Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

384 resultaten - Pagina 15 van 26

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26
[3] Asmahaël zei evenwel: "Ik ben niet naar jullie toe gekomen om jouw vraag op te lossen, maar Ik kwam hierheen, omdat Ik in jullie beiden een grote liefde voor Mij heb ontdekt!
Hoofdstuk 102: Tegenstellingen tussen God en de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] Maar toen hij Emmanuël heel dicht was genaderd, deed Emmanuël alsof Hij Lamech niet opmerkte. En angst, vermengd met de grootste liefde, greep Lamech aan, zodat hij toch de moed niet had om Emmanuël aan te raken en hij begon bij zichzelf te denken of het misschien toch fout geweest was om zijn vader Methusalah niet te gehoorzamen.
Hoofdstuk 139: Lamechs grote liefde voor Emmanuël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] Zie, nu beschik je over alles om je vragen op te lossen; maar nu komt dat 'Nog iets', en dit 'Nog iets' schuilt weer in een tegenvraag!
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Zie, als je Hem daar zou hebben gezocht, zou je Hem ook allang gevonden hebben en zou Hij je allang Zijn hulpvaardige, machtige hand toegestoken hebben en zou Hij door jou ook reeds allen geholpen hebben; maar jij, als eersteling onder de mensen, hebt Hem nog niet op die bepaalde plaats gezocht. Doe daarom hetgeen je hebt verzuimd in alle liefde en in het volste vertrouwen en ook jij zult dan heel spoedig overtuigd raken, hoe zeer Emmanuël jullie allen nabij is en met Hem alle hulp!"
Hoofdstuk 159: Adam en Seth in het nauw gedreven en hun beproeving - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] maar een wettische haarklover en schriftgeleerde, die Mij probeert aan te raken, die zal Ik vervloeken!
Hoofdstuk 173: Het Jezuskind je vederlicht. Jonatha 's verwondering. Zeer wijze woorden van het Kindje over de zwaarte van de Wet van Mozes - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[13] Hoe, wanneer en waarmee zal ik ooit in staat zijn deze grote schuld in te lossen
Hoofdstuk 155: Cyrenius bezorgd over de scheepsuitrusting. Engelachtig-goede raad. Cyrenius dankt Jozef en het Kindje. Voorspelling van een bijzonder reisavontuur - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[7] 'O Heer, wij hebben niet de moed om hier iets aan te raken, want die drie roofdieren kijken zo grimmig; met ons zouden ze wel eens hetzelfde kunnen doen, als wat ze met die muiters hebben ge­daan!'
Hoofdstuk 136: De staf van het paleispersoneel van Cyrenius verhoord. Angst van de bedienden voor de drie gerechtsdienaren. De verrader ontmaskerd. Wonderlijke rechtsbediening door de leeuw - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[8] Het Kindje bleek wederke­rig daarmee ook blij te zijn, want Het wipte op zijn arm op en neer. Het lachte, kneep hem en nam hem bij de neus en porde hem overal, waar Het hem maar raken kon.
Hoofdstuk 80: Jozefs huisvaderlijke voorzorg. Het Kindje heeft plezier met Jacob. Wien Ik liefheb, die plaag Ik ook; die knijp Ik bij de neus. Benijdenswaardig gelukkig makende opdracht aan Jacob - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[13] Het zou in geen geval ge­annuleerd kunnen worden; de go­den zouden daardoor zeker nog veel erger vertoornd raken om de ondank en de ontrouw van de mensen!
Hoofdstuk 68: Cyrenius' antwoord. De drie bloeddorstige priesters dringen aan. Voorzichtigheid van Cyrenius. De smart van de 2000 slachtoffers - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[21] Wij hebben geen enkel gebod buiten dat van het eeuwige leven en dat is de liefde en het luidt: 'Je zult Mij, je God en heilige Vader liefhebben uit en met al de liefde die Ik je in eeuwigheid gaf tot eeuwig leven en als eeuwig Leven! Als je Mij liefhebt, verbind je je weer met Mij en aan je leven zal nooit een einde komen; maar laat je dat na, dan scheid je je van het leven. Je leven zal daarna weliswaar niet ophouden; ook zal Ik daarom voor eeuwig niet ophouden voor jou een richtende God te zijn. En zul je ook, als je van Mijn leven gescheiden bent, door de eeuwige ruimten van de diepten van Mijn toorn vallen, waarlijk, buiten Mij zal jouw eeuwige val niet zijn! Mij, je God, zul je nooit kwijt raken; maar je liefdevolle, beste, heilige Vader en met Hem een eeuwig, vrij, gelukzalig leven, zie, dat zul je verliezen!'
Hoofdstuk 70: Henoch predikt over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Maar om je te leren, dat je je, zoals Hij, volledig vrij zult voelen, gaf Hij als Vader uit het diepste van Zijn liefde aan jullie kinderen - ik zou het nooit een gebod willen noemen slechts een zeer wijze, welwillende raad, je aan niets te verbinden en niets aan te raken, dat belemmerend voor je vrijheid zou kunnen worden; maar jullie, in het volste bewustzijn van goddelijke vrijheid en volheid van kracht, wilden geen acht slaan op de raad van je liefhebbende Vader en grepen naar alles wat je nog zeer onbestendige vrijheid en leven wel moest belemmeren. Die daad was in strijd met de eeuwige ordening van de liefde; nu moest de heilige Vader de eindeloze schepping omvormen om je opnieuw in de vrijheid van het leven te stellen.
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Ik wil niets zeggen over al die vurige taferelen, niets over de rondom ons nog geheel in vlammen staande en in rook gehulde bergen, niets over het voortdurende beven van de aarde, niets over de talloze bliksems, niets over de brandende en rokende wouden, vurige winden en meer van dergelijke dingen; want de donder blijft van jaar tot jaar gelijk en zo is het ook gesteld met andere verschijnselen die in de strijd tussen de elementen ons onder ogen komen en, niet minder vreesaanjagend, ook de andere zintuigen raken. Maar luister, goede man, wanneer de zee, de eindeloos grote zee ongehoord woedend buiten zijn oevers treedt, schuimend en bruisend hoger en schrikwekkend steeds hoger stijgt en tijdens dit vreselijke rijzen de ene berg na de andere begint te verslinden en tenslotte zelfs ons, de bewoners van middernacht, door de talloze voor de golven vluchtende dieren dwingt ijlings onze woningen te verlaten, ja tenslotte de golven zelfs zover begon op te stuwen dat deze onze woningen verslonden, de dieren van het woud ons najoegen en daarenboven nog nooit waargenomen vreselijk grote monsters, die waarschijnlijk evenals vele andere dieren in het water leven, en gruwelijk met elkaar strijdend en van hot naar haar wentelend, ons een huiveringwekkende aanblik bood, - zie, dat is iets, wat we misschien wel nooit kunnen vergeten!
Hoofdstuk 168: Een terugblik op de stormnacht. Liefde verdrijft vrees - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Vandaag nog zul je ervan overtuigd raken dat hij meer re­den heeft, véél meer, om bang te zijn voor jou, dan jij voor hem!
Hoofdstuk 54: Angstige vragen van Jozef aan Cyrenius over Maronius Pilla. Geruststellend antwoord van Cyrenius. Aankomst bij het buiten­huis - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[13] Ga naar dat Kindje, raak het aan, dan zullen die dikke schil­len van je ogen vallen; dan zul je zien, Wie bij je op bezoek is ge­weest ...! Als vroedvrouw heb ik volgens oude gewoonte het recht jou toe te staan het Kindje aan te raken.
Hoofdstuk 26: Verwijt van de herbergier Nicodemus aan het adres van Jozef. Jozefs zelfverdediging. Het getuigenis van de vroedvrouw. Een genadige wenk aan Nicodemus, die daarop de Heer erkent (9 september 1843) - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26