Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10854 resultaten - Pagina 15 van 724

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[8] Daarmee heb ik jullie nu volkomen overeenkomstig de waarheid meegedeeld op welke wijze dit kleine gebied van ons plotseling zo bloeiend rijk is geworden, en hier voor jullie staan voldoende getuigen; als jullie het hun willen vragen, zullen ze jullie hetzelfde zeggen!'
Hoofdstuk 136: De waard onderricht de gasten over het veranderde land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zal je nu heel korte vragen stellen, die jij gemakkelijk kunt beantwoorden, en jouw eigen antwoorden zullen je weldra tot een andere visie op de wijsheid van de Schepper brengen, en dan zul je zelf om je huidige mening moeten lachen.
Hoofdstuk 170: De Heer stelt aan de opperstadsrechter enkele vragen die tot nadenken stemmen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Daarmee zijn alle vragen die je Mij hebt gesteld wel meer dan voldoende beantwoord, en als Ik je nog diepgaander zou willen antwoorden, zou je het toch niet begrijpen; want jullie zijn allemaal wat jullie ziel betreft nog kinderen en zouden stevige, mannelijke kost nog niet kunnen verdragen. Daarom moeten jullie ook eerst met melk gevoed worden; maar wanneer jullie door dat voedsel eenmaal voldoende krachtig zijn geworden, zullen jullie ook in staat zijn krachtiger voedsel uit de hemel te verdragen.'
Hoofdstuk 176: De vraag naar de hel en haar geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] En de waard zei: 'Dat is veel meer waard om in ons bedrijf te gebruiken dan al je vroegere afgodsbeelden; maar de grootste waarde heeft toch altijd het woord dat wij van deze Heer en Meester hebben ontvangen en misschien, als wij het waardig zijn, nog meer zullen ontvangen. Laten we dus jouw zilveren munten rusten en de Heer en Meester vragen of Hij ons hart en gemoed van zulke geestelijke gouden en zilveren munten wil voorzien, die wij weldra in het andere leven zullen gebruiken!'
Hoofdstuk 181: De huisgoden in de herberg worden vernietigd (27.4.1864) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[13] Ik zal wat dit lichaam van Mij betreft deze wereld weliswaar spoedig verlaten, maar toch zal Ik in de kracht van Mijn geest bij jullie blijven tot aan het einde der tijden van de wereld; en wat jullie de Vader, die de eeuwige liefde in Mij is, in Mijn naam zullen vragen, zal jullie ook gegeven worden.
Hoofdstuk 194: De vermaning van de Heer tot liefde en geduld bij het verbreiden van Zijn leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[3] Maar nu vraag ik U, o Heer, om noch voor mij noch voor deze hele streek een tweede teken te doen; want dit teken heeft mij, behalve mijn verbazing, tegelijk ook buitengewoon in verlegenheid gebracht, en er zullen daarover waarschijnlijk vandaag nog en morgen van alle kanten zoveel vragen komen, dat we daar niet voldoende passende antwoorden op kunnen geven!'
Hoofdstuk 201: De veranderde omgeving bij de berg Nebo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Ik antwoordde: 'Wat jullie van Mij vragen zou Ik gemakkelijk kunnen doen, omdat Ik die Galileeër inderdaad heel goed ken; maar het gaat er om dat Ik weet wat Ik dan wel over hem moet zeggen. Goede dingen zullen jullie onaangenaam in de oren klinken, want jullie zijn erop uitgetrokken om aanklachten tegen hem te verzamelen om hem te gronde te kunnen richten. Maar als Ik overeenkomstig de waarheid moet spreken, zal er waarschijnlijk niemand in staat zijn te getuigen dat hij ooit iets slechts heeft gedaan, en alleen met berichten over zulke daden zouden jullie gediend zijn.Wat willen jullie dus dat Ik doe?'
Hoofdstuk 4: De Farizeeën bij de Heer - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[1] Enigszins verlegen zei de Farizeeër: 'Meester, ik zie wel dat er met u wat moeilijk te praten valt, maar toch vraag ik u mijn wens te vervullen en, aangezien u nu bekend hebt dat u die Galileeër kent, ons te vertellen met behulp waarvan hij zijn wonderen doet, of dat het alleen maar grof bedrog en kunsten van de Essenen zijn. Ook wij zijn vrienden van de waarheid en zoeken die met veel ijver. Daarom zijn wij er ook op uitgestuurd, omdat de Hoge Raad wel weet dat men ons niet zo gemakkelijk een vals wonder voor een echt wonder kan voorspiegelen en even gemakkelijk als het domme volk kan bedriegen. Wees dus zo vriendelijk onze vragen te beantwoorden en wees er zeker van dat wij u volkomen geloof zullen schenken!'
Hoofdstuk 5: De Heer veroordeelt de achterbaksheid van de Farizeeën - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[11] Als echter de groten en voornamen van de wereld zullen komen en jullie grote sommen geld bieden om bij hen in dienst te treden, opdat zij door jullie groter worden en nog meer aanzien verkrijgen, zeg hun dan dat jullie al een andere Heer dienen, die jullie heel goed betaalt en als trouwe dienaren erkent, en dat jullie derhalve geen andere dienstbetrekking kunnen aannemen; want niemand kan twee heren dienen en beiden recht doen. Dan zullen ze jullie vragen wie die Heer is. Verloochen Mij dan niet, maar belijd Mij openlijk; want wie Mij verloochent, zal ook Ik eenmaal verloochenen en van Mij wegsturen! En wie door Mij verstoten is, zal lang moeten wachten en veel moeite, angst en kwelling moeten verdragen, voor het licht weer voor hem schijnt. Geef dus gevolg aan Mijn woorden!'
Hoofdstuk 15: De Heer bereidt Zijn leerlingen voor op de toekomst - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[1] Nadat dit tafereel ongeveer een uur had geduurd en alle aanwezigen alle mogelijke vragen aan de geesten hadden gesteld, die deze heel vriendelijk beantwoordden, riep Ik Johannes de Doper en Elia, die de aanwezigen alleen in de persoon van de Doper kenden, naar Mij toe en zei in het bijzijn van alle aanwezigen luid tegen hem: 'Jij was Mijn voorloper in deze grote tijd van Mijn Komen tot de mensen, en je zult het ook weer zijn wanneer die grote tijd aanbreekt waar Ik over heb gesproken. Maar de mensen zullen je dan niet herkennen, ondanks dat jij zult weten wie je eigenlijk bent; want die laatste beproeving in het vlees die je te wachten staat zal het fundament worden voor het gebouw van het aanbrekende rijk van vrede!
Hoofdstuk 30: Over het sterven - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[7] Jullie zullen zeggen: 'Dat kan allebei!' Als de mens nu alleen maar een machine was, zij het ook voorzien van een zelfbewuste ziel, dan zou hij alleen uiterlijk kunnen denken, dat wil zeggen zich door indrukken van zijn geheugen kennis kunnen verschaffen die alleen door onderricht is aangeleerd, ongeveer zoals men een dier africht. Het trekken van een conclusie is echter, dat de ziel vragen stelt aan een in de mens levend, innerlijk principe, dat antwoord geeft op gestelde vragen, en als geest ook in de ziel leeft en als zodanig, zoals Ik jullie al vaak heb gezegd, volmaakt is. Daarom kan er in het innerlijk van de mens ook een werkelijk spel van vraag en antwoord ontstaan.
Hoofdstuk 50: De wedergeboorte van de ziel - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[7] Ik zei: 'Dat is wel in orde! Ik heb jullie immers naar Efraïm gebracht opdat jullie jezelf zouden reinigen en vrij en door eigen inspanning de innerlijke voleinding te verwerven; maak er verder dus maar geen punt van! Zouden jullie Mijn leerlingen zijn, als Ik jullie niet zover hoopte te brengen dat jullie de Vader dienen, evenals Ik Hem thans dien?! De Vader weet immers wel wat Hij doet en welke instrumenten Hij voor Zichzelf uitkiest! Wat jullie nog ontbreekt, zullen jullie verwerven; streef daar dus naar! Aan kracht zal het niet ontbreken, als jullie erom vragen.'
Hoofdstuk 51: Wenken voor het veredelen van de ziel - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[5] Jullie menen hiervoor geen verklaring te kunnen ontdekken; want ook al verwijs Ik naar de vrije wil van de mens, waardoor hij immers in zijn uiterlijke positie kan grijpen naar wat hij wil, zullen jullie vragen: 'Is het voor U dan echt noodzakelijk om de mensen zoveel vrijheid toe te staan dat zij die gebruiken voor moord en doodslag, en zou het niet beter zijn die vrijheid dan tenminste in zoverre te beperken, dat die niet gebruikt wordt voor zoveel onredelijk verdriet en leed op aarde?' Ja, jullie zullen vragen: 'Kan de Godheid, die de waarachtige liefde is, dan rustig toezien bij zo oneindig veel ongeluk en vreselijke ellende, die de mensen zichzelf aandoen, zonder te huiveren of het een halt toe te roepen? Moet die zo liefdevolle Godheid dan niet een gevoelloze Godheid zijn, die er een soort vreugde aan beleeft om rustig toe te kijken hoe haar schepselen elkaar verscheuren? Geen enkel mens zou rustig toezien bij zoveel ellende, als hij de kracht ervoor had, maar alleen zijn medelijden al zou hem dwingen er op af te springen en met heilige ernst de strijdende partijen een halt toe te roepen. Waarom doet de Godheid dat dan niet, terwijl Ze toch over alle krachten gebiedt?'
Hoofdstuk 59: Over het toelaten van oorlog - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[41] Dit zullen mijn laatste woorden zijn, opdat jullie weten wie je voor je hebt, namelijk mij, de gruwelijke, die je echter nooit nader zult kennen dan slechts voorzover de hoogste noodzaak, zoals de huidige, dat vereist, opdat niet alles voor eeuwig - ja, ik zeg voor eeuwig - te gronde zou gaan door de weer gewekte toorn van de oude, eeuwige God! Laat daarom nooit iemand mij nadere inlichtingen vragen over het waarom en het waardoor! Amen."
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...