Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

272 resultaten - Pagina 15 van 19

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19
[7] Nu zijn deze twee de natuurlijke eigenschappen van de boom en de mensen zijn uit de boom gemaakt en leven in deze wereld in deze tuin temidden van deze twee in groot gevaar en op hen valt beurtelings zonne­schijn, regen, wind en sneeuw. Dat wil zeggen: als de mens zijn ziel opheft tot God, dan ontspringt en werkt in hem de Heilige Geest; wan­neer hij echter zijn geest in deze wereld laat ondergaan, in de lust tot het boze, dan ontspringt en heerst in hem de duivel en het helse vuur. Zoals de vrucht aan de boom wormstekig wordt, als de vorst, de hitte en de meeldauw hem bewerken, zodat hij gemakkelijk afvalt en bederft, zo is het ook met de mens, wanneer hij de duivel met zijn vergif in hem laat heersen. Zoals nu in de natuur het goede en het kwade ontstaat en heerst, evenzo is het ook met de mens. Maar de mens is het kind van God, die God uit het beste, wat er in de natuur is, gemaakt heeft, ten einde het goede te doen en het kwade te overwinnen; al kan hij van het kwade niet los komen, evenals in de natuur het goede en het kwade met elkaar verbonden zijn.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Zo ziet men het evenzo bij de drie zonen van Noach, zo ook bij Abraham met Israël en Ismael, in het bijzonder echter bij Israël met Ezau en Jacob. Daarom zegt God ook “Jacob heb ik liefgehad en Ezau heb ik gehaat.” Dit is niets anders, dan dat beide eigenschappen in de natuur hevig met elkander hebben geworsteld. Want wanneer God in de natuur terzelfder tijd werkt en Hij wil zich aan de wereld openbaren door de vrome Abra­ham, Izaak en Jacob en Hij wil Zijn kerk op aarde stichten tot Zijn glorie en heerlijkheid, zo werkt in de natuur ook mede de boosheid en haar aanvoerder Lucifer. Wijl nu in de mens het boze en het goede was, zo konden beide eigenschappen in hem regeren; daarom werd een slecht en een goed mens in één moeder tegelijk geboren.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[16] Over de eigenschappen wrangheid, scherpheid en zoutheid.
Hoofdstuk 1: Het onderzoek naar het Wezen der Godheid in de natuur; naar zijn beide hoedanigheden. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Wanneer evenwel de hitte en de koude zich wat matigen, wordt de kwaliteit van beide ijl; soms ook wordt het gecondenseerd; de lucht echter heeft haar oorsprong in de hitte en het water ontstaat uit de koude. Nu strijden de beide eigenschappen steeds met elkander; de hitte doet het water vervluchtigen en de koude doet de lucht verstijven. Nu is echter de lucht de oorzaak en de geest van alle leven en alle beweging in deze wereld, zowel in het vlees als in alles, wat op aarde groeit. Zo dankt alles zijn bestaan aan de lucht, en niets kan daarbuiten bestaan. Het water ook is oorzaak van de levende en werkende dingen in deze wereld; het lichamelijke van alle dingen wordt bepaald door het water; de geest door de lucht, of het nu betreft het lichaam des mensen of het gewas op de aarde, en deze beide worden bepaald door de hitte en de koude en zij beide zijn als één Eenheid. Nu zijn echter in deze beide hoedanigheden ook twee soorten op te merken, nl. de levenwekkende en de dodende werking. De lucht is een levenwekkende eigenschap, door­dat zij gematigd in het een of andere voorwerp aanwezig is en de Heilige Geest heerst in de zachtmoedigheid der lucht en alle schepselen zijn vrolijk daar in. Zij heeft echter ook een boze eigenschap in zich, zodat zij doodt en verderft door haar gruwzaamheid. Deze eigenschap ontstaat uit het Boze, het werkt en worstelt in alles, wat bestaat; daarom moeten beide in dit leven aanwezig zijn. Het water heeft ook een boze, dodelijke bron in zich, want het veroorzaakt dood en verrotting. Al het levende en bewegende moet in het water vervuilen en bederven. Alzo ziet men, dat de hitte en de koude oorzaak en oorsprong zijn van het water en van de lucht. Daarin werkt en bestaat alles. En daarover zal ik duidelijk schrijven van voor de schepping der sterren af.
Hoofdstuk 1: Het onderzoek naar het Wezen der Godheid in de natuur; naar zijn beide hoedanigheden. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] De persoonlijkheid of het lichaam van een koning der Engelen is uit alle eigenschappen en uit alle krachten van Zijn ganse koninkrijk ge­boren door de werkende Geest Gods, en daarom is hij hun koning, opdat Zijn kracht in alle Engelen van zijn ganse koninkrijk zou overvloeien. Hij is het hoofd en de aanvoerder; de allerschoonste en krachtigste cherub of troonEngel. Zulk een Engel is Lucifer óók geweest vóór zijn val.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Dit alles, zoals het hierboven is verteld heet daarom: “Eigenschap”, omdat het alles in de diepte, over de aarde, op de aarde en in de aarde in elkander overvloeit als in één Eenheid. Toch hebben al deze dingen velerlei werking en zijn ze krachtig. Ze zijn evenwel geboren uit Eén Moeder, uit wie alles geboren wordt; en alle schepselen zijn uit deze eigenschappen gevormd en te voorschijn gekomen en leven hierin als in hun moeder. Zo heeft ook de aarde en hebben ook de gesteenten daaruit hun oorsprong, en alles, wat groeit op de aardbodem. Dit alles leeft uit en ontspringt aan deze eigenschappen. Geen verstandig mens kan dit ontkennen. Uit deze tweevoudige bron, boos en goed (in alle dingen) komt alles voort, uit de sterren; want, zoals de schepselen op aarde zijn, zo zijn ook de sterren. Want door deze tweevoudige bron heeft alles zijn grote beweeglijkheid, zijn snelle gang, zijn voortgang, zijn oorsprong, stuwing en groei. Want de zachtmoedigheid in de natuur is een stille rust; maar de boosheid in alle krachten maakt alles beweeglijk, voortgaand en jagend. De voortdrijvende eigenschappen brengen in alle schepselen de lust tot het goede en het kwade teweeg, zodat alles zich met elkander vermengt, en alles begeert, toeneemt, afneemt, schoon wordt, lief heeft en haat. In alle schepselen dezer wereld leeft een goede en een boze wil, geboren uit de Bron, die én goed én boos is; in mensen, dieren, vogels en vissen, en ook in al het andere dat bestaat, nl. goud, zilver, tin, koper, ijzer, staal, hout, loof en gras. Ook in de aarde, in stenen, in water, en in alles, wat mensen doorvorsen kunnen. Er is niets in de natuur, dat niet het goede en het boze in zich bergt; alles groeit en leeft in deze tweevoudigheid, hoe dan ook. Slechts de heilige Engelen en de boze duivels niet; want deze zijn gescheiden en een ieder van hen leeft, beweegt en heerst in zijn eigen hoedanigheid. De heilige Engelen leven en bewegen zich in het Licht, in het goede, waarin ook de Heilige Geest oppermachtig is. De duivels leven en heersen in het boze, in de toorn en het verderf. Zij zijn echter beide, de goede en de boze Engelen, uit de eigenschappen der Natuur gemaakt, waaruit alle dingen gemaakt zijn. De heilige Engelen leven uit de kracht van de zachtmoedig­heid van het Licht en het Vreugderijk en de duivelen leven uit de kracht van het boze, dat zich verheft, uit de kracht van schrik en duisternis en zij kunnen het Licht niet begrijpen, waaruit zij zich zelven gestoten heb­ben door hun opstandigheid, zoals ik hier na ook beschrijven zal (over de Schepping).
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Deze twee eigenschappen strijden en worstelen zo met elkander en stellen zich zó te weer, dat uit hun wrijving de hitte geboren wordt; deze nu is in genoemde eigenschappen duister, zoals de hitte b.v. in een steen. Wanneer men een steen neemt, of iets anders, dat hard is, en wrijft ermede op hout, zo worden de beide dingen verhit. Nu is deze hitte duisternis, en daarin is geen licht; evenzo is het ook in de goddelijke kracht.
Hoofdstuk 9: Over de lieflijke, vriendelijke en barmhartige Liefde Gods; het grote Hemelse en Goddelijke Geheimenis. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Daar ge nu in het derde hoofdstuk duidelijk vernomen hebt, dat er de Drie-eenheid is in het Goddelijk Wezen, zo wil ik hier nu duidelijk de kracht en de werking in het Goddelijk Wezen aantonen, zowel de eigenschappen als de werkingen, en ook wil ik aantonen waaruit de Engelen geschapen zijn, en wat hun lichamen zijn en waaruit hun kracht bestaat. Zoals ik hiervoor ook heb meegedeeld, is in God de Vader alle kracht en geen mens kan deze kracht evenaren; de sterren en elementen, evenals als al het geschapene in deze wereld, geven hiervan duidelijk blijk. Alle kracht is in God de Vader en gaat ook van Hem uit, dit komt tot uiting in Zijn Eigenschappen: licht, hitte, koude, zachtheid, zoetheid, bitterheid, zuurheid, wrangheid, geluid en alles, waarvan men onmogelijk kan spreken en dat niet te begrijpen is. Dit alles is in God aanwezig als ene centrale kracht.
Hoofdstuk 4: Over de schepping der heilige Engelen. Een aanwijzing of open poort des Hemels. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] De hoedanigheid van het water is niet op een zelfde wijze in God aan­wezig als in deze wereld, maar zij is een geest, zeer helder en fijn; een kracht, waarin de Heilige Geest omhoog stijgt. De bittere hoedanigheid werkt in de zoete, in de zure en in de wrange, en de Liefde stijgt daar in op van eeuwigheid tot eeuwigheid, want de Liefde in het Licht en de Waarheid gaat uit van het hart of de Zoon van God, en de H. Geest heerst in alles. En dit is in de diepte des Vaders als een goddelijke heilbrenger, welke ik noodgedwongen met de aarde ver­gelijken moet, die vóór haar ondergang zo’n heilbrenger geweest is, alleen niet zo hard, koud, bitter, zuur en duister, maar zoals de Hemel, zeer licht en rein; en alles, wat daarin was, was goed en Hemels; maar vorst Lucifer heeft dat te gronde gericht, zoals hierna zal worden verteld. Deze Hemelse krachten brengen Hemelse en vreugdevolle vruchten en kleuren voort, allerlei bomen en heesters waaraan de schone en lieflijke vrucht des levens groeit; ook groeien er allerlei bloemen met schone Hemelse kleuren en geuren. Hun smaak is velerlei, ieder heeft zijn eigen eigenschap, heilig, goddelijk en vol van vreugde; iedere eigenschap draagt haar eigen vrucht; zoals in de aarde schone gesteenten, zilver en goud verborgen zijn, zo brengt de Hemel ook zijn vruchten voort. De natuur arbeidt volijverig aan de verdorven en dode aarde, opdat zij op Hemelse wijze zou kunnen voortbrengen, maar zij brengt dode, duistere en harde vruchten voort, die niet zijn naar het voorbeeld van de Hemelse vruchten; ze zijn boos, bitter, zuur, heet, koud en ruw en er is nauwelijks één goede vrucht daarbij. Hun sap is vermengd met de helse eigenschappen, hun reuk is onaangenaam; alzo heeft Lucifer het aangericht, wat ik hierna duidelijk bewijzen wil.
Hoofdstuk 4: Over de schepping der heilige Engelen. Een aanwijzing of open poort des Hemels. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Van de Goddelijke en Hemelse natuur, werking en eigenschappen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Zo gij nu weten wilt, hoe de verschijningsvorm van de Hemel is, welke gestalte en verschijningsvorm de Engelen hebben en wat eigenlik de heilige Hemelse en goddelijke natuur is, zo merk dan op de bijzonder­heden, die zich vertonen bij deze zevende oergeest Gods. Deze zevende oergeest is de geest der natuur, want de zes anderen doen de zevende geboren worden; en de zevende, wanneer hij geboren is, is als een moeder der anderen, die hen omsluit en hèn weer doet ontstaan, want het lichamelijke en natuurlijke is de verschijningsvorm, de uiterlijke mani­festatie, waarin de zes andere Oergeesten besloten liggen. Merk hier op de betekenis: De zes Oergeesten stijgen elk naar zijn eigen kracht en naar zijn eigen aard op en als zij opgestegen zijn, zo vloeien hun krachten tezamen en de hardheid doet droogte ontstaan. Deze lichamelijke verdroging noem ik in dit boek de goddelijke Salniter. Met het woord “Salniter” bedoel ik in dit boek het volgende: Uit het eeuwige centrum der natuur ontstaat het andere principe, zoals het licht uit het vuur ontstaat. Zo is het ook met de twee geesten: hitte en lucht. In lucht kan pas groei bestaan en vuur veroorzaakt eigenschappen. Alzo, wanneer geschreven is: De Engelen zijn uit God geschapen, zo wordt daarmede bedoeld, dat zij zijn geschapen uit Gods eeuwige natuur, waarmede men bedoelt de zeven Oergeesten. En de goddelijke heilige natuur wordt hier niet bedoeld als te zijn: een vuur, maar een Licht. Het vuur geeft ons een geheimenis der eeuwige natuur en der Godheid, daar er twee principes zijn, tweeërlei bron; een waarin grimmige, zure, bittere, angstige, verterende, die zetelt in het vuur en het Licht, dat uit het vuur ontstaat, en dat woont in het vuur en toch niet door het vuur wordt aangetast, omdat het een andere bron heeft. De zachtmoedigheid, waarin een begeerte der liefde is, waarmede dan bedoeld wordt, dat deze be­geerte der liefde iets anders is dan het vuur. Want het vuur wil alles verteren en stijgt nog op en de zachtmoedigheid van het Licht is werkelijkheid; de geest des eeuwigen levens wordt door het Licht geschapen en het Licht maakt ook water met de oertoestand van de lucht. Alzo zal de lezer van dit boek deze drie principes of geboortes verstaan. Deze zijn de oertoestanden van de eeuwige natuur in de eeuwige Wil van God, welke Wil of welk begeren zich voortstuwt in grote angst tot in het vierde principe naar het vuur, waar het Licht ontstaat. Wij nu verstaan de heilige drievoudigheid in het Licht buiten de natuur als een andere bron en met het vuur verbonden, evenals vuur en licht in de natuur. En het derde principe op deze wereld is uit het eerste ge­schapen. Dit alles is door de schrijver de eerste maal niet voldoende be­grepen, hoewel het hem klaar verscheen, zo, kon toch niet alles door hem begrepen worden. Het is, als wanneer er een plasregen neervalt, waardoor de groei ontstaat. Daarbinnen is het zaad der godheid; het is als een moeder, die het zaad ontvangt en immer weder vruchten voort­brengt naar de hoedanigheid van het zaad. In dit opstijgen der zes Oergeesten stijgt ook op: de Mercurius, de toon of het geluid van deze zes geesten en in de zevende geest is hij als in de moeder; hij brengt allerlei vrucht voort en kleuren naar de werkingen der zes geesten. Ge moet hier echter weten, dat de Godheid niet ophoudt met arbeiden, maar zonder onderbreking werkt als een lieflijk worstelen, kampen en bewegen; zoals twee schepselen, die elkander in grote liefde vinden. Ge moogt het vergelijkenderwijze zó verstaan, alsof zeven mensen een vriendschappelijk spel der vreugde speelden. De ene zege­viert over de andere, en de derde komt de overwonnene te hulp en ver­toeft alzo een vreugdig ogenblik te midden van hen. Zij strijden wel tegen elkander, maar zijn toch liefdevol jegens elkander gezind. Alzo is ook de werking der zes geesten Gods in de zevende; nu eens heeft de ene de boventoon, dan weer de andere en allen strijden in liefde met elkander. En wanneer het Licht te midden van dit strijden mede opstijgt, zo woont de Heilige Geest in de kracht van het Licht in het spel der zes anderen. Alsdan groeien uit de zevende allerlei vruchten des levens, gewassen en kleuren. Welke eigenschap nu de sterkste is, die eigenschap is in de vrucht ook het sterkst vertegenwoordigd. Ook wat betreft de kleuren. In dit worstelen of strijden wordt de Godheid geformeerd naar oneindige en ondoorgrondelijke gestalte en naar velerlei hoedanigheden. Want de zeven Oergeesten zijn zeven hoofdbronnen; wanneer Mercurius erin op­stijgt, maakt hij alles beweeglijk. De natuur en de drievoudigheid is niet één en hetzelfde; er is onderscheid tussen hen, hoewel de drievoudigheid woont in de natuur, maar onbegrepen, en toch er eeuwig mee verbonden. Merk nu op, hoe de zevende geest in de natuur is gevormd. Het zoete water is het begin geweest in de natuur en de zuurheid doet het samen­krimpen. Wanneer het is samengekrompen, zo ziet het blauw als de Hemel; wanneer het Licht of de bliksem daar binnen in op gaat, zo gelijkt het een edele jaspis of een glazen zee, waarin de zon schijnt en die zeer zuiver en klaar is. Wanneer echter de bittere hoedanigheid zich er aan toevoegt, zo verdeelt het water zich, alsof het leefde en er ontstaat een groenachtige verschijning of vorm, als een groene bliksem, waardoor iemand het licht als 't ware benomen wordt en hij niet meer zien kan. Wanneer echter de hitte zich daarbij voegt, zo verandert het groen in iets roodachtigs, alsof een karbonkel er uit te voorschijn lichtte. Wan­neer echter het Licht, hetwelk de Zone Gods is, in deze natuurzee schijnt, zo bekomt het zijn gele en witte kleur, die ik met niets kan ver­gelijken; met deze aanschouwing moet ge wachten tot in het toekomende leven. Want dat is de ware Hemel, die uit God is en waarin de heilige Engelen wonen, dewelke ook in de aanvang daaruit voortgekomen zijn. Ziet, wanneer nu Mercurius of de toon in deze natuurHemel opgaat, dan opent zich het goddelijke vreugdenrijk der Engelen; daar ontplooien zich de vormen, gestalten en kleurenen de vrucht bloeit en groeit daar in zijn volkomenheid. Vruchten van allerlei loofbomen, kruiden en gewassen, verrukkelijk om te aanschouwen, lieflijk van geur en smaak. Ik spreek hier als met Engelentong: ge moet het niet aards verstaan. Met de Mer­curius is het evenzo. Ge moet niet denken, dat er een hard kloppen, klinken of galmen in de godheid is, alsof men een machtige bazuin zou nemen en daarin zou blazen. O neen, mens, gij half dode Engel, zo is het niet; wel zingen de heilige Engelen, schallen en bazuinen, want God heeft hen uit Zichzelf voortgebracht, opdat zij de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. Zulk een gestalte had Adam ook, toen God hem schiep, voordat Eva uit hem gemaakt werd, maar de verdorven Salniter in Adam heeft met de boom des levens gevochten totdat hij overwonnen heeft en Adam moede werd, waardoor hij insliep. Toen geschiedde het, dat de barmhartigheid Gods te zijner hulpe nabij was. Een vrouw werd geformeerd. Was dat niet geschied, zo zou hij nu nog slapen. Dit, hetgeen hierboven is meegedeeld, is de schone en heilige Hemel; deze is in de gehele Godheid en heeft begin noch einde. Geen schepsel kan hem met zijn zintuigen bereiken. Toch moet ge dit weten, dat een bepaalde hoedanigheid zich aan de ene plaats krachtiger vertoont dan op een andere plaats. Nu eens heeft de tweede of derde, dan weer een der anderen de voorrang. Het is alzo een eeuwigdurend werken, worstelen en vreugdevol opstijgen in liefde. De Godheid betoont zich immer wondervoller, onbegrijpelijker en ondoorgrondelijker. Zo, dat zelfs de heilige Engelen zich nooit genoeg er in kunnen verheugen en nooit genoeg het Te Deum Laudamus kunnen zingen. Zij zingen voor al Gods grote hoedanigheden; voor zijn wondervolle openbaring en wijsheid; van zijn schoonheid en kleuren, vruchten en gestalten. Aan zijn hoedanigheden is geen begin en geen einde. En hoewel ik alhier heb beschreven, hoe alles is ontstaan, en hoe zich alles heeft gevormd, en hoe de Godheid zich openbaart, zo moogt ge daarom nog niet denken, dat er een rust of uit­doving plaats vindt en dat het daarna weder op dezelfde wijze voortgaat. Neen, maar ik kan alles slechts stuk voor stuk beschrijven, terzake van des lezers onverstand, opdat hij het zou kunnen begrijpen. Ge moogt ook niet denken, dat ik in de Hemel heb vertoefd en deze dingen met mijn vleselijke ogen heb gezien. O neen, ik ben slechts als gij, en heb in mijn wezen geen groter licht ontvangen dan gij; ook ik ben een zondig en sterfelijk mens evenals gij en ik moet elke dag en elk uur met de duivel worstelen, welke met de verdorven natuur strijdt, die in mijn vlees is, zoals in alle mensen. Menigmaal zegevier ik over hem, maar toch zege­viert hij ook menigmaal over mij. Ons leven is een gestadige strijd met de duivel. Deze strijd is de edele ridderkrans; hij duurt voort, totdat de oude mens-Adam gedood wordt; in deze oude Adam heeft de Satan toegang tot de mens.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] Wanneer gij iets zoets in de warmte plaatst, en het laat staan, zo wordt het zuur, hetgeen ook water, bier of wijn in een vat doet. Van de andere eigenschappen verandert er geen, dan alleen dat ze een onaangename reuk krijgen, hetgeen zijn oorzaak vindt in de eigenschap van het water. Nu zult ge zeggen: Waarom heeft God den bozen Geest van Lucifer, die uit het lichaam van Lucifer is uitgegaan, in zich toegelaten? Hij had hem toch kunnen weren.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] Deze tweede zoon was de begeerte. Deze kwam voort uit de hovaardij, want hij meende over alle koninkrijken der Engelen te kunnen heersen, als één enige God. Alles zou voor hem moeten buigen en met zijne kracht wilde hij alles formeren. Door zijn schoonheid meende hij alles in zich te hebben. Aan deze twee eigenschappen spiegele zich de tegenwoordige wereld en denke erover na, hoe dit alles vijandig is jegens God. Hiermede vaart zij naar de duivel en de wraak zal eeuwig daar zijn; roof en ver­slinding zal haar deel zijn en helse gruwelen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[7] Nu is de vraag: wat heeft een Engel voor eigenschappen? Antwoord: De heilige ziel des mensen en de geest van een Engel is één en hetzelfde en er is tussen deze twee geen onderscheid. Wat van buitenaf in de mens door de lucht komt, is van een aardse verdorvenheid, daartegenover staat, dat er ook een goddelijke en hemelse eigenschap is, aan de schepselen verborgen, maar de heilige ziel verstaat dat wel zoals de koninklijke Profeet David zegt in Psalm 104:3, “De Heer maakt van de wolken zijn wagen en wandelt op de vleugelen des winds.” Een eenvoudig mens zou echter kunnen vragen: Wat meent ge wel hier­mee? Ik bedoel hiermee de kracht, die van buiten komt in het lichaam van een Engel en ook weer naar buitentreedt, zoals bijvoorbeeld het geval is, wanneer een mens ademhaalt en hij ademt weer uit, want daaruit kan het lichaam en ook de geest alleen leven. De eigenschap van buiten steekt de geest, in het hart, in de bronwel aan; daardoor worden alle krachten in beweging gebracht, dan stijgt dezelfde eigenschap op in de geest, die de natuurgeest is van de mens of van de Engel; hij stijgt op naar het hoofd; daar is de plaats. waar hij raad houdt met zich zelf.
Hoofdstuk 5: Over het stoffelijke lichaam, het wezen en de hoedanigheid van een Engel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] Ziet, zoals Gods Wezen is, zo is ook het wezen der Engelen en der mensen; en zoals het Goddelijk Lichaam is, zo is ook het lichaam der Engelen en der mensen. Alleen is dit het onderscheid, dat Engel en mens een schepping zijn, een gedeelte van het gehele wezen en niet het gehele wezen zelf; als het ware één zoon van het gehele wezen; daarom is het redelijk, dat hij een onderdaan is van het gehele wezen, daar hij slechts de zoon is. En wanneer zich de zoon verzet tegen de Vader, zo is het rechtvaardig, als de Vader hem uit zijn huis verstoot, want hij verzet zich dan tegen Hem, die hem heeft doen geboren worden en van Wiens kracht hij een schepping is. Want wanneer iemand iets formeert uit datgene wat hem toebehoort, zo heeft hij, wanneer datgene, wat hij geschapen heeft, zich niet naar zijn wil gedraagt, het recht daarmee te doen wat hij wil, een val ter ere of ter onere; hetgeen ook met Lucifer voorviel. Merk nu op: De gehele goddelijke Kracht des Vaders spreekt uit alle eigenschappen des Vaders. Het woord, dat gesproken wordt verpersoonlijkt de Zoon Gods.
Hoofdstuk 6: Hoe Engel en Mens Gods Beeld en Gelijkenis kunnen zijn. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19