Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

590 resultaten - Pagina 14 van 40

...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...
[14] Op kleine schaal lijkt deze in zekere zin verloren en daarna weer tot zijn vader teruggekeerde zoon mij in eerste instantie zeker de wedergeboorte van een mens van deze aarde aan te duiden, waarvan ons nu al bekend is wat dat is, maar op de grootste schaal tegelijk ook de toekomstige totale wedergeboorte van de gehele Grote Scheppingsmens. Want, Heer , Uw woorden zijn geen menselijke woorden, maar het zijn Gods woorden; en die hebben niet alleen betrekking op ons, maar via ons ook op de gehele oneindigheid, zowel in natuurlijk als in geestelijk opzicht. Want de hele schepping is immers sinds eeuwigheid ook Uw gedachte, Uw woord en Uw wil.
Hoofdstuk 60: De betekenis van onze aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Maar ook dat behoort zelfs niet tot de eigenlijke levensverdienste van de ziel, maar is eveneens een instelling van Mij die de ziel beloont, en het zou zelfs daar een ijdele dwaasheid van de ziel zijn als ze zich ook maar één ogenblik zorgen zou willen maken om deze aardse schat die ook aan gene zijde voor haar blijft bestaan, daar die immers bij haar 'ik' hoort. Ja, die bezorgdheid zou helemaal te vergelijken zijn met die van wel zeer dwaze ouders, die zich er alleen maar om bekommeren of hun kinderen wel een heel mooie en bekoorlijke gestalte zullen krijgen en hoe ze ervoor moeten zorgen dat hun ijdele dwaze wens in vervulling gaat, maar daarbij niet bedenken dat de groei en de uiterlijke gestalte enkel en alleen afhangen van Gods wil en dat geen mens daar iets aan kan veranderen.
Hoofdstuk 61: De belangrijkste taak van de mens (25.12.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Zij het niet volledig in de handelende werkelijkheid, dan toch in de bestemming daartoe; handelend was in die prehistorische tijd een andere planeet. De mensen daarvan vervielen echter te zeer tot de grootste hoogmoed en een totale godvergetenheid, en degenen die nog in een God geloofden, sloegen geen acht op Hem, trotseerden Hem en trachtten Hem in hun blindheid zogezegd van Zijn troon van eeuwige macht te stoten. Ze zochten Hem, en slechte wijsgeren zeiden dat God in het centrum van hun aarde woonde; men zou mijngangen daarheen moeten graven en Hem daar gevangen nemen. Ze groeven dan ook ontzettend diepe gaten in die aarde, waarbij er velen omkwamen.
Hoofdstuk 74: De zielsontwikkeling van de pre-adamieten (16.1.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Stel nu eens dat een mens, tenminste aan de buitenkant, een ongevoelig lichaam zou hebben, ongeveer zoals zijn haren. Wat zou daar bij een lichtzinnig mens maar al te gauw het zekere gevolg van zijn? Zelfverminkingen van allerlei aard, zodanig dat de mensen tenslotte helemaal geen menselijke gestalte meer zouden hebben en ook niet meer tot werken in staat zouden zijn.
Hoofdstuk 82: De oorzaken van de pijn die aan de dood voorafgaat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Maar om te voorkomen dat de mensen althans hun uiterlijke gestalte al te zeer kunnen verminken, is hun de gevoeligheid gegeven als een goede wachter. Bovendien spreekt het vanzelf dat een mens die geen gevoeligheid voor pijn zou hebben, ook geen diepe vreugde en gelukzaligheid zou kunnen voelen; want voor het ene is het andere nodig, en zonder het ene kan het andere niet bestaan, is het zelfs niet eens denkbaar .
Hoofdstuk 82: De oorzaken van de pijn die aan de dood voorafgaat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Kijk, het licht van de aardse zon is ten opzichte van het licht van de hemelen werkelijk als een totale duisternis en toch kun je er met de ogen van je lichaam niet recht inkijken; als je dat maar een half uur zou doen, zou je blind worden. Wat zou jouw oog, dat niet gewend is om in het hoogste licht te kijken en er niet voor ingericht is, dan doen bij de aanblik van het hoogste en machtigste licht, als het door Mij toegelaten zou worden om dat waar te nemen?
Hoofdstuk 106: Over het leven aan gene zijde (24.2.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Rafaël zei: 'Maar wat mijn kracht betreft ben ik ook een reus, ook al lijk ik dat niet te zijn wat mijn gestalte betreft! Als je wilt, kan ik je direct een staaltje laten zien!'
Hoofdstuk 131: De vraag naar de persoonlijkheid van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Daarom zei de hoofdman tegen Rafaël: 'Ik kan mij het meeste van wat je ons geleerd hebt nu wel heel goed voorstellen, omdat ik begrijp hoedanig die geesten of die geheime krachten van de natuur overal zijn en hoe ze werken; maar van de vorm van de aarde heb ik nog geen juiste voorstelling. Zou jij mij niet een beeld van haar gestalte en hoedanigheid willen schetsen, waarbij ik me alles beter kan voorstellen?'
Hoofdstuk 147: Sneeuw en ijs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Rafaël zei: 'Mijn beste vriend, met woorden gaat dat absoluut niet, want al zou ik je de gestalte van de aarde een jaar lang beschrijven, dan zou jij er nog geen volkomen juiste voorstelling van hebben; maar ik zal voor jullie nieuwelingen iets anders doen om jullie duidelijker voor te lichten over de gestalte van de aarde, en wel, als jullie dat willen, hetzelfde wat ik bij jullie gedaan heb om het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam te verklaren. In zo'n verhoogde toestand van zien van de ziel zullen jullie voor een paar ogenblikken de hele aarde kunnen overzien en je op die manier dan de meest ware voorstelling van haar gestalte kunnen vormen.
Hoofdstuk 147: Sneeuw en ijs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Na een uur maakte Rafaël hen weer wakker in hun natuurlijke toestand, en allen bedankten eerst Mij, omdat Ik dat toegelaten had, en daarna ook Rafaël, omdat hij hun deze weldaad bewezen had, die hun zo helder en diepgaand inzicht had gegeven over de ware gestalte en beweging van de aarde, alsook over het bestaan en de werking van de natuurgeesten.
Hoofdstuk 148: Aanmanende woorden van Agricola over het vertrek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Dat wij veel van onze vrouwen houden is waar. Maar wat moeten wij doen? Ze zijn er nu eenmaal en met hun mond, hun gebaren, hun gestalte en natuur eisen ze liefde van ons, en onze natuur zelf gebiedt ons de mooie en tedere vrouwen lief te hebben; wij zouden het dus als een zonde beschouwd hebben om de vrouwen, vooral als ze nog jong en mooi zijn, niet lief te hebben. Maar een of andere ene enig ware God als Enige boven alles lief te hebben zou voor ons nooit mogelijk geweest zijn, omdat er voor ons behalve de zon en het licht van elk vuur nog nooit een herkenbare en waarneembare God bestaan heeft.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Welnu, voor trage en moeite schuwende zoekers is zo'n aanbod welkom, ze nemen het aan en geloven wat die anderen hun met een ernstig gezicht vertellen, daarbij geholpen door allerlei valse wonderen en tekenen, die de nog trageren bij het zoeken naar de waarheid hebben uitgevonden en ten voordele van hun aardse goede leven onder allerlei ceremoniën aan de blinden presenteren. Op die manier ontstaan dan de vele soorten bijgeloof, leugens, bedrog en totale liefdeloosheid en daarmee al het onheil onder de mensen op aarde.
Hoofdstuk 19: Over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[14] In de afgelopen tijd, nauwelijks een half jaar geleden, deed ik zaken in Frygië met een zekere koning Abgarus van dat gebied, en ik vertelde hem toen ook veel van wat ik op mijn grote reizen over water en over land allemaal had meegemaakt. Onder andere kwamen wij toen ook te spreken over onze grote wonderman, en ik was niet weinig verbaasd toen die eerder genoemde koning mij over die man, over wie hij als een goddelijk wezen sprak, meer wist te vertellen dan ik hem, en hij mij zelfs op zijn erewoord verzekerde dat hij hem persoonlijk kende en zijn vriend was. Hij beschreef mij ook de gestalte en de kleding van de wonderman en dat komt precies overeen met wat ik nu aan deze ware godsman gezien heb. En dat bracht mij er zojuist dan ook toe om te zeggen dat hij heel zeker de man zal zijn, ter wille van wie ik gedaan heb wat ik je eerder vertelde.
Hoofdstuk 172: De aankomst van Kado, de zoon van de waard (30.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] De waard en ook Kado zeiden: 'Wij hadden wel gedacht dat dat het geval zou zijn, maar we durfden dat niet hardop te zeggen, ten eerste omdat wij U tegenover die drie niet voortijdig wilden verraden, en ten tweede omdat de woorden van de spreker in alle ernst onze aandacht vroegen en wij wilden zien hoever de mens het met de scherpzinnigheid van zijn verstand kan brengen. En echt, vanuit puur menselijk standpunt bezien had de spreker gelijk, ook in het beschrijven van de verhoudingen tussen Schepper en schepsel; want voor ons menselijke verstand is het werkelijk moeilijk te begrijpen, waarom U de mensen gedurende zo lange tijd op een nadere openbaring van Uzelf, Uw wil en Uw bedoelingen met de mensen heeft kunnen laten wachten en tallozen in de diepste levensnacht kon laten versmachten. En hoevelen zullen er nog versmachten zonder iets over U te weten te komen; en ook al zullen ze van de verspreiders van Uw leer horen dat Uzelf in de gestalte van een mens op deze aarde bent gekomen en de mensen de weg naar het eeuwige leven van hun zielen hebt getoond -zullen ze wel net zo vast als wij nu geloven dat het inderdaad was zoals Uw boodschappers hun verteld hebben.'
Hoofdstuk 19: Over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Mijn zuivere leer zal lijken op de weduwe die zo treurig was en wier dode zoon Ik weer tot leven heb gewekt; en het geloof betekent de dode zoon, die Ik opwekte. Hij werd gedood door de kwaadaardige koorts, die weer overeenkomt met de wereldse mentaliteit die vol winstbejag is, waartoe ook deze mensen hier overgingen, en wel op grond van de weerzinwekkende en slechte bedriegerij van Jeruzalem en daarnaast ook op grond van de totale afwezigheid van de heidenen die dit dorp omringen, die in de voorspelde vreselijke toekomstige tijd de naam 'industriëlen' zullen hebben.
Hoofdstuk 40: Over de geestelijke omstandigheden van onze tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27  ...