Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11480 resultaten - Pagina 14 van 766

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[15] Omdat de twee Farizeeën wel wisten wat Roclus nog meer van hen verlangd had, zeiden zij tegen de overste Roclus: 'Stel nu het bedrag vast dat jij nodig acht voor het levensonderhoud van deze in totaal ongeveer twintig personen, dan betalen wij je dat hier! Maar wat de straatroof betreft ben jij zelf een heer en kunt zelf onderhandelen met de mannen die hier aanwezig zijn. Van onze kant zullen wij voor altijd van al het overige afzien; want ook wij beginnen nu ons grote onrecht in te zien en zullen ons zoveel mogelijk inspannen om het goed te maken.
Hoofdstuk 210: Roclus geneest de zieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[22] Daarop zei Roclus: 'Zijn vijanden vergeven, ook wanneer zij hun onrecht met willen inzien en goedmaken, is God welgevallig; en zo zijn wij volgens Gods wil des te meer verplicht om dat te doen tegenover die vijanden, die het onrecht dat zij ons aangedaan hebben berouwvol inzien en de vaste wil opvatten om het voorzover mogelijk weer goed te maken. Daarom zij jullie beiden door ons alles vergeven; maar kijk ook op andere plaatsen om jullie heen, en maak ieder onrecht goed dat jullie wie dan ook aangedaan hebben, dan zal God de Heer jullie ook barmhartigheid betonen wanneer jullie je grote zonden, die je aan de mensen hebben begaan, niet meer kunnen goedmaken, omdat zij zich niet meer onder de levenden aan deze zijde bevinden!'
Hoofdstuk 210: Roclus geneest de zieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] De Griek zei weer: 'Dat hebben joden die bij ons wonen en handel drijven ook gezegd, en wij hebben de God van de joden dan ook heel bereidwillig grote offers gebracht; die zijn door een joodse priester ook in ontvangst genomen met de verklaring, dat de offers zo spoedig mogelijk naar Jeruzalem gebracht zouden worden, waar de enig ware God steeds in een geweldig grote en schitterende tempel woont.
Hoofdstuk 217: De wonderdaden in de herberg voor de poort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] En de Joden zeiden: 'Ja, ja, alleen God zijn zulke dingen mogelijk! Maar God is enkel geest, en niemand kan Hem zien en ook nog het leven behouden; maar deze mens zien wij en de dood blijft verre, en daarom is deze mens heel waarschijnlijk een nieuw opgewekte grote profeet, vervuld van de geest uit God; maar daarom is hijzelf toch nog geen God!'
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Ik zei: 'Als je Mij zou kennen, zou je tegen Mij zeggen: 'Heer, wees mij, grote zondaar, genadig en barmhartig, en vergeef mij mijn zonden; want ik wil mijn leven beteren en boete doen, en ik wil proberen om al het onrecht dat ik iemand heb aangedaan zoveel mogelijk weer goed te maken!' Maar omdat je Mij niet kent, ben je vastbesloten in je zonden te volharden en heb je Mij wraak gezworen bij alle goden, terwijl je toch een jood bent en de wetten van Mozes kent. Als je echt een Griek was, zou Ik niet hebben toegelaten dat je Mij staande hield, maar omdat je ook een zoon van Jacob bent heb Ik dat toegelaten, opdat jij de gelegenheid zou krijgen om de waarheid te vernemen en daarmee een betere vangst voor je leven te doen dan die, waar jullie op uitgegaan zijn.'
Hoofdstuk 45: De karavaan van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[22] De waard sprak echter met zijn vrouwen ook met zijn meerderjarige kinderen nog over veel dingen; maar toch verraadde hij Mij niet, hoewel zijn vrouwenkele keren de opmerking maakte dat Ikzelf uiteindelijk toch die wonderbaarlijke Meester zou kunnen zijn, die tweeënhalf jaar geleden in Samaria zulke grote tekenen had gedaan. Zij dacht dat Ik Mij om bepaalde redenen mogelijk niet direct kenbaar wilde maken, net als dat bij Mijn eerste bezoek aan deze stad het geval was geweest. Overdag zou ze Mij wel nauwkeuriger bekijken, omdat zij bij Mijn eerste aanwezigheid in deze plaats wel het geluk had gehad Mij een paar keer te zien. En na dat gesprek sliep ook het herbergiersgezin in en rustte samen met ons tot aan zonsopgang.
Hoofdstuk 53: De waard herkent de Heer (31.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] Hierop drongen de Farizeeën nog sterker aan en smeekten ons hen te helpen, als er bij die reeds grote uitslaande brand nog hulp mogelijk zou zijn.
Hoofdstuk 75: Het nachtelijke onweer (7.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Daarop ging Ik met de betere Farizeeër naar buiten en keek met hem naar de felle brand, die reeds in het gehele grote gebouw woedde, en Ik zei tegen hem, terwijl hij zonder vrees of angst bij Mij stond: 'Denk je en geloof je nu nog dat het Mij mogelijk zou zijn om met één woord die geweldige storm te bedaren, de brand te blussen en daardoor tenminste jouw bezittingen te redden?'
Hoofdstuk 76: De jongste Farizeeër begint de Heer te herkennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] En nu God Zelf in alle volheid van Zijn eeuwige macht en kracht en met al Zijn liefde en wijsheid lichamelijk naar de mensen toe is gekomen, zien ze dat niet en beschouwen het in hun grote blindheid en domheid als onmogelijk, terwijl bij God toch alle dingen mogelijk zijn. En omdat Hij Zichzelf nu met een lichamelijke mond en niet met bliksem en donder openbaart, houden ze nu God Zelf voor een godslasteraar en een boosaardige opruier van het volk tegen God en tegen de koningen van de wereld, die zichzelf als goden beschouwen en zich ook als zodanig door de mensen laten eren.
Hoofdstuk 83: Over de boom des levens en de boom der kennis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] De oude boten waren echter voor de helft volgelopen met water, en de knechten en ook Mijn leerlingen begonnen met het uitscheppen van het binnengedrongen water en stopten enkele lekke plekken met lappen dicht, om de boten enigszins bruikbaar te maken; de Samaritanen begonnen inderhaast de beschadigde netten zo goed mogelijk te repareren, en op die manier ontstond er een redelijk bruikbaar vistuig. Een deel van de knechten haalde een benodigd aantal vaatjes, om de gevangen vissen in te kunnen leggen, en ze zo naar de grote bassins te kunnen brengen.
Hoofdstuk 131: De rijke visvangst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Na zich zo een flinke poos verbaasd te hebben, vatte onze arts tenslotte weer moed en zei tegen Mij: 'Heer, Heer en Meester, om hier te zijn zou voor eeuwig goed zijn, en ik zou voor mijzelf nooit meer een nog hogere gelukzaligheid van leven verlangen! Maar omdat U door Uw eindeloos grote liefde en genade deze op zich reeds boven alles voleindigde geest als het ware in vlammende liefde voor ons hebt laten verschijnen en aangezien hij in ons aller bijzijn hardop heeft gesproken, zou ik, als het mogelijk en toelaatbaar is, toch ook met hem over het wezen van het rijk Gods willen spreken.'
Hoofdstuk 172: De Heer roept Rafaël om de betekenis en het bestaan van het rijk Gods toe te lichten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De overste zei: 'Dat weten wij wel; maar ieder mens die eenmaal iemand als Herodes dient, is net als ik een grote zondaar. Als hij de genade van de Allerhoogste, Alwetende en Almachtige deelachtig wil worden, moet hij zich volkomen reinigen van zijn vele zonden, ten eerste door ze als zonden tegen de goddelijke wil te erkennen, ten tweede door ze werkelijk te verafschuwen en te betreuren en ten derde door ze nooit weer te begaan en de ernstige wil en het voornemen op te vatten het aan de mensen bedreven onrecht zoveel mogelijk weer goed te maken.
Hoofdstuk 206: Het overleg van de soldaten van Herodes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[20] De Joodse waard zei: 'Dat moet je niet aan mij, maar aan de grote Meester vragen, voor wie alle dingen mogelijk lijken te zijn, en van wie ik nu ook geloof wat de commandant en zijn dochter onder woorden hebben gebracht. Spreek dus met de Meester; want ik als zwak mens, die nog vol geestelijke blindheid en dwaasheid zit, weet niets en begrijp niets!'
Hoofdstuk 37: De genezen Veronica bedankt de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[8] Ik zei: 'Die vindt het helemaal goed zo; want de heidenen, en met name de starre stoïcijnen zoals deze burgemeester er één is, kunnen alleen maar door grote tekenen bekeerd worden tot het geloof in de ene, enig ware God en Heer van hemel en aarde van eeuwigheid, voor wie alle dingen mogelijk zijn en die door Zijn woord alles uit Zichzelf heeft geschapen en vormgegeven.'
Hoofdstuk 66: De burgemeester van Abila - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Doe vandaag in Mijn naam alleen maar zoveel als je mogelijk is, dan zal de daaropvolgende dagje wel zeggen watje voor het bereiken van een edel doel verder te doen staat! Want zie, in deze meer dan grote, voor jullie mensen bestemde wereld kan men niets zo gemakkelijk over de knie breken als een oud vermolmd stuk hout; want als dat zo zou zijn, zou Ik nooit een lichaam van vlees en bloed hebben aangenomen en zou Ik nooit als mens naar jullie mensen toe gekomen zijn om Zelf met veel moeite en heel veel geduld jullie in de dingen van Mijn rijk te onderwijzen.
Hoofdstuk 68: Liefde en geduld, de twee grootste deugden van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...