Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9032 resultaten - Pagina 14 van 603

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[6] Je hebt toch de beide Gadarenen gezien, en hoe slecht ze waren! Maar hoe goed en zachtmoedig werden ze toen Ik het legioen duivels uit hen verdreven had, en ze loofden en prezen God, dat Hij aan een mens zoveel macht gegeven had! Zou het toen juist geweest zijn, als men er alleen maar vreugde over gehad had dat de twee verdoemden, die de schrik van de hele omgeving waren, nu hun boosaardige bezigheden niet meer konden uitoefenen, en omdat ook nog de woekermiddelen van een paar varkenswoekeraars daarbij in zee verdwenen waren?! Oh, om daarover plezier te hebben zou voor een echt mens wel zeer onwaardig zijn! Maar als er echte vreugde was geweest omdat die twee vreselijk gekwelde mensen van hun plaag bevrijd waren, en dat die boosaardige kwelduivels nu tenslotte de goede zaak des hemels moesten dienen doordat ze hun eigen door de Gadarenen zorgvuldig onderhouden slechte woekergeest vernietigden, dan zou zo'n vreugde van hemelse aard zijn en daarom helemaal goed.
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maar het is heel wat anders, als je iemand die dom handelt, broederlijk terecht wijst en dan met een vrolijk en blij hart lacht, als de domme wijs wordt! Dan hoort je vreugde en blijheid thuis in de hemelse orde en is daarom goed, juist en rechtvaardig!
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wat voor plezier en blijdschap kan iemand echter, als hij wijs is, er wel er aan beleven, als een blinde, die langs de weg loopt, tegen een ziende, die dezelfde richting uitgaat, zegt: 'Vriend, ik ben de weg kwijt en ik weet niet meer of ik nu heen of terug ga; vóór mij moet mijn huis zijn. Volgens het aantal passen dat ik telde, zou ik al vlak bij het huis moeten zijn; maar als ik, omdat ik me gemakkelijk vergis als blinde, in plaats van heen, terug ben gegaan, dan moet ik nu verder van het huis af zijn, dan waar ik was toen ik naar huis wilde gaan. Wees zo goed en breng me op de goede weg naar mijn huis!'
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar onderweg komen we ook Judas Iskariot tegen en die vraagt ons waar we toch geweest zijn en waar we nu naar toe gaan. Want hij was niet in de synagoge, omdat hij met zijn vis en zijn pottenbakkerswaren op de markt gestaan had en ook veel geld geïnd had, wat hem veel plezier verschafte. Toch ging hij met ons mee naar Mijn huis en liet zich daar het eten goed smaken, omdat het hem niets kostte. Maar na de maaltijd ging hij weer meteen naar zijn marktkraam en deed daar zijn geldzaken, want de markt duurde drie dagen, en allerlei kooplieden deden daar veel zaken en maakten goed geld voor hun waren.
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maria krijgt tranen van vreugde, begroet al Mijn leerlingen en gaat dan snel weg, om een goed maal voor ons klaar te maken.
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Wees daarom buitengewoon goed en hoffelijk voor haar, maar pas er voor op om haar de een of andere goddelijke verering te bewijzen!
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Of is de korenschop soms belangrijker dan degene, die dit werktuig gebruikt?! Is zij deugdelijk, dan wordt daarmee de tarwe, de gerst en de rogge gezuiverd; is zij echter niet goed, dan wordt zij deugdelijk gemaakt of verbrand! Als de Vader jou gevormd heeft tot korenschop, blijf dan wat je bent, en probeer niet ook nog een aarden pot te zijn! Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Terwijl we daarna het goed bereide maal verder nuttigen, komt Judas terug, spreekt ons vriendelijk toe en vraagt om eten, want hij kon in de stad nergens iets krijgen, omdat door het grote aantal gasten al het klaargemaakte eten al op was !
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Geef hem dan maar wat te eten!' En broeder Jacob gaf hem brood, zout en een hele grote goed toebereide vis. En Judas at de hele, bijna zeven pond zware vis op en dronk daar veel water bij, zodat hij zich daarna niet zo erg lekker voelde, waarop hij zich begon te beklagen, en meende dat de vis te oud was geweest, want daar kreeg hij altijd maagpijn van.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Thomas zegt: ' Je was toch samen met ons bij de Gadarenen en heb Je niet gezien, dat de Heer ook de vraag van de duivels verhoorde en hen datgene toestond, waarom ze vroegen?! Als je nu echt van mening bent dat je een duivel bent, gedraag je dan als een duivel, en dan zal er wel ergens een varkenskudde zijn waar je in kunt gaan, als de Heer dat goed vindt!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Judas Iskariot zegt: 'Ah, je meent het werkelijk goed met mij; ik zou nooit geloofd hebben, dat jij zo'n goede vriend van mij was! Goed, ik zal dan nu toch maar Jezus, de zoon van dit huis, om werkelijk hulp vragen en dan zien we wel of Hij mij, zoals jij dat denkt, zal verplichte om in een varkenskudde te gaan!' Nu wendt Judas zich tot Mij en klaagt zijn nood. Maar Ik zeg: 'Ga naar je potten, daar zal het wel beter gaan met Je maag.
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zeg: 'Waarom noemt u Mij goed?! Weet u dan niet, dat er buiten God niemand goed is?!' De Farizeeër zegt: 'Ik smeek u, wees toch niet zo streng tegen mij; want ik heb uw beproefde hulp nodig!' Ik zeg: 'Ga weg en houd Mij niet op; want Ik wil vanmiddag naar beneden aan het meer en daar op de visvangst gaan. Daar kunt u Mij vinden!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Terwijl we begeleid door Jaïrus, in het sterke gedrang meer voort schoven dan liepen, schoof er zich in de drukte ook een vrouw, die twaalf jaar aan bloedvloeiingen leed en zo goed als al haar geld aan dokters had uitgegeven om maar gezond te worden, van achteren naar Mij toe en raakte Mijn kleed aan in het geloof, dat ze daardoor gezond zou worden; want de vrouw had veel over Mij gehoord.
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Daarbij kwam dan nog de vrees, die vooral de Griekse vrouwen Voor de Joden hadden, omdat de slimme Joden onder de Grieken overal lieten rondvertellen, dat de in alle toverkunsten ingewijde Joden de Griekse vrouwen enkel door hen goed doordringend aan te kijken, onvruchtbaar konden maken. En dat was dan ook hier de reden, waarom deze vrouw zich van achteren naar Mij had toe gedrongen.
Hoofdstuk 111: De genezing van de Griekse vrouw. (14/15.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] De overste begreep de vraag van zijn dochter maar al te goed; maar omdat Ik hem een teken gaf, zei hij alleen maar tegen haar, dat ze een mooie en echte droom had gehad, die hij binnenkort helemaal zou uitleggen. En dit antwoord was voor het dochtertje voldoende.
Hoofdstuk 112: Het dochtertje van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...