Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 14 van 215

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[16] Ik heb op deze manier gedurende ongeveer twee duizend jaar steeds hetgeen ontbrak aangevuld; maar wie nam het aan? Geloof me: Altijd maar heel weinigen, en die dan nog zelden met veel vuur! Men nam er wel kennis van en schreef het op; maar men heeft steeds om allerlei waardeloze redenen niets gedaan om zijn levenswandel daarnaar te richten en zichzelf geestelijk ervan te overtuigen, dat die overigens eenvoudige mens in ernst door Mij was geroepen om de mensen in de steeds donker wordende wereld weer een nieuw licht uit de hemel te brengen.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Zodra Ik weer op de aarde zal komen, zal Ik een grondig onderzoek instellen; en niemand zal Ik aannemen, die met wat voor verontschuldigingen dan ook bij Mij aankomt! Want iedereen, die serieus zoekt, kan en moet het vinden! De zieke schapen en ezels aan de voerbak zullen een geneesmiddel krijgen, waarna ze zeker honger krijgen naar het voer uit de hemel; maar dan zullen ze als herstellenden heel lang homeopathisch gevoerd worden! En dan nu weer terug naar het Evangelie!'
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Er komen echter nog tijden die slechter zullen zijn dan diegene waarin Noach de ark bouwde, en hun ellende zal te wijten zijn aan het goud en het zilver, -en slechts een vuur uit de hemel dat al de produkten van de hel zal verteren zal de mensen verlossen van de ellendigste van alle ellendes!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] De één heeft een paar nieuwe ossen gekocht en moet deze nu voor het ploegen africhten, zodat hij natuurlijk geen tijd heeft; de ander heeft een nieuwe akker te bebouwen en kan daarom niet komen! De derde heeft een vrouw getrouwd en heeft dus beslist geen tijd en gelegenheid meer! De vierde moet een groot huis bouwen en weet zich door alle zorgen geen raad: die kan al helemaal geen tijd vinden! En zo heeft tenslotte iedereen een uitvlucht, en een nieuw licht uit de hemel brandt dan weer voor niets gedurende een hele eeuw in de één of andere verborgen hoek van de aarde. En als Ik in de volgende eeuw wéér een nieuw licht geef ter verduidelijking van de oude geschriften, dan overkomt dat hetzelfde lot!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Wat het geld in de tempelkas betreft, daarover wil Ik je wel heel openhartig zeggen: Dat is iets afschuwelijks, wat de verwording met zich meegebracht heeft, niet zozeer voor een paar armen van geest, die denken dat ze daardoor de hemel kunnen verdienen, maar des te meer voor hen, die het geld uit de kas halen en het 's nachts verbrassen bij de meisjes van plezier! Zolang er geen geld bestond, waren er ook geen publieke vrouwen zoals nu. Door de komst van het geld en allerlei pasmunt zijn er in Jeruzalem, zoals bijna in alle andere steden, een groot aantal meisjes van plezier gekomen, en de mannen zondigen dag en nacht met hen! En als die uit het eigen land niet meer goed genoeg zijn voor degenen met veel geld, dan laten ze uit de berglanden maagden komen, kopen ze in Griekenland, en bedrijven daarna in Judéa met hen de schandelijkste hoererij! En neem van Mij maar aan dat dat alles, en nog duizend keer erger, het gevolg is van het door jou zo hoog geprezen geld!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Thomas zegt: 'Ik zeg je alleen maar, dat je helemaal door de duivel bezeten bent; want zoals jij nu gesproken hebt, kan alleen maar de duivel spreken! Het lijkt op redelijke taal, maar dat lijkt alleen maar zo, en wat je zegt is de onbeschaamdste leugen ter wereld. Ik heb er spijt van dat ik je hierheen gebracht heb, Er waren vele honderden mensen in Sichar, en allen werden gevoed uit de hemel! En het vervallen huis van Irhaël heeft hij in weinige minuten zo herbouwd, dat het nu verreweg het kostbaarste huis in deze stad is! En jij grenzeloos onbeschaamde, oerdomme dwaas wilt dan mij, die met mijn eigen natuurlijke ogen de hemel geopend heeft gezien en talloze scharen van Gods engelen naar boven en naar beneden zag gaan, in zekere zin als de wijze der wijzen er van overtuigen, dat Jezus een arme sloeber is, die zich op andermans kosten wel laat doen!? O, wat ben je toch een arme sukkel! Hij, aan Wie hemel en aarde volkomen toebehoren, omdat Hij ze gegrondvest heeft door Zijn almacht, zal zeker mijn of jouw schatten nodig hebben om op deze wereld, waarop Hij de vruchten laat groeien en rijp worden, te kunnen leven?! O, jij ontzettend blinde dwaas! Ga naar Sichar, overtuig je van alles en kom dan terug, en we zullen zien of je nog zo dom in 't wilde weg redeneert als nu!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Judas zegt met een insinuerende glimlach heel laconiek: 'Heb je dat allemaal met je eigen ogen gezien? Of heb je misschien ook nog een paar ossen en ezelsogen geleend, om zo veel en zulke buitengewone dingen in één keer te kunnen overzien? - Overigens verheugt het mij, dat deze wijze Nazareeër ook de mooie Irhaël heeft leren kennen, die intussen, zoals ik pas kort geleden gehoord heb, al met haar zesde man schijnt samen te wonen, omdat al de vijf anderen bij haar zo gezegd op het lijf gestorven zijn! Nou, bij zo'n mooi liefje zal dan voor jullie allemaal de hemel wel heel wijd open gestaan hebben! Jaja, Irhaël heeft al menigeen in de zevende hemel gebracht; waarom zou ze dan bij jullie een uitzondering gemaakt hebben?! Maar ik zal voor haar plezier echt niet naar Sichar wandelen; want ik houd mij aan de wet van Mozes en ik wil mij daarom niet bezig houden met zulke zondige zaken!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Aan U zijn echter alle geesten ondergeschikt, en U bent de totale gebieder over wat in de hemel en wat op de aarde en in de aarde is; U behoeft dus alleen maar Uw voor ons onzichtbare machten een aanwijzing te geven, en ze zullen onmiddellijk doen wat U wilt!'
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Voordat Ik echter met de leerlingen het schip betrad, kwam een schriftgeleerde uit Kapérnaum op Mij af en zei: 'Meester sta mij. toe, dat ook ik u volg op uw tocht!' (Matth. 8,19) Ik doorzag echter direkt zijn geheime reden, die echt niet zo lofwaardig was. Het was hem daarbij niet om Mijn leer en al Mijn daden te doen, maar meer om de verzorging van zijn buik en zo mogelijk, als daarmee iets te verdienen zou zijn, heimelijke spionage. Daarom schudde Ik Mijn hoofd en zei tegen hem: 'De vossen hebben holen, en de vogels onder de hemel hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets, zelfs geen steen in deze wereld als bezit, zodat Hij daarop Zijn hoofd neer kan leggen!' (Matth. 8,20)
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Mensen, die alleen maar voor zichzelf kwamen, en ook wel afgevaardigden voor hele gemeentes, brachten een aantal ten hemel schreiende klachten tegen de priesters naar voren en werden heel vriendelijk aangehoord.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Omdat hij dit alles doet en aan zijn leerlingen de zuiverste leer verkondigt, is hij voor ons een buitengewone profeet, die Jehova ons nu, zoals eens Elia, in onze grote tegenspoed als uit de hemel.gezonden heeft! Dat is alles, wat ik en nog velen met mij van deze heerlijke Jezus weten, en we kunnen God niet genoeg danken, dat Hij toch nog weer aan Zijn arme, uitermate verdrukte volk gedacht heeft. .
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Met een vriendelijke trek op je gezicht luister je naar onze klachten, terwijl in je binnenste de onverzoenlijkste wraakzucht loert ten opzichte van degenen die klachten inbrengen, en als je dat kon, zou je ons nu al met sodomietisch vuur uit de hemel willen verdelgen! Maar vergeet het maar, jullie boosaardig addervuil en schorpioenengebroed! Hier hebben wij Romeinen het voor het zeggen en we zullen jullie de weg van hier naar Jeruzalem wel weten te wijzen, als je niet uit je zelf maakt dat je wegkomt!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Het is daarom beter je van al dit soort zaken af te wenden, en als de blinde wereld het nodig vindt om onbeschaamd te lachen, een diep medelijden met hen te hebben; want het blijspel van de wereld is altijd een treurspel voor de echte kinderen Gods, en maar al te vaak huilen de engelen Gods in de hemel als de wereldse mensen verstrikt in hun boze onzinnigheden moeten lachen.
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] En de schriftgeleerde begreep Mij, wendde zich af en ging naar huis. Want Ik gaf hem daarmee te verstaan, dat ook hij een sluwe vos was en daarom ook een hol (betaalde baan) had, en dat vogels van zijn pluimage, onder de hemel, d.w.z. ver beneden de zuiver goddelijke waarheid en liefde, hun nesten, d.w.z. hun voedings en rustplaats hebben waar ze hun prooi verteren; maar dat bij de Mensenzoon niets te vinden is van al de wereldse bedriegerijen, zelfs niet een zogeheten politieke kunstgreep (steen), waarop je zo nu en dan je geestelijke 'hoofd' kunt laten uitrusten! De schriftgeleerde begreep precies wat Ik bedoelde en ging, zoals gezegd, zonder nog een woord te zeggen, vlug naar Kapérnaum terug.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De bewoners van het stadje liepen te hoop, en één van hen, die, net als veel anderen in deze stad nog een heiden was en geloofde in Jupiter en de andere goden van het heidendom, hield een toespraak en zei: 'Heb ik het vanmorgen niet gezegd: Als twee door de furiën gekwelden stil worden, maar de zee bij heldere hemel door de storm wordt opgezweept, dan komt er een godheid naar de aarde, en zal er een gericht plaats vinden; want de goden komen nooit zonder roede en zwaard van de sterren naar de aarde! En nu is het gebeurd: De furiën, die de beide zondaars plaagden, woelden eerst de zee op, omdat ze zeker wisten, dat er een godheid zou afdalen en hen zou verdrijven uit de beide zondaars. Dat ze zich toen in de vorm van zwarte horzels op onze varkens stortten en deze dieren als een storm in zee dreven, dat is me zo duidelijk als de zon op een hellichte middag! Er blijft ons nu niets anders over dan in alle deemoed en boetvaardigheid van ons gemoed met een groot aantal mensen naar de godheid, waarschijnlijk Neptunus of Mercurius, af te dalen en hem zeer nadrukkelijk te vragen, of hij deze streek weer zo snel mogelijk wil verlaten; want zolang een god zich zichtbaar in een streek op aarde ophoudt, kun je slechts een opeenstapeling van ongelukken verwachten! Want, zoals reeds gezegd, een god komt nooit zonder roede, zwaard en gericht van de sterren naar de aarde omlaag!
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...