Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

620 resultaten - Pagina 15 van 42

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[8] De toren is waarschijnlijk nog door de Foeniciërs gebouwd. Waarvoor zij hem wellicht gebruikt hebben is wel wat moeilijk te raden, aangezien hij naar zijn vorm te oordelen ofwel een vuurtoren of een tempel, of misschien een soort gevangenis voor misdadigers en evengoed ook een depot of bewaarplaats van allerlei soort geroofde goederen kon zijn. Kortom, dat behoort nu al tot een grijs verleden, en het zou nauwelijks de moeite waard zijn om de reden te achterhalen, waarom de Foeniciërs wellicht ooit onze toren gebouwd hebben.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Ik zei: 'Vriend, voor vandaag zullen wij nu eindelijk eens gaan slapen, want dat hebben wij allemaal nodig; maar morgen zullen zich wel velerlei gelegenheden voordoen, waarbij wij nog veel over deze kwestie zullen kunnen spreken en oordelen.'
Hoofdstuk 179: De droom van de dorpspriester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Ik zei: 'Vriend, je hebt helemaal gelijk en Ik prijs jouw geloof maar Ik kan niet overeenkomstig jouw wens handelen; want als Ik dat zou doen, zou Ik in strijd met Mijn eenmaal ingestelde orde handelen en dat kan en zal helemaal nooit gebeuren!
Hoofdstuk 190: Het doel van de natuurlijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar wanneer er nu maar één ware God reeds sinds eeuwigheid heeft bestaan, die Zich aan de joden bekendgemaakt heeft, dan had Hij Zich toch ook wel aan ons Arabieren, de Perzen, de Indiërs, de Egyptenaren, Grieken en Romeinen en nog vele andere volkeren bekend kunnen maken, wat echter voorzover ik weet tot nog toe nooit het geval is geweest. En daarom kan een God, die voor ons nog nooit bestaan heeft, het ons niet tot zonde rekenen, als wij niet overeenkomstig Zijn misschien wel ergens of ooit geopenbaarde wil geleefd en gehandeld hebben.
Hoofdstuk 195: Het verlangen van de Arabier - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Hierop vroeg Andreas: 'Heer, wanneer ik de mensen die hier al sinds enkele dagen verblijven omdat ze hulp zoeken op zou kunnen tellen bij al deze nieuw toestromende mensen, dan zouden het er wel enkele duizenden kunnen zijn! Als U daar overeenkomstig Uw liefde en erbarming iedereen zult helpen die hulp bij U zoekt, zullen wij hier vele dagen druk bezig zijn; want volgens mijn ervaring stromen er bijna elke dag zoveel mensen hier naartoe om hulp te zoeken. Wat dat betreft zullen de Essenen ook moeilijk te helpen zijn; want ze hebben een wereldwijde bekendheid gekregen, die nu maar moeilijk in één keer uit te roeien zal zijn.
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Daarop zeiden ook alle anderen: 'Ook wij voelen hetzelfde; en het schijnt ons toe dat het inderdaad zo en niet anders zal zijn! Maar ons hart is nu in een vreugdevolle begeerte ontbrand, laat ons dus, o meester, niet langer in het ongewisse en zeg ons waar de Allerverhevenste zich in Zijn persoonlijkheid nu bevindt! In de geest is Hij overal tegenwoordig, zoals wij als oude joden nog wel weten over de God van Abraham, Isaak en Jacob; Hij ziet alles, hoort alles, weet alles, schept alles en houdt alles in stand. Maar aangezien Hij nu Zelf overeenkomstig de oude beloften in menselijke gedaante onder de mensen van deze aarde verblijft en hun grote weldaden bewijst, zouden wij -natuurlijk helaas altijd als grote zondaren in Gods ogen -de oude Schepper en Vader van de mensen toch ook graag met onze lichamelijke ogen willen zien en met onze bevuilde oren Zijn Vaderstem willen horen, zodat wij thuis tegen alle mensen kunnen zeggen: 'Wij hebben God gezien en gesproken en hebben uit Zijn eigen mond Zijn wil vernomen, volgens welke alle mensen moeten handelen en leven!' -Zeg ons, grote meester en overste van dit vanouds bekende wonderinstituut, waar Hij Zich nu bevindt, misschien zelfs vlak bij ons, Hij, wiens naam geen menselijke tong noch de tongen van alle engelen uit kunnen spreken!'
Hoofdstuk 204: Roclus verwijst de rijken naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar Ik zei tegen hem, ook min of meer zachtjes: 'Laat ze maar praten en over ons oordelen, want daar berokkenen ze ons echt geen schade mee! Als jullie in Mijn naam aan de mensen over de hele wereld het evangelie zullen verkondigen, zullen jullie niet ontkomen aan allerlei oordelen die de mensen over jullie vellen. Zijn deze blind en dom, laat de mensen dan maar praten, zolang hun oordeel maar geen kwaad in zich draagt! Als het echter een kwaadaardig karakter heeft, dan kunnen jullie degenen die over jullie oordelen voor een rechter ter verantwoording roepen, óf jullie verlaten die plaats en schudden ook het stof van jullie voeten; dan zal Ik in het verborgene wel de rechter zijn over zo'n plaats en de bewoners ervan! We zullen hen nu dus ook over ons laten praten en ons beoordelen zoals ze willen en begrijpen; want geen mens kan over een kwestie of een omstandigheid een oordeel vellen dan zijn eigen begrip, net zo min als een os een psalm van David kan zingen of een blinde een andere blinde kan leiden! Daarom moeten jullie je voortaan door dergelijke voorvallen absoluut niet meer van de wijs laten brengen!'
Hoofdstuk 7: De Heer en de zieke koopman uit Sidon (27.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Er bestaat wel een overeenkomstig verband tussen wat van de geest en wat van de materie is. Als jij thuis zou zijn in die wetenschap, zou het gemakkelijk zijn om jou aan te tonen dat alleen wij oude en zuivere Joden de volle waarheid bezitten, maar dat alle heidenen ondanks al hun wereldse wijsheid toch valse en onware leerstellingen aanhangen; maar die innerlijke wetenschap is jullie vreemd, en langs een andere weg kan jullie moeilijk aangetoond worden dat wij Joden als enigen de volle waarheid bezitten.
Hoofdstuk 11: De Heer geneest de Griek die een zieke maag heeft - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Nu weet u alles, strenge heer en rechter, en u kuilt naar uw goeddunken over ons, ellendigen, oordelen; maar bedenk wel van tevoren wie en wat de schuld van onze ellende was! Wij hebben getrouw, naar waarheid en open gesproken, zoals u gevraagd hebt.'
Hoofdstuk 16: Het levensverhaal van de rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ik zei: 'Jullie als mensen hebben weliswaar gelijk dat jullie zo praten, vragen en oordelen; maar Mijn liefde, Mijn wijsheid en orde verlangen van Mij als Schepper dat Ik Mijn schepselen steeds datgene geef wat voor hen op ieder moment het meest noodzakelijkst is.
Hoofdstuk 19: Over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Nojed zei: 'Jouw wens is ons een bevel! Deze man en heer is naar zijn uiterlijk te oordelen weliswaar ook een Jood, maar hij kan door zijn omgang met Grieken heel wijs zijn geworden; want als hij een leerling van de tempel zou zijn, zou het zonde zijn om woorden aan hem te verspillen, hoe duidelijk en waar die ook zijn.'
Hoofdstuk 20: Nojed vraagt naar de ware godsdienst - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De vrijwel eindeloos grote verscheidenheid, goed en slecht, edel en onedel, is er dus alleen maar vanwege de mens, opdat hij alles kan zien, leert kennen, onderzoekt, uitkiest en doelmatig gebruikt; daaruit kan hij dan ook gaan afleiden dat een zeer wijze, goede en almachtige Schepper dat allemaal zo geschapen en ingericht heeft, en wanneer de mens uit zichzelf zo begint te oordelen, laat deze Schepper werkelijk nooit na Zich nader aan de denkende mens te openbaren, zoals dat nog in alle tijden van de mensen ontegenzeglijk het geval is geweest.
Hoofdstuk 23: Over de noodzaak en het doel van verzoekingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] De tijd van de koningen is die andere knecht, die voor de Heer slechts vijf ponden heeft verdiend; daarom was hun macht overeenkomstig hun winst juist bepaald. Maar hoe die tijd steeds schraler werd wat de winst voor de Heer aanging, heb Ik jullie laten zien in de handelwijze van de nog overgebleven knechten, en jullie kunnen die verder opzoeken in het boek van de Koningen en in de Kronieken.
Hoofdstuk 27: De gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] De weduwe zei: 'O heer! Uw woorden verkwikken mijn hart wel heel erg, maar een dode kan en zal overeenkomstig Gods belofte alleen door Hem op de jongste dag weer tot leven gewekt worden! Of bent u een grote profeet, vervuld van Gods geest, zodat u met de almacht daarvan ook een dode levend kunt maken?'
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[19] Zo denken en oordelen wij heidenen nu, en als wij volgens Zijn leer zullen leven en handelen en getrouw zijn wil vervullen, zal Hij ons uit Zichzelf ook het ware, eeuwige leven geven, zoals Hij nu ook uit Zichzelf aan deze jongeman het aardse leven terug heeft gegeven; want Hijzelf is de Oerbron van alle bestaan en leven!'
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...