Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1915 resultaten - Pagina 15 van 128

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[5] MARCUS zegt: "Dan kan het dus toch zover komen, dat zij in hun grote woede U ergens aangrijpen en U lichamelijk doden, zoals zij dat met bijna al hun profeten hebben gedaan?"
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: "O ja, dat zullen zij met Mij doen! Maar dan is het met hen gedaan!"
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] MARCUS zegt: " Als het zo zal gaan, dan is het echt niet zo moeilijk om zich in zekere zin slechts voor de schijn te laten doden! Onder die omstandigheden kunt U dan wel naar Jeruzalem gaan, als U dat wilt; want U kan niets gebeuren! Als U Heer over leven en dood bent, wie kan U dan doden? En als men U doodt, of denkt U gedood te hebben, en U komt na de dood nog levender te voorschijn voor het gevecht met de vijand, dan vóór het gedood worden, zou ik niet graag in de huid van Uw vijanden steken. Die zullen dan door een vuur van angst en vrees verteerd worden. En van al hun beraden, peinzen en streven zal voor nu en altijd niets terecht komen! Want juist daardoor zullen al hun schandelijke gruweldaden in het volle daglicht voor alle mensen zichtbaar worden, en hun werkelijke bestaan heeft dan het door het betere deel van de mensheid lang gewenste einde voor eeuwig bereikt. O Heer en Meester! Doe dat maar zo vlug en zo zeker mogelijk! Ik ben al weloud geworden en zal de aarde niet zo lang meer met mijn voetstappen lastig vallen als ik reeds heb gedaan, maar dat zou ik dan toch nog graag meemaken, en mijn dood zal me dan niet zwaar vallen!"
Hoofdstuk 182: De Heer voorspelt Zijn dood en opstanding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] En de oude ging met zijn twee zonen, nam de grote en rijk gevulde zakken in ontvangst en bracht ze op een veilige plek in bewaring. Nadat hij weer te voorschijn kwam, dankte hij nogmaals voor alles en vroeg Mij wat er eventueel voor 's middags gedaan moest worden.
Hoofdstuk 186: Het geschenk van Cyrenius aan Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De ZONEN zeggen: "Vader dat hebben we vier dagen geleden al gedaan en daarom zal alles nog wel helemaal in orde zijn, want na die tijd is er geen storm meer geweest; maar om op dit moment helemaal zeker te kunnen zijn zullen we het toch nazien." -Toen gingen de zonen op pad, bekeken alles en kwamen al gauw terug met de mededeling, dat alles zich nog in prima conditie bevond.
Hoofdstuk 186: Het geschenk van Cyrenius aan Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] En JULIUS zei om diezelfde reden: "Hoogste gebieder, wij leven nu in een tijd van buitengewone wonderen, en de goden lijken wel een groot welgevallen aan de sterfelijken te hebben. Ook ik kreeg namelijk een paar dagen geleden op zeer vreemde wijze kennis aan een mens, die, op een paar duizend bliksems in zijn hand na, sprekend op Zeus leek! Een jaar zou veel te kort zijn om alles te vertellen wat deze onloochenbare Zeus bij mij in Genezareth en vooral in het huis van de rechtschapen waard Ebahl heeft gedaan!"
Hoofdstuk 190: Ontmoeting van Cyrenius en Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] CYRENIUS zegt: "Helemaal, zeer gewaardeerde waard Ebahl! Dat is mij ook al lang duidelijk geworden, maar wat kon daar tot nog toe aan gedaan worden? Ik zeg openlijk: Niets, helemaal niets! Want wij hadden zelf geen basis, en waar moesten de wereldse leraars die dan vandaan halen? Die arme duivels moeten toch alle kinderen alleen maar dat leren, wat zij in zekere zin eerst zelf van ons hebben geleerd, -en zodoende zijn ze onvermijdelijk blinde leiders van blinden!
Hoofdstuk 191: De hemelse manier van lesgeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] MARCUS antwoordde de bode: "Zeg tegen mijn oude strijdmakker, dat ik mij aan zijn voeten zal leggen en hem vele malen Iaat danken voor zijn geëerde herinnering van mijn zeer armoedige toestand! Maar ik zal ditmaal geen gebruik kunnen maken van zijn genade als ik daarvoor naar de stad moet gaan, want ik heb gasten, waarvan de hoogste, de Heer en Meester, mij wonderbaarlijk van mijn vroegere armoede bevrijd heeft. Deze Heer en Meester beloofde mij gedurende zes volle dagen bij mij te blijven, en daarom zou ik het als een grote zonde beschouwen, als ik Hem ook maar een ogenblik alleen liet. Als mijn oude krijgsmakker het echter niet te ver beneden zijn hoge keizerlijke waardigheid acht om een wandeling naar mij hier buiten te maken, dan zal hier alles gedaan worden om hem zo waardig mogelijk te ontvangen!"
Hoofdstuk 183: Cyrenius wordt aangekondigd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Op dat moment stapt MARCUS ook met gepast Romeinse eerbied op Cyrenius toe en zegt: "Hoge heer en gebieder, niets ter wereld zou me hebben kunnen weerhouden om onmiddellijk gevolg te geven aan uw goedgunstige oproep! Maar ik herberg een gast met een aantal van Zijn leerlingen en begeleiders, die vast en zeker een god moet zijn, omdat Hij enkel door te willen dingen doet, die een sterfelijk mens nog nooit op deze aarde gedaan heeft. Deze hemelse gast kon ik onmogelijk alleen laten, omdat Hij mij met weldaden overladen heeft, en mijn hut nu niet meer armelijk, maar heel rijk is. Want Ik ben nu in het bezit van vijftig zakken gevuld met de beste wijn en mijn vijf grote vishouders zitten vol met de voortreffelijkste en beste vissen! Ook puilt mijn voorraadkamer uit van allerlei uitgelezen spijzen, en zout en hout heb ik ook meer dan voldoende voor de rest van mijn leven! Wat zou ik, oude man, nu nog meer willen zoeken en verlangen? Maar niet alleen ik, maar ook mijn acht kinderen zijn heel goed verzorgd, want ik heb vandaag ruim vierhonderd groschen ontvangen, wat voor mij zeer veel geld is. Bovendien zal ik zeker nog enige honderden goede groschen ontvangen, uit dezelfde bron waaruit ik vandaag de vierhonderd helemaal eerlijk en rechtschapen ontvangen heb."
Hoofdstuk 184: Weerzien met Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Voor Genezareth en de tamelijk wijde omtrek daarvan heb ik de tempelpriesters de lust tot schatting en tiende afpersen zodanig ontnomen, dat zij wel voor altijd hun hebzucht hebben laten varen, en als ik goed geïnformeerd ben, heeft onze rechtschapen overste Cornelius in Kapérnaum reeds lang hetzelfde gedaan, -dus is Galiléa, op enige Herodiaanse onderdrukkingen na, tamelijk vrij van de tempelnarigheid. Maar in het machtige Judéa zal het nog lang niet mogelijk zijn dat doel te bereiken. Dat is zo mijn mening. -U, verheven gebieder, kunt echter toch bevelen wat u nodig acht, en ik zal altijd uw bereidwillige dienaar en knecht zijn!"
Hoofdstuk 192: Over de tempelschatting. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Julius staat meteen op en loopt met enige onderaanvoerders naar de oever, die ongeveer vijfhonderd passen van de woning van Marcus af lag. Als hij daar bij de aan de oeverpalen vastgebonden misdadigers komt, beveelt hij de soldaten om de misdadigers nog vaster aan de palen te binden. Pas als de soldaten dat met touwen en kettingen gedaan hebben, zegt Julius tegen de vijf roofmoordenaars wat zij de volgende dag vanaf 's morgens vroeg kunnen verwachten! Op dezelfde wijze deelt hij de zeven politieke misdadigers de harde tuchtiging mee.
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Daarop ging Marcus de keuken weer uit en gaf de zonen opdracht vast wijn en brood op de tafels voor het huis te zetten en er ook voor te zorgen dat er genoeg licht was. Op de tafels moesten een aantal goedgevulde lampen branden, en de andere ruimte van de hof moest met vissersfakkels gedurende de gehele nacht helemaal verlicht worden! -Dat werd allemaal snel gedaan en toen het wat donker was geworden, brandden al op alle tafels een aantallampen, en de bewuste vissersfakkels verlichtten de tamelijk uitgestrekte hof. Snel daarna werden heerlijk bereide spijzen op de tafels gezet, zoals goed klaargemaakte vissen, brood, wijn en allerlei fruit.
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Behalve dit merkwaardige verschijnsel vond ik echter ook, dat een aantal niet ontkiemde zaadkorrels jammer genoeg helemaal door de rottingsschimmel verteerd waren, en daarbij was natuurlijk niets meer te vinden waaruit een mogelijke vruchtkiem had kunnen opgroeien. Het ontging mijn scherpe ogen echter niet, dat juist boven zulke geheel verrotte zaadkorrels heel kleine en tere plantjes te zien waren, die uit de aarde opkwamen en met de goede en edele kiemen niet de geringste overeenkomst hadden. Aha, dacht ik, dat is het! Deze valse kiemen zijn zeker ook een produkt van de goede in de vette aarde gelegde zaadkorrels, maar de hongerige aarde heeft zich er alleen maar mee verzadigd, en liet niet toe dat de echte goede kiem ontkiemde. Maar wat heeft zij uiteindelijk daaraan? Op de plaats van de ene edele kiem schieten dertig onedele omhoog en onttrekken zo aan de aarde wel honderd keer meer van de vette voedingstoffen, dan dat ene goede plantje gedaan zou hebben. Want alles wat goed en edel is, is ook met weinig tevreden, wat het ook is.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De gedachten en de daaruit ontstane grote ideeën van God zouden zich eenmaal zover gevonden hebben, dat zij zich tot een met een eindeloos verstand begaafd wezen volgens de oervorm van God verbonden zouden hebben. Dan zouden zij zich hun vrije zelfstandigheid bewust beginnen te worden. Het eerste wat dan gedaan zou moeten worden om hen geheel vrij te naken, moest dan zijn, dat hen de gelegenheid gegeven en getoond werd, hoe en op welke wijze zij in hun handelen vrij zouden kunnen worden en zijn.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Kijk, dat dacht en zei de lichtgeest tegen zichzelf en dus ook tegen de onder hem staande afgezonderde geesten. Zo gezegd, zo gedaan, en het gevolg was dat hij zichzelf gevangen nam in zijn traagheid, waarin hij steeds meer vaste vorm aannam, en het gevolg daarvan was dan weer de vorming van de materie, alles volgens de goddelijke orde, want het onafwendbare gevolg van het niet houden van het goddelijke gebod was net zo zeker vooruit bepaald, als de vrije toestand van de geesten, die het gebod van God geheel aan en in zich vervuld hebben.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...