Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3023 resultaten - Pagina 14 van 202

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[6] Maar ook als je ze niet ziet, kun je met hen spreken en van alles aan hen vragen, en dan zullen ze hun antwoord in je hart kenbaar maken, wat je altijd in je hart zult horen als een duidelijk uitgesproken gedachte. En dat is beter dan het uiterlijke gesproken woord! Ik zeg je: Eén woord dat een engel in je eigen hart heeft gegeven, is voor je ziel heilzamer dan duizend woorden, die het oor van buitenaf heeft gehoord! Want wat je in het hart hoort is al van jou; wat je echter van buitenaf hoort, moet je je eerst nog eigen maken door het waarmaken van de gehoorde woorden.
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] PETRUS EN NATHANAËL vragen: "Maar Heer, wij hebben geen vistuig bij ons, hoe moet dat dan? Zullen we vast vooruitgaan en bij de vissers aan het meer vistuig lenen?"
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Dat is niet nodig, maar wat je wel nodig hebt, dat is je geheugen, dat ieder ogenblik schijnt te vergeten, dat Ik de Heer ben aan Wie niets onmogelijk is! Blijf daarom bij het gezelschap en geef tijdens het vissen uitleg aan de oude Josa en zijn familie, over de kracht en de macht van God, die ook in de mens is!" - Na deze woorden van Mij trekken beiden zich terug en denken erover na hoe ze zo blind konden zijn, om met zo'n wereldse vraag bij Mij aan te komen. Zelfs Josa zegt tegen hen, dat hij nauwelijks kon begrijpen, hoe ze dat aan Mij hebben kunnen vragen!
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] SARAH zegt: "Maar Heer, U die eeuwig mijn enige liefde bent, hoe kunt U nu zo iets vragen? Ik zou nog geen hele hemel vol met duizendmaal mooiere engelen willen hebben voor één haar van Uw hoofd, Iaat staan dan een van hen in plaats van U als geheel, die vol van liefde in mijn hart woont. Ook al zijn ze mooi, dan vraag ik toch: Wie gaf hen die schoonheid? Dat deed U! Maar hoe zou U hen die schoonheid hebben kunnen geven, als die niet eerst in U geweest zou zijn!?
Hoofdstuk 40: Schepper en schepsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Iedereen begon zich nu verbaasd af te vragen hoe wij zo ineens van Mijn huis hier aan de zee waren gekomen.
Hoofdstuk 43: Grote en kleine vissen. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Sarah, als het er dus werkelijk op aan zou komen en hij je heel gemeend om je mooie hand zou vragen, zou jij hem die dan weigeren?"
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Na een poosje zegt SARAH: "Ook al zou ik mijn hand aan Borus Willen geven, dan weet ik toch niet wat mijn aardse ouders daarvan zeggen! Die zou ik dan ook om toestemming moeten vragen! Ik zou weliswaar Borus alleen daarom al aardig vinden omdat U dat graag zou zien, maar aan vader en moeder moet dat toch ook gevraagd worden!"
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[32] Na deze woorden gaan beiden naar het ouderpaar en vragen het om de zegen, en als zij deze met alle vreugde krijgen, komen zij weer naar Mij terug, en Ik zegen ook meteen hun huwelijk in als een echt ook voor de hemel geldig huwelijk, waarvoor beiden Mij met ontroerde harten hartelijk danken.
Hoofdstuk 44: Borus en Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Dan vragen Cyrenius en Cornelius Mij of Ik soms zou willen dat ook zij hun hoge ambten neer zouden leggen.
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Dan komen de twee engelen heel eerbiedig naar Mij toe en vragen Mij of zij die paar dagen nog zichtbaar hier in Mijn nabijheid zouden mogen blijven, want het was voor hen de hoogste zaligheid die ze ooit hadden beleefd.
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De OUDSTEN vragen: "Wat heb je nog meer gezien?"
Hoofdstuk 53: De oudsten kunnen geen besluit nemen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] En ZIJ roepen: "En met uw geest, opdat u ons net als Hij, genadig zou mogen zijn! Want tot op heden drukten uw wetten zwaar op ons, erger dan de dood. Maar omdat wij nu zelf onvoorwaardelijk Zijn leerlingen zijn geworden en ons uw wetten nu zelf opleggen, bestaan uw harde wetten haast niet meer voor ons. Wij danken u zelfs voor deze wetten, want zonder die zouden wij gemakkelijk verraders van deze allerheiligste zaak hebben kunnen worden! Daarom vragen wij u ook niet meer om opheffing van de uitgevaardigde strenge wetten, want wij zelf, die net als u denken, geloven en handelen, heffen deze juist door ons persoonlijk handelen, voor alle tijden der tijden tot op het laatste streepje op!"
Hoofdstuk 55: Volk en bestuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Maar CYRENIUS grijpt ontroerd Kisjonah's hand, drukt die aan zijn borst en zegt luid: " Jij moet niet mij, maar ik moet jou om vergeving vragen dat ik je niet eerder begroet heb; maar mijn verontschuldiging is, dat ik je niet persoonlijk kende! Want behalve aan de Heer Jezus, die natuurlijk alleen alle lof en alle eer toekomt, ben ik ook jou, trouwe rechtschapen man, nooit eindigende dank verschuldigd, want onder alle mensen van die streek heb jij beslist het meeste er toe bijgedragen dat ik uit een moeilijke situatie gered werd, die mij anders zeker het leven zou hebben gekost! Het doet me werkelijk. heel veel genoegen om jou, mijn zeer gewaardeerde vriend, nu persoonlijk te leren kennen.
Hoofdstuk 56: Verslag van Roban en Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] De SPREKER zegt: " Jullie God zal jullie op de jongste dag zien komen! Geen mens weet er ook maar iets van of God, zoals wij Hem uit de Schrift kennen, ooit een mens uit de dood in het leven teruggeroepen heeft! Omdat geen mens dat ooit heeft beleefd en aan het einde van zijn korte aardse leven alleen maar de zekere dood voor ogen had, werd hij erg bang en begon met een bedroefd gemoed angstig te vragen: 'Wat ben ik, en waar kom ik terecht als dit leven eindigt?' En omdat het aan zogenaamde Godsknechten, die wij de bespottelijk slechte eer hebben om te zijn, nooit heeft ontbroken, moesten die als troost voor de vele vragenden en ten bate van hun eigen belang toch iets uitdenken, dat de vele moeilijke vragenstellers wat rustiger zou maken. Zo ontstond dan de opwekking op de jongste dag, die de hemel waarschijnlijk nooit zal laten aanbreken. Wij denkende dwazen laten ons daarmee ook nog voor de gek houden, en zijn daardoor blind voor de ongelofelijke daden en gebeurtenissen, die voor onze ogen, neuzen en oren plaats vinden! Is het dan werkelijk zoiets groots voor een man, als hij zich als grijsaard nog steeds niet kan losmaken van de reeds geheel beschimmelde kindersprookjes?
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Geloven jullie mij echter niet, laten we ons dan bijvoorbeeld als Romeinen verkleden, naar Jeruzalem gaan, de tempel ingaan en ons daar als vreemden gedragen; dan zal er zich meteen een dienstbare geest melden, die ons haarfijn zal uithoren over: waar wij vandaan komen, wat wij in Jeruzalem zoeken, hoe lang wij in de 'Godsstad' zullen blijven, waarheen wij daarna zullen gaan, of we veel geld bij ons hebben, of we geen goud of zilver te verkopen hebben, en of wij soms voor een heel gering bedrag het allerheiligste zouden willen zien. Dan vragen wij alleen maar de prijs, en men zal honderd pond zilver zeggen. Dan zeggen wij dat het teveel is, en dat wij er helemaal niet op uit zijn om zulke zaken te zien; als de prijs dan tot tien pond gezakt is, tonen wij belangstelling. En we komen allen voor tien goedkope ponden in het allerheiligste als wij de desbetreffende opperbewaker vooraf plechtig bij alles wat ons lief is, beloven noch in het Joodse land, noch in verre vreemde landen ooit iets ervan te verraden, en ook niemand te vertellen in het allerheiligste te zijn geweest. Dat beloven we moeiteloos en zo komen wij als namaak-Romeinen in het allerheiligste en dan kunnen jullie jezelf ervan overtuigen of van alles wat ik jullie over de ark des verbonds heb meegedeeld ook maar één lettergreep gelogen is!
Hoofdstuk 51: De nagemaakte ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...