Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

26524 resultaten - Pagina 14 van 1769

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[6] Ik zag echter heel goed dat dit niet oprecht gemeend was en zei: 'Wij kunnen ons niet aan jullie toevertrouwen, want jullie zijn vrienden van Herodes en net als hij zijn jullie sensatiezoekers, vooral als het voor niets te krijgen is. Ik ben niet naar deze stad gekomen om de Herodianen met een blijspel bezig te houden, maar om hier bekend te maken dat het Rijk van God dichtbij is gekomen en dat jullie, als je deel wilt hebben aan dit Rijk, werkelijk boete zult moeten doen! Kijk, dat is het doel van Mijn aanwezigheid in deze tijd en daar is jullie behuizing niet bij nodig! Want degene, die in een huis woont, kan alleen naar buiten door de deur die van een slot en een grendel voorzien is, waarmee men van een gast een gevangene kan maken. Degene echter, die in volle vrijheid zijn onderdak uitkiest, is daardoor ook vrij en kan gaan en staan waar hij wil!'
Hoofdstuk 15: De tekenen die doden. Herberg buiten Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] 'Bij jullie wel, maar bij Mij niet!', zeg Ik, - 'Mozes schreef voor, dat je je ouders moet liefhebben en eren; jullie zeggen echter en de priesters gelasten zelfs: Wie in plaats daarvan offert in de tempel, is zelfs beter af, want daarmee koopt hij zich vrij van het gebod van Mozes. Maar als er dan iemand naar jullie toekomt en zegt: ' Jullie zijn godloochenaars en ellendige bedriegers, want je heft de wet van Mozes op door een voorschrift van jezelf ter wille van je hebzucht, en daarmee kwel je de arme mensen' -kijk dan heeft die mens volgens jullie een misdaad begaan en dan lever je hem op de deurdrempel uit aan het gerecht. - Zeg eens, heeft deze waardige mens dat wel verdiend, of zijn jullie tegenover Mozes niet veel grotere misdadigers?'
Hoofdstuk 15: De tekenen die doden. Herberg buiten Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Het allerheiligste van de tempel bevindt zich achter een dik voorhangsel, en het mag slechts op bepaalde tijden alleen door een hogepriester betreden worden. Maar noch de voorhang, noch het maar zelden geoorloofde bezoek behoeden het allerheiligste voor ontheiliging; want als iemand met zijn lichaam zondigt, verontreinigt hij niet alleen zijn lichaam, maar ook zijn ziel en daardoor ook zijn geest, die in ieder mens het innerlijke en allerheiligste symboliseert en dat ook in werkelijkheid is. Dit allerheiligste in de mens is, net als in de tempel, verborgen achter een dikke voorhang, en alleen de liefde tot God, die de ware hogepriester van God in iedere mens is, kan straffeloos de voorhang optillen en in dit allerheiligste komen. Als echter deze unieke hogepriester in de mens, zelf onrein wordt, omdat hij te veel waarde hecht aan onreine wereldse dingen en zich daarmee vereenzelvigt, hoe kan dan het allerheiligste heilig blijven bij een bezoek van zo'n onreine hogepriester?
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De duif is een dier, dat in de lucht thuis hoort, en dit dier werd in het Oosten vaak als postduif gebruikt, vooral in liefdeszaken. Bij de oude Egyptenaren was de duif in het hiëroglyphenschrift reeds het teken voor tedere en sierlijke conversatie en ook in de tempel gebruikte men deze als het teken voor de uitwisseling van zulke gedachten. Het was ook een gebruikelijk en zoals hierboven aangegeven zinnebeeldig offerdier, dat meestal door jonge echtelieden bij de geboorte van het eerste kind geofferd werd als een teken, dat het nu afgelopen was met al die uiterlijke boodschapjes, complimentjes en ceremoniële versierinkjes, en dat ze nu de ware, innerlijke, leven gevende liefde beleefden.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Volgens de ordening der dingen behoort het buitenste aan de buitenkant; de bast mag zich nooit in het merg van een boom bevinden, omdat hij op zichzelf iets doods is, maar alles wat tot de bast behoort moet in de bast zitten. De bast is van groot nut voor de boom, als hij zich in de juiste hoeveelheid op zijn eigen plaats bevindt. Als iemand echter eerst het merg uit de boom haalt en daarna de bast ervoor in de plaats brengt, dan zal de boom verdorren en sterven.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Daarom mag de Heer zich nog niet toevertrouwen aan zo'n met geweld gereinigd mens, want Hij alleen weet wat nodig is voor een volledige vernieuwing van de innerlijke mens. Daarom gaat de reiniger weer uit de tempel en komt alleen maar, alsof het toevallig gebeurt, van buiten af naar het innerlijk van de mens. Hij gaat niet in op de eisen van de mens, dat Hij bij en in hem zou moeten blijven en hem zou moeten ondersteunen in de traagheid, integendeel, de mens moet geheel zelfstandig worden en daardoor een volmaakt mens worden, zoals dat in het derde hoofdstuk van het bijbelse evangelie van Johannes wat van meer dichtbij getoond wordt.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Degenen, die 's nachts naar Mij toekwamen, wisten dat wel en verlangden van Mij ook zulke tekenen, maar daarop gaf Ik steeds ten antwoord: 'De dag heeft twaalf uren en de nacht heeft er ook twaalf. De dag is bestemd voor het werk, de nacht voor de rust. Degene, die overdag werkt, stoot zich nergens aan, maar degene, die 's nachts werkt, stoot zich gemakkelijk, want hij ziet niet waar hij zijn voet neerzet'.
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Daarop zei Ik dan: 'Ik wil niet in een plaats wonen, waar voor de poorten van de opgeblazen bewoners lansknechten op wacht staan, die alleen de prachtig uitgedosten binnenlaten en de armen genadeloos afwijzen, en waar men, als men een vreemd gezicht heeft of niet schitterend genoeg gekleed is, in iedere straat minstens zeven keer aangehouden en gevraagd wordt naar naam, herkomst en reden van aanwezigheid. Daarbij houd Ik alleen maar van wat voor de wereld klein is en door haar veracht wordt, want er staat geschreven: 'Wat voor de wereld groot is, is voor God een gruwel!'
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] De nachtelijke bezoekers zeggen: 'Wat is dat voor goddeloos geklets? Weet u dan niet wat God tegen David en Salomo gezegd heeft? Kan datgene wat God gezegd heeft ooit onwaarachtig zijn? Wie bent u dan, dat u de moed hebt zulke woorden tegen ons te zeggen?!'
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: 'Zo waarachtig als Ik in en uit Mij Zelf de macht en de kracht heb om alleen door Mijn wil en door Mijn woord alle zieken te genezen die tot Mij komen, zo heb Ik ook de macht en de kracht en het volste recht, in jullie bijzijn dit over de tempel te zeggen en Ik zeg jullie nogmaals, dat nu jullie tempel ook voor God een gruwel is!'
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Nicodémus zei tot Hem" 'Hoe kan een mens dan nog een keer geboren worden, als hij oud is? Kan hij weer in het lichaam van zijn moeder gaan en daaruit nogmaals geboren worden?' Joh. 3:4) 'Maar geachte Meester, wat zegt U nu toch voor vreemde dingen? Hoe in 's hemelsnaam kan een mens nogmaals geboren worden'? Kan een mens, die groot, oud en stram is geworden, door het enge poortje in het lichaam van zijn moeder gaan en op deze wijze dan van daaruit voor de tweede maal geboren worden'?! Kom, kom, geachte Meester, dat is totaalonmogelijk! U weet niets van het komende Rijk van God, of op z'n minst niet het ware, of U weet het wel en wilt het mij niet zeggen uit angst, dat ik U Iaat oppakken en in de gevangenis werpen. 0, daarover behoeft U Zich geen zorgen te maken, want ik heb nog nooit iemand van zijn vrijheid beroofd, tenzij het een moordenaar of een grote dief was. -U bent echter een groot weldoener van de arme mensheid en U heeft bijna alle zieken van Jeruzalem genezen, een wonder van de kracht van God in U; hoe zou ik me dan aan U kunnen vergrijpen?!
Hoofdstuk 18: Het onbegrip van Nicodemus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Daarop antwoordde Ik: 'Mijn vriend, u bent nog niet rijp genoeg dat Ik u het tijdstip, de dag en het uur kan zeggen! Zie, zolang de nieuwe wijn niet behoorlijk is uitgegist, blijft hij troebel en als u hem in een kristallen beker doet en dan de beker tegen het zonlicht houdt, dan zal zelfs dat onovertroffen licht niet door de vertroebeling van de nieuwe wijn heen kunnen dringen, en precies zo gaat het met de mens. Als hij niet behoorlijk uitgegist is en door het gistingsproces al het onreine uit zich verwijderd heeft, kan het hemelse licht zijn wezen niet doordringen. Ik zal u echter toch iets meedelen; als u het begrijpt dan zult u voor u zelf vast kunnen stellen, wanneer het gebeuren zal! Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nicodémus zegt: 'Beste Meester! Hoe moest ik dat, hoe kon ik dat?! U bezit een speciaal soort wijsheid; zoals ik al een keer tegen U gezegd heb, zou ik gemakkelijker het oude Egyptische vogelschrift kunnen lezen, dan Uw wijsheid begrijpen! Ik moet U openlijk bekennen dat ik U, als ik niet door Uw geweldige daden aan U gebonden was, voor een nar of een potsenmaker moest houden; want zoals U heeft er nog nooit een verstandig mens gesproken! Maar Uw daden tonen dat God U als leraar gestuurd heeft en dat U een overvloed aan goddelijke macht en wijsheid bezit, want niemand kan anders zulke dingen doen.
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Als het ene echter zuiver goddelijk is, dan moet het andere ook goddelijk zijn of ik het nu begrijp of niet! Overdenk ik echter op een wat wereldse manier de stelling: 'Niemand stijgt op naar de hemel, dan alleen Degene, die uit de hemel is neergedaald!' - want dat zou namelijk de Mensenzoon zijn, die voortdurend in de hemel is - dan weet ik het niet meer! Beste Meester, sinds Henoch en Elia heeft stellig geen aards mens het geluk gehad om zichtbaar op te stijgen naar de hemel; wordt U misschien de derde!'? En als U misschien de derde worden zou, had dat dan wel nut voor al die andere mensen die, omdat ze niet uit de hemel afgedaald zijn, ook nooit in de hemel kunnen komen?!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Daarbij zegt U nog dat Degene, Die zo afgedaald is uit de hemel, eigenlijk slechts schijnbaar op aarde aanwezig is, maar in werkelijkheid voortdurend in de hemel is! Zo zouden dan voorlopig alleen Henoch en Elia en later misschien ook U, deelnemen aan het Rijk van God dat zal komen, maar alle andere miljoen maal miljoenen kunnen in het vochtige donkere graf gaan liggen en daar voor alle eeuwigheid der eeuwigheden blijven, en zo door Gods genade en barmhartigheid weer tot aarde vergaan en tenslotte in het niets oplossen!?
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...