Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8736 resultaten - Pagina 15 van 583

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[9] De vorstelijke persoon zei echter: 'Broer, ja, door jouw raad heb je mij mijn leven tienvoudig teruggegeven! Maar deze genezer Jezus uit Nazareth is zeer duidelijk méér dan een gewone genezer die nog zo goed is in het genezen van ziekten door middel van heilzame kruiden! -Denk je dat eens in! Hij zei, zonder mijn zoon ook maar ooit gezien te hebben, alleen maar heel simpel: 'Je zoon leeft!' en de jongen werd op datzelfde moment gezond! - Luister goed, dat betekent toch wel iets heel bijzonders! Ik zeg je: Dat kan geen mens, maar is alleen maar bij God mogelijk! En van nu aan geloven ik en ook zeker mijn hele huis, dat deze Jezus zonder enige twijfel een echte God is, en dat Deze nu voor het heil van alle mensen in mensengestalte onder de mensen is en hen geneest en leert. -Als Hij hierheen komt moet Hij hier als een God geëerd worden!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Op de plaats waar de uitgekozen en geroepen profeet leefde en waar men hem kende, was hij helemaal niet in tel en kon daarom ook weinig tot stand brengen. In het algemeen denken de mensen namelijk, dat een profeet eigenlijk helemaal niet op de aarde moet wonen en ook geen mensengestalte moet hebben, hij moet ook niets eten of drinken en geen kleding dragen, maar hij moet minstens net als Elia in een vurige wagen door de lucht gaan, en van daaruit aan ieder mens alleen datgene verkondigen, wat die bepaalde mens graag hoort en wat hem vleit! Op zo'n echte profeet zouden zich zeker alle oren en ogen richten, zeker als hij tijdens zijn wonderbare reizen naar evenredigheid goud en zilvermunten onder de rijken en kleingeld onder het gewone volk zou strooien, waarbij dan de groten, rijken en machtigen geprezen en de arme duivels daarentegen meermalen ferm getuchtigd zouden worden, vooral als ze het waagden te morren tegen de rijken, groten en machtigen! Zo'n profeet zou dan voor de armen natuurlijk niet zo'n erg aangename verschijning zijn, en die zouden hem niet prijzen!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik heb op deze manier gedurende ongeveer twee duizend jaar steeds hetgeen ontbrak aangevuld; maar wie nam het aan? Geloof me: Altijd maar heel weinigen, en die dan nog zelden met veel vuur! Men nam er wel kennis van en schreef het op; maar men heeft steeds om allerlei waardeloze redenen niets gedaan om zijn levenswandel daarnaar te richten en zichzelf geestelijk ervan te overtuigen, dat die overigens eenvoudige mens in ernst door Mij was geroepen om de mensen in de steeds donker wordende wereld weer een nieuw licht uit de hemel te brengen.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Daarom geef Ik nu een uiterst sterk licht op deze zaak, opdat er dan niemand meer zich kan verontschuldigen met te zeggen, dat Ik Mij sinds Mijn lichamelijke aanwezigheid op aarde noch om de zuiverheid en compleetheid van Mijn leer, noch om de mensen die haar aangenomen hebben, bekommerd heb!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Daarop zeiden de mensen op de naburige akkers, die dat zagen en hun akkers niet op die manier vrij van stenen maakten, maar de stenen groot en klein op heel rommelige hopen bij elkaar gooiden: 'Kijk eens wat een dwaas, hij maakt er een spelletje van!'
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Op dit ogenblik wil Ik je al wel zeggen, dat God ter wille van de vrije wil van de mensen, wel alles kán weten wat Hij wil, maar als het de mens in zijn vrijheid van handelen zou belemmeren, dan wil Hij het niet weten, en dan weet Hij het ook niet! Is dat duidelijk?!
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] 'Ja, Heer', zegt Matthéus, 'dat begrijp ik nu allemaal erg goed, zuiver en helder. Maar vindt U niet dat ik deze heerlijke leer, die de mensen toch erg zou moeten aansporen om God zonder ophouden te zoeken en Hem te vragen ze bij de hand te nemen en op de goede wegen te leiden, niet onmiddellijk moet opschrijven?'
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Er komen echter nog tijden die slechter zullen zijn dan diegene waarin Noach de ark bouwde, en hun ellende zal te wijten zijn aan het goud en het zilver, -en slechts een vuur uit de hemel dat al de produkten van de hel zal verteren zal de mensen verlossen van de ellendigste van alle ellendes!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Nu is het wel zo dat Johannes niet direkt zak en as heeft aanbevolen als beslist noodzakelijk voor de boetedoening; hij heeft het als het ware vergelijkenderwijs in zijn toespraken naar voren gebracht en wilde daarmee een grondige verbetering van de mens, die een slaaf van zijn zonden was geworden, aanduiden; maar Judas, die alles beter wilde weten en begrijpen, was het er niet mee eens dat men ook door beelden en gelijkenissen kan lesgeven, want hij vond, dat men zich over zulke belangrijke zaken, waar het heil van de mensen vanaf hing, altijd in heldere, begrijpelijke taal moest uitdrukken!
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Judas zegt: ' Ja, ja, dat is juist! Maar als men allerlei dieven tegen zou willen houden, door de mensen niets te laten bezitten wat de dieven beviel, dan moest er bij de mensen toch ontzettend veel veranderen! Ten eerste zou iedereen even arm aan aardse goederen moeten zijn, ten tweede moest iedereen op iedereen lijken net als mannetjes en vrouwtjes mussen, en ten derde zou er niet één verstandiger mogen zijn dan de ander! Maar zolang dit allemaal niet het geval is, heeft al het praten, leringen geven en tekenen doen geen nut! Velen zullen zich daardoor wel bekeren, maar nog tien keer zoveel zullen ondanks de leer of de tekenen blijven zoals ze zijn, en even gemakkelijk of zelfs nog gemakkelijker kunnen ze ook wel tien keer erger worden dan ze eerst waren. Want ieder mens heeft enige eigenliefde en hij wil een redelijke verzorging hebben; daarom denkt ieder mens toch heel natuurlijk eerst aan zichzelf en dan pas aan de anderen! En dat kun je hem toch onmogelijk kwalijk nemen! Huis en grond kan niet iedereen hebben, want dan moest God bij iedere geboorte een stuk grond met een huis laten geboren worden en dat ook op laten groeien. Omdat dat echter niet zo is en de eerder geborenen zich reeds lang ieder plekje op aarde toegeëigend hebben, zodat daardoor de meeste pasgeborenen nog geen voetbreed stukje aarde kunnen bezitten, blijft hen uiteindelijk niets anders over dan zich zelf door allerlei kennis onontbeerlijk te maken voor de luie bezitters en dus op de een of andere manier in dienst te gaan bij de rijke bezitters der aarde, of zich op de diefstal toe te leggen, om niet de zware bedelstaf te hulp te moeten roepen. -Als dan de besten van degenen, die geen grond en geen huis bezitten, voor hun diensten alleen maar geld krijgen en het geld indien mogelijk bij elkaar sparen, zodat ze voor hun oude dag iets hebben, dan zie ik daar niets slechts in, en ik vind dat het geld een nieuwe schepping van grond en vastigheid is voor al degenen, die op deze armzalige aarde niet door opvoeding en geboorte ooit tot het vurig verlangde bezit zijn gekomen. En ik moet eerlijk bekennen, dat God Zelf, Die niet tegelijk voor iedere pasgeborene ook een nieuw stuk land scheppen kan of wil, de heersers het goede idee ingegeven heeft om geld te scheppen, waardoor ook kinderen van bezitslozen de nodige verzorging kunnen krijgen, die vaak beter is dan die, welke uit grond en bezit bestaat. En God kan toch niet willen, dat de kinderen van bezitslozen te gronde zullen gaan!? Want ze kunnen er toch duidelijk niets aan doen, dat ze op de wereld geboren zijn met dezelfde levensnoden als de kinderen van de bezitters!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Thomas zegt: 'Ik zeg je alleen maar, dat je helemaal door de duivel bezeten bent; want zoals jij nu gesproken hebt, kan alleen maar de duivel spreken! Het lijkt op redelijke taal, maar dat lijkt alleen maar zo, en wat je zegt is de onbeschaamdste leugen ter wereld. Ik heb er spijt van dat ik je hierheen gebracht heb, Er waren vele honderden mensen in Sichar, en allen werden gevoed uit de hemel! En het vervallen huis van Irhaël heeft hij in weinige minuten zo herbouwd, dat het nu verreweg het kostbaarste huis in deze stad is! En jij grenzeloos onbeschaamde, oerdomme dwaas wilt dan mij, die met mijn eigen natuurlijke ogen de hemel geopend heeft gezien en talloze scharen van Gods engelen naar boven en naar beneden zag gaan, in zekere zin als de wijze der wijzen er van overtuigen, dat Jezus een arme sloeber is, die zich op andermans kosten wel laat doen!? O, wat ben je toch een arme sukkel! Hij, aan Wie hemel en aarde volkomen toebehoren, omdat Hij ze gegrondvest heeft door Zijn almacht, zal zeker mijn of jouw schatten nodig hebben om op deze wereld, waarop Hij de vruchten laat groeien en rijp worden, te kunnen leven?! O, jij ontzettend blinde dwaas! Ga naar Sichar, overtuig je van alles en kom dan terug, en we zullen zien of je nog zo dom in 't wilde weg redeneert als nu!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Degenen, die de zieken naar de priesters en de schriftgeleerden gebracht hebben, zeggen: 'Jullie zijn allemaal leugenaars, als je dit beweert! Hoe kan hij tot de duivel behoren en een dienaar van Beëlzebub zijn, hij, die de mensen het beste geeft en de mensen, die hem volgen, slechts liefde, zachtmoedigheid en geduld leert, en die alles wat hij leert ook helemaal zelf in praktijk brengt?!
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De priesters en schriftgeleerden trokken zich snel terug toen ze die dreigende taal van hun geloofsgenoten hoorden. Want er waren er ongeveer honderd naar hen toegekomen en in hun ogen vonkelde een diepe ernst; want deze mensen voelden allang aan, wie er achter de Joodse priesters en schriftgeleerden schuil ging en ze haatten hen al een hele tijd meer dan de pest!
Hoofdstuk 99: Bethabara. De schoondochter van Petrus. ( 18.10, 1851) Aan en op het meer van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen ging Judas naar de bron en putte. En bij het drinken van het geputte water, bleek het zeer goede wijn te zijn en hij bedronk zich, zodat hij bij de bron bleef liggen en in de diepe bron gevallen zou zijn als een paar knechten van Petrus hem niet gevonden en in huis op een bed hadden neergelegd. Zo was het goed geregeld; want Ik heb op deze avond veel mensen genezen die last hadden van allerlei kwalen en besmettelijke ziektes, en bij velen boze geesten uitgedreven, - en daarbij zou Judas ons veel moeilijkheden hebben opgeleverd.
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik vroeg ze echter met liefdevolle ernst, of ze wel geloofden, dat de timmermanszoon uit Nazareth zo iets zou kunnen doen. Want deze mensen kenden Mij zogezegd al vanaf Mijn geboorte.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...