herodes, waarom hij Johannes in de gevangenis verder liet prediken, antwoordde Herodes, die sluwe vos: 'Dat is een geheim politiek spelletje van mij, daardoor leer ik alle aanhangers van deze staatsgevaarlijke mens kennen!' Dit antwoord was aanleiding voor de priesters om Herodes bijzonder te prijzen en ze schonken hem veel goud, zilver en edelstenen; want ze dachten bij zichzelf: 'Dit is de juiste man; die moeten we zoveel mogelijk steunen; hij is voorbestemd om al dat profetengespuis uit de weg te ruimen.'
Hoofdstuk 143: Aan de zee. Het antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Wilden jullie soms een riet zien dat de wind heen en weer bewoog? (Matth. 11:7) Of zijn jullie naar buiten gegaan om een mens te zien die in zachte kleding gehuld was? Kijk, degenen, die zachte kleren dragen, wonen in de paleizen, maar niet in de harde woestijn bij Bethabara! (Matth. II :8) Of zijn jullie daarheen gegaan om een profeet te zien?
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De mensen zeggen: 'Heer! Als dat zo is, dan is het toch niet rechtvaardig dat U hem nu in de kerker laat! Te oordelen naar Uw daden, die buiten God zeker geen mens tot stand kan brengen, zou het voor U toch niet moeilijk zijn om de doper, omdat hij voor U gewerkt heeft, te bevrijden! Heer, dat zou U toch wel moeten doen en U zou hem nu niet in de steek moeten laten!'
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...