Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

851 resultaten - Pagina 14 van 57

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[7] De ware mens moest trachten het zo ver te brengen dat hij door de menselijke lastdieren minstens als een halfgod werd beschouwd. Als hij het zover gebracht had, moest hij zijn licht als een Egyptisch graf verbergen en zich omgeven met allerlei valse schijn en verdovende nevel; de menselijke lastdieren zouden hem dan al gauw letterlijk gaan aanbidden, en dat des te meer als hij hun van tijd tot tijd schijnbaar iets nuttigs ten deel liet vallen. Kortom, hij moest de menselijke lastdieren heel overtuigend, maar altijd nog onjuist, kunnen bewijzen dat zij er onschatbaar voordeel van zouden hebben als zij door de vermeende halfgod blauw en soms zelfs doodgeslagen werden!
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Maar het volk had toch niet helemaal ongelijk. Als onze weduwe zich niet opwond over het een of ander, dan was er niets aan de hand met haar adem; maar zodra zij ook maar enigszins door iets driftig werd, was het bij haar niet uit te houden. Wie dan te veel van haar adem inademde, leefde geen jaar meer en was een kind des doods. Hij teerde op een bepaalde manier weg en alles wat hij daartegen gebruikte, ook al kwam het van een betrouwbare dokter die letterlijk wonderen kon verrichten, was voor niets; met ijzeren hardnekkigheid ging de kwaal verder en de zieke ging er onherroepelijk aan te gronde! En zo verging het ook werkelijk onze Griekse dokter; hij werd weldra ziekelijk en veranderde binnen acht maanden in een miserabel en totaal uitgeteerd lijk, waarbij vergeleken een ongeveer drieduizend jaar oude Egyptische mummie nog heel doorvoed was!
Hoofdstuk 154: De weduwe en haar giftige sfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Toen Mijn JARAH de pikzwarte gezichten met de letterlijk bloedrode lippen en zeer witte ogen zag schrok zij behoorlijk en zei: "O Heer, doen deze wezens niemand kwaad? Zij zien er toch wel ontzettend zwart uit! Ik heb al wel Moren gezien, maar zo ontzettend zwart als deze nog geen! Wat een sterk gebit hebben ze! Waarlijk, Heer, als ik niet bij U was, zou ik ontzettend bang worden! Van zo'n zwarte man houden, zou een opgaaf zijn voor een teergevoelig meisjeshart!"
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Schuchter gingen wij het huis van de overste binnen en moesten een eindje lopen voor wij in zijn woonvertrekken kwamen. Ach, daarin zag het er al zo wonderbaarlijk mooi uit dat horen en zien mij letterlijk verging.
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als ik vandaag honderd mensen laat overnachten op de wei die ik jullie zal aanwijzen, dan zal er morgenochtend geen enkele overlevende zijn, want het zijn geen mensen meer, maar zwakke afschaduwingen daarvan, en hun misvormde lichamen zijn ware woonplaatsen van alle mogelijke uit de natuur en de onnatuur afkomstige, kwade en onrijpe geesten. Hun uitstralende levenssfeer is niet meer hun goddelijke ik maar een laag dierlijk ik, en daarom bevindt zich geen kracht meer in hen en nog minder rondom hen. De natuur om hen heen neemt in hen niet meer het hoogtepunt van hun bestaan als schepsel waar, maar slechts een algehele verdorvenheid en een volledige verwoesting van het bestaansniveau waarop ieder schepsel zijn hoogste doel moet bereiken. Dat is de reden waarom al het geschapene totaal vijandig staat tegenover deze mensen en hen op iedere mogelijke wijze probeert te vernietigen, omdat het van hen niets meer heeft te verwachten.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] O, wij bewonen een zeer hard en ontzettend heet land, waar het bij tijden werkelijk erg moeilijk wordt mens te zijn en te blijven! Ver van de Nijl vandaan is het vooral in de nazomertijd onmogelijk om te wonen, want daar kunnen dagen voorkomen dat de stenen en het zand smelten, - vooral als 's middags de wind uit het zuiden begint te waaien. Dan ziet men letterlijk vlammen over de uitgestrekte zandwoestijnen rollen en voor mens en dier blijft er niets anders over dan de goede Nijl te omarmen, die wonderlijk genoeg bij ons erg koud voorbij stroomt.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Wij zouden er niet aan begonnen zijn als niet vlug na jullie vertrek een werkelijk onbeschrijflijk mooie, verblindend witte jongeman als uit de hemel naar ons afgedaald was en ons er letterlijk toe had aangedreven. Wij stelden een kudde koeien, stieren en een kleine kudde schapen samen en kwamen daarmee tot Memphis; daar kwam de goede overste ons al van verre met zijn mensen tegemoet en zei dat ook hij van zo' n zelfde jongeling bericht over ons kreeg en ons daarom tegemoet was gekomen.
Hoofdstuk 191: De nagereisde zwarten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Markus haast zich, omdat hij zelf erg nieuwsgierig is, naar zijn gereedschapskamer en komt al gauw te voorschijn met een stevige, ijzeren hamer en overhandigt die aan de engel. Deze neemt een van de stenen in. zijn hand en geeft die een paar voorzichtige tikjes, waarop meteen de witachtige, op kieze1 lijkende korst loslaat en een parel ter grootte van een mensenhoofd te voorschijn komt, tot overgrote verbazing van allen.
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] De engel neemt haar behoedzaam in zijn hand en haalt de korst eraf.
Hoofdstuk 204: De sterrenbeelden op de vierde parel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Let op, laat eens een gevoelsmens hier komen; hij mag echter geen hoogmoed en geen heerszuchtige eigenliefde in zijn hart hebben gevoeld. Als hij zich toevertrouwt aan het water, sta ik ervoor in dat hij niet onder zal gaan! Maar als daarnaast echter ook een heerszuchtig en heel egoïstisch mens op het vluchtige element plaats neemt, zal die zinken als een steen! Alleen als hij erg vet is -wat bij zelfzuchtige mensen vrijwel nooit het geval is -zou het vet hem een tijdlang voor ongeveer twee derde van zijn lichaam boven water houden dat wil zeggen als hij moddervet zou zijn! Maar als zijn lichaam normale proporties heeft, zinkt hij als een steen.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar laten we nu eens naar een echt oud patriarchale, goede en wijze eigenaar van vele, grote kudden gaan en zijn huisdieren observeren! Wat een nauwelijks te geloven verschil! Runderen noch schapen lopen bij hun goede herder weg! Als hij roept, komen zij zo vlug mogelijk naar hem toe, omringen hem en luisteren letterlijk met zichtbare aandacht of hij hun iets te zeggen heeft! En doet hij dat, dan gehoorzamen zij en voegen zich wonderlijk naar de wil van de goede herder aan wiens zielelicht zij zich nu weer gesterkt hebben.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] U zei zojuist, dat het egoïstische van de ziel, ook al doordringt door het voltrekken van de geestelijke wedergeboorte U w geest de ziel volledig en neemt deze haar volledig in bezit, toch niet zodanig overgegaan is in de geest dat deze zich op bepaalde momenten er niet meer van zou kunnen distantiëren. De ziel bezit dus nog steeds haar egoïsme en kan zelfs op haar eigen houtje denken en willen, net als zij dat voor de wedergeboorte van de geest in haar substantiële wezen deed.
Hoofdstuk 226: De verhouding tussen ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Wanneer Jarah daar genoegen mee neemt en vooral over het punt van de ijdelheid diep begint na te denken, komt Marcus weer met zijn hele gezin naar Mij toe, en zijn vrouwen kinderen beginnen Mij hemelhoog te loven en te prijzen.
Hoofdstuk 10: Een evangelie voor het vrouwelijk geslacht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Ja, een ziel die het oorspronkelijke, volmaakte leven in zich heeft, heeft naast de wonderbaarlijk werkzame kracht als heerseres over alle schepselen van deze aarde, ook de bijzondere eigenschap om tijdens speciale, bewogen momenten de gedachten van de mensen te onderkennen, en zelfs te zien wat er in iemands hart omgaat. Want de zeer verzadigde, uitstralende levenssfeer van zo'n mens neemt dat in de uitstralende levenssfeer van een ander mens ter plaatse waar en daarom zijn zulke mensen, die een volmaakt zieleleven hebben, beslist niet te bedriegen. Zij herkennen met hun zeer intensieve, uitstralende levenssfeer vaak reeds op grote afstand wat een mens, die hen tegemoetkomt, denkt, of wat hij wil.
Hoofdstuk 221: Goed begrip en gedachten lezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Het gezicht van de ZWARTE klaart helemaal op en hij zegt: "Ja, ja, ja, -nu begrijp ik dat ook helemaal en ik geloof bovendien nu ook nog veel te begrijpen van wat ik vroeger nooit zo erg goed begrepen heb! Zo verstaan wij kennelijk volledig de taal van de dieren, en wie zich moeite wil geven het geringe aantal geluiden van de dieren op gevoelsmatige wijze en met zijn natuurlijke intelligentie van de ziel te moduleren -waarvoor natuurlijk enige oefening vereist is -, kan letterlijk met de dieren, net als met mensen, spreken en van hen veel belangrijke zaken te weten komen. Ik heb het zelf geprobeerd, maar ik heb het toch niet tot een voor alle dieren verstaanbare taal kunnen brengen, omdat mijn organen daar niet op ingericht waren en ook nu niet ingericht zijn; maar verstaan kan ik alles wat een willekeurig dier met zijn soortgenoten bespreekt.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...