Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 14 van 1112

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[7] De schippers zeiden: 'Overdag, als je de gevaren ziet, kun je bij deze wind gemakkelijk naar het kuuroord aan de overkant varen; maar 's nachts is dat ondanks de gunstige draaiing van de wind een waagstuk, en dan kun je erg gehavend raken. Bovendien is een oostenwind die 's avonds opsteekt niet te vertrouwen, omdat hij wellicht in een orkaan overgaat; en als die tekeer gaat, wee dan degene die zich op het water bevindt!'
Hoofdstuk 198: De ondergang van de agenten van Herodes (5.6.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Zoals altijd was Ik het eerst op de been; maar ook de leerlingen werden vrijwel tegelijk met Mij wakker en gingen samen met Mij naar buiten, en wel naar de oever van het meer, waarover een verkwikkende ochtendbries woei die het oppervlak van het water een lieflijke beweging gaf, terwijl de zon al bijna boven de horizon uitkwam. Op de waterspiegel van het meer vertoonden zich hier en daar hele groepen van allerlei soorten drijvende vogels, grotere en kleinere, die hun goed smakende ochtendmaal zochten.
Hoofdstuk 207: De mooie ochtend aan het meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Ook de tien soldaten, die dezelfde mening waren toegedaan als de andere aanwezige schippers, voor het merendeel die van Kisjonah, zeiden tegen de overste: 'Heer en onze gebieder, met dit schip zullen we waarschijnlijk acht tot tien dagen niets kunnen beginnen; het moet eerst op het land gehesen en door vakkundige timmerlieden goed onderzocht, daarna gerepareerd en getest worden, anders is het niet raadzaam om zich in deze tijd met dat wisselvallige weer op dat schip op het open water van dit toch altijd al onrustige meer te begeven!'
Hoofdstuk 212: Rafaël repareert het beschadigde schip (21.6.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[21] Toen Ik uitgesproken was, kwamen de arts, de overige genezen Grieken, de waard uit Jesaïra, de bekende visser bij hem uit de buurt en de vissers uit de baai met het riet, die vroeger cynici waren geweest en tot hier meegereisd waren, en bedankten voor.alles wat ze fysiek en geestelijk hadden ontvangen en genoten, en begaven zich vervolgens naar hun eigen woonplaatsen. Een deel reisde over land naar het westen, de anderen werden over het water verder vervoerd.Wij bleven echter nog een uur lang in het huis en spraken met elkaar over veel nuttige, goede en ware dingen.
Hoofdstuk 214: De gasten vertrekken naar hun eigen woonplaatsen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Zo bleven wij in volledige rust ongeveer een uur vlak aan de oever van het meer en begaven ons toen naar een kleine heuvel, die zich in zuidelijke richting boven de waterspiegel verhief. Vanaf deze heuvel had men een mooi uitzicht naar het westen, en aan de oever, die hier over een tamelijk groot stuk met veel riet en biezen begroeid was, zag men enkele watervogels, die in het water hun ochtendmaal zochten en het ook gretig opaten.
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Hier, kijk eens naar beneden in het water! Wat hebben die arme visjes eigenlijk misdaan, dat ze door die vraatzuchtige watervogels vaak met duizenden worden gevangen en opgegeten? Zouden al die talloze verschillende soorten dieren in de lucht, op de aarde en in het water zich niet allemaal net als de tamme huisdieren kunnen voeden met de eveneens talloze verschillende soorten planten? Moeten allerlei soorten vleesetende roofdieren hun voedsel in de kudden van de zachtmoedige dieren zoeken en zodoende de mensen door hun wreedheid, die hun door de macht van God is ingeplant, uitlokken tot een woest gevecht?!
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Als er in zulke landen niet allerlei dieren waren die lastig zijn voor de mens, en als hij niet voor de voeding van zijn lichaam hoefde te zorgen, dan zou hij ook niet zorgen voor de ontwikkeling van de krachten van zijn ziel. Hij zou weldra lijken op een zeepoliep of op de wortels van een boom, die niets anders hoeven te doen dan door de mechanische en organische inrichting de bij hen passende voeding uit het water, de aarde en de lucht naar zich toe te zuigen.
Hoofdstuk 20: De voornaamste redenen voor de verscheidenheid in de schepping op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[2] Dan komt het hele plantenrijk in het water en op de aarde, samen met de overgang ervan naar het dierenrijk. In dit rijk neemt het gericht al mildere vormen aan en bevindt de zielensubstantie zich al meer in de fase van een zekere bevrijding dan in de eerdere harde gerichtstoestand; de zielensubstantie, die voorheen als het ware chaotisch dooreen gemengd was, wordt nu met het oog op het ontwikkelen van intelligentie gesorteerd en tot op zichzelf staande eenheden gevormd, en vertoont in dit tweede rijk dan ook een grote verscheidenheid.
Hoofdstuk 21: De zielensubstantie en haar trapsgewijze bevrijding uit de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] Ik zei: 'Ook dat zullen jullie op de juiste tijd ontvangen; alleen zal Ik nu op deze heuvel voor jou, onze waard, omdat hij tot jouw bezit behoort, een zeer rijke waterbron laten ontstaan, die deze hele stad voldoende van water zal kunnen voorzien. Wat deze hele wijde omgeving echter betreft, daar zullen in de winter, die niet lang op zich zal laten wachten, vanzelf bronnen ontstaan die deze streek van water voorzien.
Hoofdstuk 108: De belofte en vermaning van de Heer (2.1.1863) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[1] Hierop stonden de waard en alle aanwezige buren op en gingen doen wat Ik hun had aangeraden. Aangezien zijzelf en al hun verwanten het werk onmiddellijk aanpakten, duurde het ook niet lang voor alle, lege vaten en zakken met schoon water waren gevuld. Toen het zover was, proefden ze het water direct en verbaasden zich enorm toen ze de beste wijn in hun mond kregen; en allen prezen Gods macht in Mij .
Hoofdstuk 126: De vismaaltijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[15] Kijk, langs deze weg hier, die vanuit het verre morgenland naar de vele avondlanden voert, reizen gedurende het jaar talrijke mensen heen en weer! Ze hebben bij jullie weliswaar slechts zelden iets tot zich genomen -afgezien van water -en zijn hier vandaan naar Afek gereisd; maar als nu jullie landje door Mijn zegen allerlei vruchten zal dragen, veel meer dan jullie voor eigen gebruik nodig hebben, en ook jullie kudden talrijker worden, zullen jullie ook menig reiziger goed kunnen herbergen! En als hij jullie zal vragen hoe deze omgeving, waarvan hij wist dat die woest was, zo bloeiend en rijk is geworden, maak dan van die gelegenheid gebruik en toon de nog blinde reiziger het licht der waarheid uit de hemelen, en noem hem Mijn naam!
Hoofdstuk 128: Over het verbreiden van de leer van de Heer en over het zegenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[7] De visvijver en ook de bron behoorden tot het grondstuk van de waard. Het water was weliswaar bestemd voor gebruik door het hele dorp, maar de kleine vijver niet, en dus ook niet de vissen die erin zwommen. Deze vijver had zich natuurlijk slechts zelden in een voorraad verheugd, maar deze keer zat er een grote voorraad in.
Hoofdstuk 135: De visvijver van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[23] In vroeger tijden moeten zich in de buurt van deze stad wel een paar heel grote vijvers met zoet water bevonden hebben, die heel rijk aan vis waren. Maar als gevolg van herhaaldelijke aardbevingen, waardoor deze streek ieder jaar wordt getroffen, zijn die vijvers hun water en daarmee ook hun vissen kwijtgeraakt, en daarom hebben wij hier in de wijde omtrek geen vissen en zal ik nu dus niet aan Uw wens kunnen voldoen.'
Hoofdstuk 143: De Heer in de arme herberg van de basaltstad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Bij hem gekomen, vroeg ik hem direct: 'Jij schijnt je in een soortgelijke toestand te bevinden als ik! Onder onze voeten niets dan een zandvlakte, waar geen einde aan komt, boven onze hoofden een meer donkere dan lichtgrijze nevel, en verder ziet men alleen zichzelf en zijn in het zand gedrukte voetstappen. Er is ook geen wind, en van water of een ander object is helemaal geen sprake. Ik dwaal nu naar aardse tijdrekening ongeveer twee jaar in deze zandwoestijn rond, en vind niets waarmee men zich zou kunnen verzadigen en zijn eventuele dorst zou kunnen stillen. Ik weet dat ik het tijdelijke verlaten heb en als een echte arme ziel in deze woestijn rondzwerf, wat ik werkelijk buitengewoon onaangenaam vind. Ik heb heel veel moeite gedaan om hier in deze wereld, die een geesten of zielenwereld moet zijn, alles te zoeken en te ontdekken waar ik in de wereld zo half en half in heb geloofd, maar niets van dat alles
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[14] Uit deze korte uiteenzetting zie je dat Ik absoluut nooit de veroorzaker van de menselijke lichamelijke ziekten ben geweest, maar de mensen zelf, en wel vanaf het tijdstip dat ze lichtzinnig en moedwillig Mijn geboden en regels, die Ik hun altijd heb gegeven, steeds meer begonnen te verlaten en hun verstand en hun wil volgden, die steeds meer verduisterd en verward raakte door de kwade geesten die zich in de lucht, de aarde en het water ophouden.
Hoofdstuk 182: De oorzaken van lichamelijke ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...