Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 14 van 105

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[9] De afstand van ons tot de zon, die mijn vrije ziel precies kan afmeten, is al iets ontzettends. Een afgeschoten pijl zou bij gelijkblijvende snelheid meer dan vijftig jaar moeten vliegen eer hij de zon bereikte. Maar naar het gevoel van mijn ziel, dat weliswaar niet volkomen betrouwbaar is, is de dichtstbijzijnde vaste ster al tienmaal honderdduizend maal verder van ons verwijderd dan de zon en een afgeschoten pijl zou daar tienhonderdduizend maal vijftig jaar over doen! Als een mens echter zo snel zou gaan als een pas afgeschoten pijl, zou de weerstand van de lucht hem ogenblikkelijk verscheuren, maar wat zou er dan wel met hem gebeuren als hij in een paar ogenblikken die ontzettende afstand aflegde?! Wat zou er dan van zijn vlees en bloed overblijven?!
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Je moet daar echter niet boos om worden, want ik wijs het toch nog niet volledig af. Alleen kan ik het naar aanleiding van de genoemde redenen, die toch ook niet uit de lucht zijn gegrepen, niet als overtuigend voor mij aannemen. Maar misschien heb je doorslaggevende, ware bewijsgronden voor datgene wat mij nog niet helemaal duidelijk is! Als je die hebt, zeg ze mij dan en ik zal in het vervolg aan niets van wat je zegt meer twijfelen!"
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] ZAHR, die tot nu toe nog steeds had gezwegen, maar overigens innerlijk erg blijmoedig was, zegt: "Het is om te lachen wat voor doms de pienterste mannen vaak uitkramen! Hoewel Micha de minste van ons is, heeft hij niettegenstaande dat, toch de verstandigste mening te berde gebracht! Hoe kan het iemand hier nu ook maar enigermate vreemd en beangstigend voorkomen? Het tegendeel is waar! Nu zijn wij pas op de plek waar wij wezen moeten! Wij zijn bij God, onze eeuwige Schepper en Vader. Daar zijn wij vandaan gekomen en nu zijn we er weer zo dicht mogelijk bij teruggekeerd; wat is dat dan voor gepraat over 'zich-vreemd-voelen'? Juist hier voelen wij ons pas helemaal thuis! Nee, wat broeder Rob en Boz nu toch voor rare opvattingen hebben! -Mathaël, hoe denk jij daarover!"
Hoofdstuk 128: Micha over de lichamelijke aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] JARAH springt vlug op en vraagt met een hartstochtelijk liefdevolle heftigheid: "Waar, waar komt Hij vandaan, de liefde van alle liefde!? Mijn ogen zien nog niets!"
Hoofdstuk 131: Raphaël verjaagt de menselijke zorgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Dat stelt OURAN gerust, hij kijkt nogmaals naar de nog hevig brandende en ook erg rokende stad en ontdekt met zijn verziende, scherpe blik, dat men uit de stad in alle richtingen op pad gaat. Ook hier naar onze berg ziet hij hele optochten komen en hij zegt: "Nou, wel bekome het iedereen! -Als die allemaal hierheen komen, waar zal dan al het brood vandaan moeten komen? Die eten de oude Marcus met zijn huis helemaal met huid en haar op!"
Hoofdstuk 131: Raphaël verjaagt de menselijke zorgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] RAPHAËL zegt: "Je moet je ogen ook daarheen richten, waar Hij vandaan komt en niet daarheen, waar Hij niet vandaan komt! Kijk eens om, dan kun je je meteen ervan overtuigen dat ik geen verkeerde voorspelling heb gedaan!"
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Kijk, oud, kwaadaardig Joods orakel uit Caesarea Philippi, dat zijn je woorden en zo is je gedrag! En wil je je nu opeens wit wassen?! Ik zweer je bij alles wat mij nu heilig is, dat je hier niet vandaan komt voordat je althans mij iedere onrechtvaardig toegebrachte schade vergoed zult hebben! De waardige opperstadhouder kan je op mijn verantwoording het kruis op de rug vast laten maken en daarmee wordt je geen onrecht aangedaan! -Begrepen oud, slecht orakel?!"
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Er is geen twijfel aan; dat de lichtstraal van de zon eerst door de lucht gaat voordat men het resultaat daarvan op de aardbodem ontdekt. Maar in de lucht kan deze, omdat het medium nog te ijl is, geen gras worden, terwijl hij op de aardbodem zich net als een Proteus in alles kan veranderen wat hij in de materie maar aangeboden krijgt.
Hoofdstuk 149: De mening van de overste betreffende engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] U schonk daarop uw magiër twee gefingeerde ponden zilver, en ik verschaf u hier uit de lucht tweehonderd pond echt gedegen zilver als ruime betaling voor uw leugen! -Zeg nu eens of u daarmee tevreden bent!"
Hoofdstuk 152: De overste vertelt over de moord op Zacharias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] STAHAR zegt: "Ik dank je uit naam van al mijn trouwe collega's en broeders voor deze voortreffelijke troost en ik zie daar op de tafel de grote en gedegen klomp zilver, die de engel voor ons uit de lucht heeft getoverd! Dat zou al een kleine vergoeding voor onze schade zijn, maar ik en wij allen hechten nu al heel weinig waarde aan deze schadevergoeding. Want dat wat wij waren, zullen wij nooit meer worden, want ik denk zo bij mijzelf dat de wijze opperstadhouder met ons allen een heel andere regeling zal treffen. Maar er zal zeker in zoverre voor ons gezorgd worden, dat wij niet zullen verhongeren en het lichaam desnoods kunnen kleden, al het andere vinden wij nu niet meer belangrijk! Ook deze tweehonderd pond zware zilverklomp zullen wij hier voor gastheer Marcus achterlaten, ten dele als verschuldigde betaling voor de spijzen en de drank die hij ons heeft gegeven en verder nog zal geven.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] MATHAËL zegt: "Ik echter wel! Hoe zou ik het in mijn hoofd durven halen om de allerhoogste, almachtige Heer te vragen, welke 'hoge' gasten ergens vandaan zouden komen?! Wat zijn wij mensen en Wie is Hij?! Hij verbeeldt Zich tegenover ons helemaal niets, is vol liefde en deemoed en dan zouden wij tegen Hem over 'hoge' gasten gaan praten?! Dat, overigens zeer geliefde schoonvader, zat er wel wat erg ver naast en de Heer kon u op die vraag onmogelijk een ander antwoord geven. Als u het mij gevraagd zou hebben, weet ik echt niet, of mijn antwoord daarop niet nog iets ongenuanceerder en harder uitgevallen zou zijn! Maar de Heer, die de zachtmoedigste is, laakt onbewogen een fout slechts daarom, om ons te laten erkennen dat wij fout waren. Ga naar Hem toe en beken het, dan zult u meteen iets anders van Hem horen!"
Hoofdstuk 165: De gevaren van de hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Bij deze woorden sloeg Cornelius zijn armen om Mij heen, drukte Mij haast krampachtig aan zijn hart en bedekte Mijn hoofd met warme kussen en tranen van diepe vreugde. Nadat hij op deze wijze lucht had gegeven aan de drang van zijn edele hart, liet hij Mij zachtjes weer los en zei diep ontroerd: "Heer, Meester, God en Schepper der geestelijke en materiële oneindigheid! Beveel mij toch wat voor goeds ik nu moet doen! U kent toch mijn hart!"
Hoofdstuk 166: Weerzien en kennismaking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Jullie allen hebben nu de gelegenheid, je ervan te overtuigen hoe zwaar dat zelfs Mij afgaat. Toch gebruik Ik een taal die vóór Mij nog nooit een ziener heeft gebruikt en Ik doe daden, waarvan men vóór Mijn komst nog nooit had gehoord! De gehele hemel staat open, engelen dalen af en dienen Mij en getuigen over Mij. Ondanks dat, zijn er zelfs leerlingen, die nu steeds bij Mij zijn en alles zien, horen en meemaken, bij wie het geloof nog altijd op een windvaan lijkt en op een zwakke rietstengel die door de wind, waar die ook vandaan mag komen, in iedere richting wordt gedraaid! Nu, hoe moet het dan wel met de andere, wereldse mensen staan!"
Hoofdstuk 167: De voorspellingen over de menswording van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Het licht komt wel van ver, maar de warmte wordt pas hier opgewekt. Deze ontstaat doordat bepaalde natuurgeesten in de lucht, in het water en in de aarde door het licht geactiveerd worden. Deze activiteit veroorzaakt datgene wat wij als warmte, en bij nog grotere activiteit van de eerder genoemde geesten, als hitte waarnemen en ook zo noemen. Net zoals het licht oneindig versterkt kan worden, zo kan ook de warmte en de hitte groter worden.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Nacht bestaat voor de zonnebewoners dus niet, -maar zij kunnen ondanks hun eeuwige dag toch de sterren en de planeten, die samen met onze aarde om de zon cirkelen, nog heel goed zien. Dat komt door de zeer reine lucht, die de zonneaarde over een afstand van 1200 uur ver naar alle kanten omgeeft. Deze wordt weliswaar zo nu en dan door dikke en zeer dichte wolken verduisterd, maar heeft daarentegen ook weer heel wolkeloze tijden en streken, waarbij de buitenwerelden heel goed gezien en bestudeerd kunnen worden; veel beter dan vanaf enige andere planeet.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...