Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 14 van 124

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[15] Misschien voelen jullie je meer thuis, omdat jullie waarschijnlijk deze situatie niet zo rustig en diep aanvoelen als ik en broeder Rob. Wanneer je echter begint dit alles heel rustig en zo diepgaand mogelijk te beschouwen, het vergelijkend met alles wat men in deze wereld ooit heeft gezien, gehoord en in oude boeken heeft gelezen, dan wordt het iemand steeds onheilspellender en vreemdsoortiger te moede. Ja, je verliest op het laatst zo geheel het kontakt met je eigen bestaan, dat het je als een voelbare leegte voorkomt! -Zeg me, of ik het juist heb of niet!"
Hoofdstuk 127: Onheimelijke gevoelens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar hoe Hij, onze God, Meester, Heer en Vader met Zijn almachtige wil in de gehele oneindigheid alles van het grootste tot het kleinste doeltreffend doordringt en Zich tevens duidelijk aanwezig bewust is van al Zijn eindeloos en talloos vele schepsels van de grootste tot de kleinste, dat, broeders gaat ons verder helemaal niets aan. Wij behoeven beslist niet meer te weten dan dat wat wij weten en waarvan wij beseffen dat het zo is en moet zijn, omdat anders alle dingen zeker ogenblikkelijk hun objectieve bestaan zouden verliezen.
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] RAPHAËL zegt: Maar begrijp je nu, dat het bestaan van een engel van God niet zo gemakkelijk is als jij je hebt voorgesteld, en dat ik best enig besef heb van het strikt menselijke en dat ook ken en er daarom met jullie ook over kan praten?!"
Hoofdstuk 130: Het werken der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Stel je dan eens de in eeuwigheid nooit te meten, eindeloze scheppingsruimte vol zonnen en aarden voor, die nog veel groter zijn dan deze aarde en haar stralende zon! Alle worden door één en dezelfde Heer altijd op dezelfde wijze rijkelijk van alles voorzien wat nodig is voor hun bestaan. Nergens gebrek, maar overal de grootste overvloed! Als dit nu zo en eeuwig onmogelijk anders is, wat maak je je dan zorgen over het brood voor die velen die nu vanuit de stad naar ons hier onderweg zijn?"
Hoofdstuk 131: Raphaël verjaagt de menselijke zorgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Met behulp van een tolk zei ik tegen hen: Ik moet mijzelf eerst, zoals men zegt onder vier ogen hebben overtuigd van datgene waaruit uw wonderdaden bestaan, om te bepalen of het geraden is deze aan het blinde volk te vertonen, anders kan ik u - hoewel ik zelf een groot vriend ben van alles wat buitengewoon is -geen toestemming verlenen voor het in het openbaar vertonen van welke onschuldige wonderen dan ook!
Hoofdstuk 151: De overste fantaseert. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Het schenkt ons echter erg veel vreugde dat jullie hier ook dat hebben gevonden, wat wij hebben gevonden. Jullie kostte het weliswaar je uiterlijke, prettige bestaan. AI jullie bezit heeft het vuur verteerd en het lekt er nog aan. Net als wij bezitten jullie nu niets meer! Maar de wil van God is eens en voor al deze: Als wij mensen God werkelijk willen naderen en de oprechte wens en wil in ons hart koesteren in alles helemaal door God verzorgd te worden, moeten wij eerst uit grote liefde tot en in het sterkste vertrouwen op -de almachtige Vader, de gehele wereld de rug toekeren en alles wat ons op de wereld als deel van de wereld lief en dierbaar was, tot op het laatste atoom verliezen. Dan pas is God de Heer en Vader bereid ons -die door de wereld verlaten en uitgestoten zijn -als Zijn kinderen aan te nemen en geheel voor ons te zorgen, zodat we dan pas echt voor eeuwig verzorgd zijn.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Wij weten wel dat wij nu bestaan en dat wij leven en denken en willen. Ook worden wij de meest verschillende gevoelens en driften in ons gewaar, maar hoe ontstaan die in ons, wie roept die op en waar gaan ze heen als wij ze hebben verzadigd met datgene waartoe zij ons hebben gedwongen?
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Houd er dus rekening mee, vriend Ouran, dat er voor Mij geen hoge en geen lage gasten bestaan, maar alleen kinderen, broeders en zusters!"
Hoofdstuk 164: Koningen en dienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] 'Maar', zult u vragen, 'wie kan dan op de zon zelf bestaan? Want omdat daar het licht het sterkst moet zijn, zal de hitte daar ook niet mankeren!' Maar, dat is niet zo. Naar het inwendige van het eigenlijke zonnehemellichaam dringt nauwelijks het duizendmaal duizendste deel van de gehele lichtsterkte der zon door en daarom is het oppervlak van de zon niet veellichter en warmer dan hier op onze aarde en de schepselen van God kunnen daar daarom evengoed bestaan en leven als op onze aarde. Nacht wordt het daar echter niet, omdat alles op de zon zich in haar eigen blijvende licht bevindt.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] CORNELIUS zegt: "Ja, Heer, wat U zegt is een totale waarheid, die er volgens puur menselijke maatstaven nog nooit is geweest. Want als die ooit ergens uitgesproken zou zijn en bestaan zou hebben, zouden er zeker een aantal mensen deze als zodanig hebben aangenomen en streng daarnaar hebben geleefd, en de uitwerking daarvan zou zeker niet zijn uitgebleven.
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Kijk, dat zijn heel steekhoudende overdenkingen, waardoor minstens vier vijfde deel van ons bestaan volgens ieder gezond verstand tegenover iedere God is te verontschuldigen en daarom vrees ik ook geen geest en geen God! Iets slechts heb ik nooit gedaan, behalve dat ik zo nu en dan zomaar als mens plezier had aan een dartel meisje, en dat lag toch ook weer aan mijn aard! Waarom moesten de vormen van een mooi, jong meisje mij dan zo geweldig bekoren? Heb ik zelf zo'n overheersende begeerte in mijn wezen gelegd? Daar weet ik niets van! Wie maakte dan dat mijn gevoel voor liefde zo moeilijk te bevredigen is? Wie heeft in mij de honger en de dorst geschapen? Waarom moet ik dan eten en drinken? Kijk, dat wordt allemaal in ons veroorzaakt door hogere krachten, die wij niet kunnen dwingen! .Tot op zekere hoogte kunnen wij ons zelf wel verloochenen, daarboven houdt het echter op! Maar als dit nu zo is, welk verstand, reiner dan het mijne, en welke wijsheid kan dan in staat zijn om mij, vanwege mijn toestand en mijn doen en laten, voor een streng gericht te dagen? Zeker niet van een mens die net zo helder denkt als ik, -en nog veel minder van een allerhoogste en stralende God! Waarom zou ik dan zo'n kinderachtige angst hebben voor een God?"
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] FLORAN zegt: "Zonder maar enige afbreuk aan jouw wijsheid te willen doen, moet ik je openlijk bekennen dat deze vraag aan mij, jouw wijsheid -op de man af gezegd -geen bijzonder hemelse eer aan doet! Eraan twijfelen of God, als het almachtige wezen, mij zou kunnen vernietigen, zou nog groter dwaasheid zijn dan jouw, aan het onnozele grenzende, memoreren van mijn sub en objectieve nietigheid. Wat dan nog, als ik weer tot niets wordt, zoals ik ook vóór dit bestaan een eeuwig niets was?! Het niets is niets, heeft niets nodig en hoeft eeuwig voor niets te zorgen! Kom dus maar op met je eeuwige vernietiging van mijn niets, dat toch al niets is, en ik geef je reeds vóóraf de verzekering dat ik als een zuiver niets, je daarvoor nooit voor het gerecht zal dagen! Mocht het God, het beslist meest wijze wezen, echter plezier doen mij eeuwig te pijnigen en te martelen, dan is Zijn wijsheid ook niet veel zaaks, want zo'n verlangen zou men nauwelijks bij een tijger van een tiran aantreffen.
Hoofdstuk 157: God niet vrezen maar lief hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Daarom kan de ziel zich in haar stoffelijke toestand onmogelijk voorstellen dat zij, als een vergankelijk iets, eenmaal zal ophouden te bestaan. En daardoor wordt het steeds lichter in de ziel. Als zij dan geheel één wordt met de in haar wonende geest uit God, wordt het levensbesef zo helder en machtig, dat het gevoel van vergankelijkheid voortkomend uit de koele berekening van het verstand iedere betekenis en iedere kracht verliest.
Hoofdstuk 180: De taak van engelen en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Alle duurzame scheppingen, die voor enige tijd, of ook wel voor altijd, een bepaalde, zichtbare vorm hebben -zoals bijvoorbeeld een gehele wereld en alles wat erin en erop is en alles waaruit deze bestaat -zijn van God uitgegane ideeën die zich reeds in een gerealiseerd bestaan bevinden. Maar om dat tot stand te brengen, moeten er van God ook voortdurend, merendeels vormloze, geheel vrij werkende ideeën uitgaan, die ook met Zijn wil vervuld zijn, maar die er alleen zijn om te werken en vormen te maken. Zij zijn er niet om zelf een vorm te zijn, waarin kracht en intelligentie zijn samengegaan om zo, op een aan God gelijke wijze, vanuit het eigen centrum op de objectief uitgezonden ideeën dusdanig in te werken, dat zij binnen een zekere planmatige orde zinvolle vormen opleveren. Nee, zij blijven zelf steeds zonder vorm en bevorderen het maken van vormen, zoals de wijze Plato reeds beweerd heeft over de oorspronkelijkheid van de menselijke ziel.
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Deze engel heeft nu natuurlijk wel een vorm, maar deze vorm is eigenlijk op zichzelf niets, omdat deze niet blijvend is. Toch staat hij zoals hij is, bijna op het punt om als een zelfstandige, grote gedachte uit het oorspronkelijke idee van God, vrij en alleen van zichzelf afhankelijk te bestaan en zelfstandig te werken, gedeeltelijk met het nu afgescheiden eigen materiaal en ten dele met hetgeen uit God steeds maar door binnenstroomt.
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...