Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9982 resultaten - Pagina 14 van 666

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[3] Datgene wat jullie zozeer ter harte gaat, heeft niet zo'n grote betekenis als jullie wel denken, maar is van dien aard, dat het zonder meer bij de eerste aanblik boven in de open lucht vanzelf duidelijk zal worden. Wij zullen echter in die vrije ruimte heel andere dingen tegenkomen die verreweg van groter gewicht en een hoger geestelijk belang zullen zijn dan de twaalfde verdieping die jullie nog missen. Ga dus nu maar monter en vlug naar boven, zodat we zo vlug mogelijk onze vrije ruimte bereiken.
Hoofdstuk 54: Elfde verdieping. Het voortschrijden van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] We zijn op de plaats van bestemming; wat zeggen jullie wel van dit schouwspel? Heeft een op aarde levend mens met zijn ogen, ik bedoel de ogen van zijn ziel, ooit in zijn allerstoutste fantasie ooit iets dergelijks ook maar kunnen vermoeden?! Kijk, dit nog buitengewoon grote, ronde plateau waarop we ons bevinden, straalt zachtgroen, en dit stralen is geen golvend, maar een rustig stralen. Waarmee zou men deze vloer kunnen vergelijken? Misschien met buitengewoon mooi gepolijst smaragd? O, wat een zwakke vergelijking zou dat zijn. Zou men de vloer misschien moeten vergelijken met het allerfijnste zijdefluweel, dat straalt alsof de draden waarvan het gemaakt is van groen goud zouden zijn? Ik zeg, ook deze vergelijking is zwak en is hier niet op zijn plaats. Ja, met aardse vergelijkingen zullen we hier beslist niet verder komen. We zullen dus wat hoger moeten grijpen; we zullen onze handen ver in de eindeloze ruimte moeten uitstrekken, om daarin enkele planetaire zonnen aan te treffen, die met zo'n groen licht de haar omgevende hemellichamen verlichten. Ja, een zon moet het zijn en deze zou als een vlakke schijf hier neergelegd moeten worden; dan is de vergelijking juist.
Hoofdstuk 55: Beschrijving van de hoogste standplaats - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] We zijn boven; hoe bevalt het jullie hier? Jullie zeggen: uitstekend, maar het is hier, als men vanaf deze vijfde verdieping of zesde galerij naar beneden kijkt, al heel ontzettend hoog! Het is maar goed dat elke lagergelegen galerij ten opzichte van de hogere iets meer uitsteekt, anders zouden we die hoogte nauwelijks kunnen verdragen. Dat verder alles op dezelfde manier is ingericht, is in één oogopslag wel te zien, maar de versiering van het zuilenrondeel is werkelijk weer helemaal nieuw. Een majestueuze grote witte, glanzende bol rust op een in het midden wat verhoogde, ronde groene plaat. Op de bol staat hier echter een buitengewoon meesterlijk uitgevoerd, volmaakt beeld van een man in een fiere houding. De figuur kijkt naar boven; de linkerhand houdt hij op de borst en met de rechterhand wijst hij in de verte, op een manier zoals een heerser dat doet. De kleur van het beeld gaat eveneens in roodachtig-wit over, maar de haren zijn helemaal wit evenals de baard. De nagels aan de vingers schitteren als sterren, zijn mond is half geopend. Dat is echter ook alles wat we over de vorm van dit merkwaardige sierstuk kunnen zeggen.
Hoofdstuk 38: Vijfde verdieping. Hogere trap van ontwikkeling van de mensengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[17] Kijk nu eens, gelukkig zijn we al bij het grote bordes van het centrale gebouw aangekomen en zien dat elk van die hoofdzuilen uit dertig in een kring geplaatste zuilen bestaat. Deze zuilen staan zover van elkaar af dat we heel gemakkelijk zo'n zuilenrondeel kunnen binnengaan en ons ervan overtuigen dat er nog voldoende ruimte voor zo'n duizend mensen is.
Hoofdstuk 33: Het zonnepaleis. Een overweldigende ontluiking van pracht met wonderen van licht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Zal het moeilijk zijn om vanaf hier verder te trekken en moeten we van hieruit ook nog de rechte lijn in acht nemen? Laten we maar naar buiten gaan in de vrije buitengewoon grote ruimte die zich tussen deze wijde, ronde galerij en het hoofdgebouw in het midden bevindt, en dan zullen we weldra zien wat we doen moeten.
Hoofdstuk 33: Het zonnepaleis. Een overweldigende ontluiking van pracht met wonderen van licht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Maar laten we nu de centrale ruimte van dit gebouw binnengaan vanwaar ons reeds stromen van licht tegemoetkomen. Kijk, het is een heel grote ronde hal. De vloer is azuurblauw en is helemaal ingelegd met de jullie welbekende sterrenbeelden van jullie zichtbare hemel. De sterren stralen echter veel sterker dan die welke je 's nachts vanaf jullie aarde ziet. De wanden van deze ronde hal bestaan eveneens uit drie boven elkaar geplaatste machtige zuilenrijen. De onderste rij bestaat uit louter robijnen, de middelste uit louter smaragd en de bovenste uit de meest zuivere hyacint. De zuilen van elke rij zijn onderling verbonden door witte bogen waarboven prachtige galerijen van doorzichtig goud zijn aangebracht.
Hoofdstuk 20: Beschrijving van nooit vermoede pracht. Gelijkenis van winterpracht en lentewarmte - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Weten jullie eigenlijk wel op welke wijze alle dingen gezien worden? Jullie zeggen: door het licht. Goed, zeg ik jullie, het licht valt ook aards gezien voor het grootste deel naar buiten in de oneindige grote vrije ruimte. Maar wat zien jullie op een zonnige dag in de helder verlichte blauwe atmosfeer? Jullie zeggen: daar zien we niets anders dan de blauwe kleur van de lucht. Dan vraag ik jullie: waarom zien jullie daar niets? Jullie zeggen: omdat daar geen 'Gegenstand' is. Maar wat verstaan jullie onder 'Gegenstand'? Waarom zeggen jullie niet liever 'Vorstand' dan 'Gegenstand'? Jullie weten niet wat jullie daarop moeten zeggen, maar ik zeg jullie: wanneer jullie een ding naar zijn vorm bekijken, dan is dat ding kennelijk iets dat tegenover jullie staat, dus een 'Gegen-stand', maar wanneer er iets tussen dat ding en jullie zou worden geplaatst, bijvoorbeeld een muur, een sluier, een wolk, dan zouden jullie toch zeker zeggen: dit staat vóór de 'Gegenstand' die we zouden willen bekijken en dit is dus duidelijk een 'Vorstand' of een belemmerende 'Vorgegenstand'. Wanneer jullie echter ten gevolge van zo'n 'Vorstand' de eigenlijke 'Gegenstand' niet kunnen zien, wat is dan de reden daarvan? Kijk, niets anders dan dat de door de 'Gegenstand' teruggeworpen stralen jullie niet kunnen bereiken en zij de reeds in jullie aanwezige voorafbeelding daardoor niet levendig kunnen oproepen.
Hoofdstuk 11: Het hele universum en de hemel zijn in jullie! - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Maar dan staat de zon op en zegt: 'Wat klets jij, kortzichtige kosmopoliet? Zie je niet dat ik niet enkel één, maar zelfs vele grotere en kleinere planeten tegelijk heb te verzorgen? Weet je niet dat hun banen ongelijk zijn, dat zowel de grote als de kleine soms dichter bij me staan en soms verder weg komen te staan? Dat zij zich soms in grote getale juist aan de ene kant bevinden en veel aandacht van me vragen en dat daardoor een of andere alleenstaande planeet op een tegenovergestelde standpunt noodzakelijkerwijs wat minder krijgt van mijn anders zo rijke gaven? Wordt zo'n planeet echter tijdens een omlooptijd wat kariger bedeeld, dan krijgt hij toch steeds zo veel dat hij kan blijven bestaan. Ik kan vanuit mijn triljoenen eigen omwentelingen om een andere, nog grotere regerende zon getuigen, dat daardoor nog nooit een planeet die zich bij mij had aangesloten, is verhongerd en te gronde is gegaan. Als echter kometen, die meer gesteld zijn op hun vrije rondzwerven dan op mijn vaste orde, ergens in de eindeloze ruimte, waarheen zij werden gedreven door hun waanzinnige lust naar vrijheid, te gronde gaan, dan kan ik daar niets aan doen. Want een wezen dat alléén wil beslissen over zichzelf, zonder afhankelijk te willen zijn van een machtige leiding, wordt geen onrecht aangedaan; het heeft zichzelf geoordeeld! Als jij, allervrijzinnigste kosmopoliet, mij als planetenregent met alle geweld vanwege mijn noodzakelijk wisselende handelwijze ten opzichte van mijn ondergeschikte planeten, wilt straffen, neem mij dan mijn licht maar af en mijn glans, mijn grootheid en macht! Maar let dan eens op hoe de planeten, die naar jouw mening te veel aan slavenketenen worden gehouden, zonder mij blijven bestaan!'
Hoofdstuk 19: Rede over de gehoorzaamheid. Voorbeelden uit het rijk van de natuur - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ten tweede zijn er ook massa' s ontzettend zinnelijke geesten, wier fantasie alleen bestaat uit voorstellingen van pure genotzucht. Als aan deze geesten geen beperkingen zouden worden opgelegd door wetten, dan zou geen vrouwelijk wezen meer veilig zijn voor hun grote geilheid, en tenslotte ook geen jongen en zelfs geen dier meer! Want Ik ken maar al te veel van zulke natuurvrienden op de manier van Sodom en Gomorra, die er zich helemaal op toelegden met vrouwen van alle mogelijke rassen geslachtsgemeenschap te hebben en wanneer dit verwekkingsspel niet toereikend genoeg was voor hun fantasie, probeerden zij vervolgens ook de meest verschillende dieren.
Hoofdstuk 22: Hiërarchische ordening ook nodig onder de mensen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Ik zeg verder: 'Toen de aarde nog een woest hemellichaam was en nog geen planten of dieren had te onderhouden behalve de oertypen van alle latere vormen in de wateren, waren de oergebergten alleen wel voldoende om aan de in zekere zin nog ruwe, niet geheel doorbakken aardbol, de reeds genoemde diensten te bewijzen. Toen echter na een aantal millennia de aardbol vaster was geworden, hele grote eilandengroepen zich reeds boven de zeespiegel begonnen te verheffen en ook de in het water aanwezige oerkiemen zich overal in velerlei grassen en plantensoorten begonnen te ontwikkelen, was het nodig er voor te zorgen dat de oerkiemen uit het water voor hun rijping ook zo gauw mogelijk een groter landgebied kregen. Door onderaardse vuurkrachten kwamen nieuwe grondlagen omhoog, waardoor mettertijd de nieuwe voortbrengselen ruimte, voeding en bescherming kregen. Nu begon het over het hele aardoppervlak geweldig te razen en te woeden. De onder water liggende vaste aardlagen werden opengereten door de grote krachten bij miljoenen ver boven de waterspiegel omhoog geheven.
Hoofdstuk 21: Middel- en kleingebergte. Hun ontstaan en noodzaak in het geheel van de aarde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Becher zegt: 'Vrienden, ik wil overal mee helpen, maar verlang vooral geen plan van mij. Want werkelijk, in deze enorm grote ruimte voel ik mij zo dom, alsof ik net uit het moederlichaam was gekropen!' Jellinek zegt: 'Naar het mij zo stilletjesaan voorkomt, is deze zaak veel betekenisvoller dan wij ons voorstellen. Ik bedoel dit: de Heer heeft ons allen hier enigszins in een lastig parket gebracht. Daarom zal ons niets anders overblijven dan naar Hem toe te gaan en van Hem een goed plan te vragen, want we kunnen wel een halve eeuwigheid blijven tobben, maar zouden toch op geen enkele manier tot een resultaat komen. Van duizend tafels en enkele duizenden stoelen en banken van de meest uiteenlopende grootte bij wijze van spreken één harmonisch geheel te maken, daartoe zijn we niet in staat. Laten we daarom iemand naar de Heer zenden om te informeren naar de juiste ordening!'
Hoofdstuk 120: Kleding in het hiernamaals. Zegen van de Heer. Blum en zijn vrienden wordt gevraagd om de eetzaal gereed te maken. Hun wonderlijke ervaringen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Na deze uitleg krijgt de generaal al spoedig meer moed, nadert Mij met grote eerbied en zegt: '0 Heer, vergeef mij en ons allen onze grote vrijpostigheid, waarmee wij het wagen Uw heiligheid in het aangezicht te zien! Maar wat kunnen wij arme schepselen eraan doen, dat de verhouding tussen ons en de eeuwige Schepper zo ontzettend armzalig is? Wij allen zijn voor U, o Heer, totaal niets en U alleen bent alles in alles. Het is al een ongelooflijke zaligheid dat een schepsel, na het wegvallen van het aardse lichaam, de mogelijkheid wordt gegeven om U te aanschouwen. Wat voor grotere dingen zou ik me hier nog kunnen wensen? O God, Verhevene, welk een gelukzaligheid doorstroomt hier mijn hele wezen, nu ik U eindelijk eens zie en de almachtige stem uit Uw mond verneem!
Hoofdstuk 130: De menigte voor de Heer. Generaal Theowalds levensweg naar God. Wat tijdens het aardse leven een mysterie was, wordt opgehelderd in het hiernamaals. Jezus' woorden over licht en leven - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[19] Maar de eigenlijke Godheid of satan, het almachtige Wezen, zit behaaglijk in een of ander ontoegankelijk centrum, verspreidt zijn giftige adem over alle hemellichamen en vergaapt zich dan aan de talloze door hemzelf op touw gezette moordtaferelen. Dat de arme toneelspelers daarbij ontzettend worden gepijnigd, deert de grote Godheid weinig. Zo' n schandalige Godheid zou ik graag willen leren kennen, maar tevens zou ik ook de macht willen bezitten, om haar te gronde te richten!'
Hoofdstuk 133: De graaf en de meedogenloze. Beider levensgeschiedenis. Hun eensgezinde, sombere Godsloochening. De trotse koningstroonpretendent en zijn beklagenswaardige einde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] De franciscaan zegt: 'Hebt u gehoord wat deze edele vriend gezegd heeft? De liefde moge onze leider zijn! Met heel weinig woorden ontzettend veel gezegd. Ja, de liefde, de grote heilige liefde! Daarin liggen alle geheimen van het leven verborgen.
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] De grote, oneindige ruimte tussen de hemellichamen is echter niet leeg. Ik zag daar geesten met grote snelheid heen en weer zweven, waarvan enkelen heel dicht bij me kwamen en me hartelijk groetten. Ach, dat ziet er werkelijk in hoge mate bedrijvig uit! Een dat is nu juist mijn lust en mijn leven, bedrijvigheid te zien en zelf naar beste vermogen bedrijvig te zijn.'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...