Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

7187 resultaten - Pagina 14 van 480

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[16] Zo worden zelfs afzonderlijke delen van de mens aangegeven. De kennis heeft een eigen plaats: de zee van de mens. En de als een vruchtbare bodem uit de kennis ontsproten liefde, wordt steeds door de zee, zijnde de totale kennis van het echte licht, omspoeld en gesterkt om steeds rijkelijker allerlei edele vruchten voort te brengen.'
Hoofdstuk 158: De tweede scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Als dus het inzicht van de mens de liefde aan alle kanten omgeeft, en daarbij meer en meer verlicht en verwarmd wordt door het vuur van de liefde, dat het steeds meer voeding geeft, dan wordt de mens ook in alles steeds energieker en tot daden bereid.
Hoofdstuk 159: De derde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Onder deze omstandigheden komt God weer tot de mensen, natuurlijk - dat begrijpt u wel - geestelijk, en Hij, als de eeuwige liefde, zegt tegen de liefde in het hart van de mens: 'Laat de aarde nu alle soorten zelfbestuivende grassen en kruiden voortbrengen, en allerlei soorten bomen en struiken, die ieder naar eigen aard vruchten dragen en zichzelf uitzaaien op aarde!'
Hoofdstuk 159: De derde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] En zie! Zijn juiste inzichten stijgen als met regen beladen wolken op boven de aan banden gelegde zee, en trekken over de droge aarde die ze bevochtigen en vruchtbaar maken. En de aarde wordt groen, brengt allerlei grassen en kruiden met zaden voort en allerlei bomen en struiken met hun zaden. Dit betekent, dat de liefde in het hart van de mens aanstonds verlangt en wil wat het ware door hemelse wijsheid verlichte verstand nu goed en waarachtig vindt.
Hoofdstuk 159: De derde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Het uitspansel dat Mozes bedoelt, is de vaste wil volgens de ordening van God, die voortkomt uit het juiste begrip en uit de liefde, die het gezegende aardrijk des levens is. Deze wil kan slechts voortkomen uit de vruchten schenkende volheid van de echte liefde tot God in het mensenhart, die ontstond uit het hemelse licht dat God in de mens liet stromen toen Hij zijn innerlijke duisternis verdeelde in avond en morgen. Deze echte liefde tesamen met het juiste inzicht en het ware verstand, hetgeen zich in de mens uit als een levend geloof, is de hemel in de mens. En de daaruit ontsproten vaste wil om te voldoen aan Gods orde is het uitspansel in de mens. En aan zo 'n uitspansel geeft God, als dat geheel overeenstemt met Zijn liefdevolle wil, nieuwe lichten uit de hemel der hemelen, ofwel de zuivere vaderliefde in het hart van God. En de lichten verlichten dan de wil en maken dat deze het inzicht krijgt van de engelen en verheffen daardoor de geschapen mens tot het ongeschapen Kind van God, dat zich door de eigen vrije wil nu aangepast heeft aan de goddelijke ordening!'
Hoofdstuk 160: De vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Dit bedoelt Mozes, als hij zegt dat het ene grote licht de dag en het kleine licht de nacht zal besturen. Het kleine licht zal ook de tekens vaststellen, of wel: in alle wijsheid de oorsprong van alle verschijnselen en van alle geschapen dingen vaststellen, en daardoor ook de tijden, dagen en jaren, wat zo ongeveer betekent, dat het in alle verschijnselen de goddelijke wijsheid liefde en genade herkent
Hoofdstuk 161: Vervolg van de vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wel werd de man zo nu en dan door zijn geest zachtjes door het opwekken van liefde voor het leven gemaand om de Schrift te lezen en aandacht te hebben voor Gods grote werken! Dat deden er ook velen, nadat ze zich eerst meer of minder uit de netten van de vrouwen bevrijd hadden. Maar dat hielp niet zo veel; want ze begrepen de Schrift niet meer, en omdat ze zelf vrouwelijk materialistisch waren geworden, namen ze de materialistische betekenis der letters voor waar aan en maakten zo het woord van God tot een gedrocht en de tempel van God tot een ware moordkuil!
Hoofdstuk 166: Adam en Eva - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Daarom zeg ik en daar ben ik vast van overtuigd, zonder ook maar in het geringste op Uw liefde en Uw wijsheid vooruit te willen lopen: Het is eeuwig jammer van Uw wijsheid en zulke daden; want de mensen zijn dat in de eeuwigheid niet waard! Vuur en zwavel van de hemel, ja, dat zijn ze waard, maar nooit in de eeuwigheid zo'n onmetelijke genade! Alleen op deze plaats kan ik dat zeggen; want ik geloof dat er hier geen verrader op ons loert. Maar als we weer beneden zijn dan zwijg ik weer als het graf! Zeg mij, o Heer en Meester, heb ik gelijk? Is het zo of niet?'
Hoofdstuk 168: Het heilige woord, de wereld en de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Als de mensen veel om de zwakheden van hun broeders gaan lachen, dan verdwijnt het geloof als de zon na zonsondergang, en de liefde in het hart van de mens wordt dan net zo koud als deze nacht nu is, en er zal dan zo'n nood onder de mensen heersen, als er nog nooit eerder is geweest!
Hoofdstuk 169: Over het lachen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Wat heeft het voor de mensheid dan ook voor nut om door zulke schitterende leringen in verschillende sekten gescheiden te worden, die elkaar dan alleen maar vanwege het verschillende geloof haten -meer dan de verscheurende dieren in de wouden?! Die van het oude geloof haten die van het nieuwe geloof, en omgekeerd, en zo schenkt zo'n geloof altijd juist het tegendeel van wat het predikt; in plaats van vriendschap, liefde en vrede veroorzaakt het vaak de onverzoenlijkste vijandschap, haat en de ergste oorlog! En alle geloofsvernieuwingen op aarde hebben steeds deze zelfde vruchten opgeleverd! Als nu, zoals langdurige ervaring leert, de vruchten van zulke ondernemingen steeds dezelfde zijn, dan hebben wij als verlichte mensen en leiders van de volken de onvermijdelijke plicht om zulke vernieuwers vroegtijdig de weg te versperren waarop voor duizenden ondergang en verderf dreigt. Is het dan niet beter, dat één zo'n heerszuchtige magiër uit de wereld wordt geholpen, dan dat in korte tijd vele duizenden, door zo'n zonderling verleid, door het scherp van het zwaard te gronde moeten gaan?!'
Hoofdstuk 171: De verzinsels van Rhiba. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Liefde moet in alles het voornaamste levenselement zijn van ieder mens! Rechtvaardigheid, die niet in de liefde wortelt, is voor God geen rechtvaardigheid; en de degene die zo recht spreekt is voor God dan ook een tienmaal grotere zondaar dan degene die door hem veroordeeld wordt, en God zal hem eens net zo onbarmhartig veroordelen, als hij zijn naasten veroordeeld heeft.
Hoofdstuk 174: Gedragsregels voor rechters en wetgevers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Toont hij dan oprecht en smekend dat hij zijn leven beteren wil, dan moet hij van de paal losgemaakt en in een geëigende en op rechtvaardige liefde gebaseerde verbeteringsinrichting worden gebracht, maar dan niet eerder vrij worden gelaten voordat duidelijk aantoonbaar is dat hij zich verbeterd heeft. Geeft de misdadiger aan de paal echter gedurende de gehele dag geen teken van verbetering, dan is hij een complete duivel en moet daarom ook, als hij nog leeft aan de paal, na zonsondergang gedood en daarna tesamen met de paal op de terechtstellingsplaats worden verbrand.
Hoofdstuk 174: Gedragsregels voor rechters en wetgevers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Toen deze twee Mij zagen, werden zij innerlijk zo blij, dat ze geen woord over hun lippen konden krijgen; zij legden hun van diepe ontroering en vreugde bevende handen op hun borst en begroetten Mij zo in alle liefde van hun hart.
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Dan vraagt Kisjonah: 'Heer, mijn enige liefde en leven, wat zou U er van denken, om toe te staan dat deze wonderbare jongeman ons bij het binnenbrengen van de grote hoeveelheid spijzen helpt; want mijn dienaren kost dat wel een uur!'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Als Kisjonah dat alles zo in zich opneemt, raakt hij inwendig vol verwondering en zegt na een poosje: '0 God, o God, Jezus, mijn eeuwige liefde! Als dat zo doorgaat, verheffen al mijn huizen zich vandaag nog en wordt al het hout en gesteente daarin nog levend!' -En zich tot de jongeman wendend zegt hij: 'Vriendelijk jong mens of engel, wat je ook bent of hoe men je ook noemt, leg mij nu toch eens heel globaal uit, hoe je dat kunt!'
Hoofdstuk 196: Engelenwerk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...