Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36210 resultaten - Pagina 15 van 2415

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[6] Dat deze aarde een dermate hoge leeftijd heeft, dat jullie het aantaljaren dat ze bestaat niet kunnen vatten, ook al zou Ik het jullie meedelen, heb Ik jullie op de Olijfberg al laten zien. Maar om kort te gaan: als hemellichaam bestaat de aarde voor jullie begrippen al bijna oneindig lang en heeft veel veranderingen op haar oppervlak moeten ondergaan tot ze haar huidige gedaante heeft aangenomen. Vuur, water, aardbevingen en andere grote stormen, vooral in haar oertijd, waren de handlangers die volgens Mijn wil datgene van haar gemaakt hebben wat ze nu is. En opdat ze voortbestaat en nog geschikter wordt voor het tijdelijk voeden van nog veel meer mensen en andere schepselen, moeten vuur, overstromingen, aardbevingen en kleine en grote stormen nog steeds in haar, op haar en boven haar werkzaam zijn, al naar gelang het nodig is.'
Hoofdstuk 70: Over de natuurwetenschappelijke inhoud van het 6e en 7e boek van Mozes. De ouderdom van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Taal, op de manier zoals die tegenwoordig onder mensen gebruikelijk is, hebben ze eigenlijk niet; maar toch hebben ze, uiterst volmaakte dieren als ze zijn, bepaalde gearticuleerde klanken, tekens en gebaren en kunnen elkaar over en weer duidelijk maken wat ze nodig hebben, en ze komen elkaar dan ook te hulp. Als iemand ziek wordt, gewoonlijk vanwege een hoge leeftijd, dan kent hij wel het kruid, dat hem helpt; als hij het niet meer kan gaan zoeken, doen de anderen dat voor hem.
Hoofdstuk 72: De ontwikkeling van de aarde tot aan de pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Kijk, wat reeds bij een boom volgens Mijn orde een bepaalde tijd nodig heeft, dat heeft volgens diezelfde orde bij een aarde zeker des te meer nodig! Want het is niet voldoende dat een planeet zich als een hele grote klomp stenen, aarde en water in de grote etherruimte bevindt, want een dergelijke klomp zou volkomen dood zijn en er zou niets op kunnen groeien en leven. Maar een planeet die levende dingen moet dragen en voeden, moet eerst zelf levend worden. En daar is weer voor nodig dat ze eerst, net als een groot dier, door middel van allerlei invloeden en processen inwendig organisch volledig ontwikkeld wordt.
Hoofdstuk 73: De twee laatste ontwikkelingsperioden van de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar als jullie die begrijpen, dan bestaat er tussen Mij en jullie en door jullie ook met de andere mensen een echte band, en aldus ben Ik in jullie, evenals jullie in Mij, en meer is voorlopig niet nodig.
Hoofdstuk 77: Gelijkenissen van het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Ik zei: 'Mijn goede vrienden, dat dit werk niet gemakkelijk is en heel veel inspanning en offers zal vergen, voordat het verlangde resultaat ervan zichtbaar zal worden, weet Ik wel het allerbeste; maar Ik geef jullie immers ook de middelen en de nodige hulp, om dat op geschikte plaatsen net zo te kunnen bewerkstelligen als Ik nu bij jullie doe - en meer dan Ikzelf heb kan Ik jullie toch niet geven! Op het juiste uur en de juiste tijd zal Mijn geest in jullie volkomen duidelijk laten zien wat jullie moeten doen om datgene te bewerkstelligen wat voor het ontvangen van Gods rijk nodig is.
Hoofdstuk 78: Het belang van een voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Wanneer de rabbi van de gemeente in een jaar maar één ware prediking voor de gemeente heeft gehouden en de gemeente daar vervolgens vast en getrouw naar handelt, dan heeft die gemeente ook niet zo gauw meer een tweede prediking nodig. Want voor degene die naar Mijn leer leeft en handelt, hoeft de rabbi van de gemeente niet meer elke sabbat te preken, want voor zo iemand is dan iedere dag toch al een echte sabbat en de ware en levende prediking, die hem door de geest wordt ingegeven, draagt hij in zijn hart.'
Hoofdstuk 89: Sabbat en priesterstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] De wind die nu waait is afkomstig van zo'n ademhalende levensuiting van de aarde. Maar je moet je dat niet zo voorstellen, alsof de aarde een mond of een neus heeft en dat de door deze organen uitgestoten adem nu misschien vanaf de noord of de zuidpool hier aangekomen is. Nee, dergelijke winden ontstaan veeleer alleen maar, doordat de aarde wanneer ze inademt wijder wordt, wat in het bijzonder voelbaar is onder de zeeën, die haar meer weke delen zijn, hierbij neemt haar omvang zodanig toe, dat de zee overal enkele handbreedten stijgt en bij het uitademen, waarbij de aarde weer kleiner wordt en samentrekt, daalt de zee weer net zoveel als hij gedurende het inademen gestegen is. En kijk, dit dalen en stijgen van de zeespiegel brengt dan ook de periodieke beweging tot stand van de atmosferische lucht die de aarde omgeeft en die jij nu als wind waarneemt! Want wind is niets anders dan alleen maar een vaak meer of minder heftig stromen van de lucht; ook de heftigste stormwind is niets anders. Maar de oorzaken waardoor de lucht tot stromen gebracht wordt kunnen verschillend zijn; om die allemaal op te noemen en precies te beschrijven zouden verscheidene dagen nodig zijn.
Hoofdstuk 96: Het ontstaan van de wind - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Ik zei: 'Zeer zeker; want alleen zulke nog uiterst materiële geesten of, hier beter gezegd, zielen doen zoiets wanneer ze de gelegenheid daartoe krijgen. En hoe dergelijke gelegenheden ontstaan heb Ik jullie getoond, voorzover dat voor jullie nodig was om te weten. We zullen daar dus ook niet verder over spreken; want Ik wilde Mij hier meer rust gunnen dan op de Olijfberg het geval was. Maar zie eens: Ik heb hier met jullie meer te doen gekregen dan op enige dag op de Olijfberg. Maar dat geeft nu niets; want zolang het dag is moet men ook werken; pas als daarna de nacht komt en de duisternis, waarin nooit goed gewerkt kan worden, kan men zich rust gunnen. Maar wie 's nachts rust moet niet te vast slapen, zodat hij kan horen of er misschien dieven zijn huis binnendringen, die zich het bezit van de diepe slaper willen toeëigenen!'
Hoofdstuk 98: De waakzaamheid van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De waard zei: 'Machtige heer, het is ook in meer dan één opzicht nodig om daar heel zwijgzaam over te zijn, niet zozeer vanwege de Romeinen als wel vanwege de priesters. Want als die hiervan zouden weten, zouden ze mij en dit huis beslist al sinds lange tijd niet neer met rust hebben gelaten en uit winstbejag ook al het een en ander hier weggesleept hebben; maar wij verraden niet wat er is, hoewel de priesters ons al vele malen naar het een of ander gevraagd hebben. En ook heb ik nu niet meer zoveel last van de priesters, omdat ik mij met al mijn bezittingen onder bescherming van de Romeinen heb gesteld. Maar op deze bovenste verdieping herberg ik ook zelden reizigers, aangezien ze gemakkelijk op de begane grond en op de eerste verdieping ondergebracht kunnen worden en ik nog andere bijgebouwen heb, waar ik ook veel reizigers kan herbergen. Van dieven en rovers heb ik ook niets te duchten; want zoals jullie gezien hebben is ten eerste dit huis omsloten door sterke, hoge ringmuren waar men niet overheen kan klimmen, en ten tweede wonen er in deze streek te veel eerlijke mensen en komen de dieven en rovers niet in de buurt, en zo kunnen deze schatten hier goed en veilig rusten! Maar daar is weer een plaat met een psalm! Wil de Heer die voor ons vertalen?'
Hoofdstuk 122: De Heer verklaart psalm 93 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Eén van hen, die het eerst gesproken had, zei tegen de anderen: 'Weet Je, Ik raad aan om nu direct hier te blijven als wij Hem als leerlingen willen volgen! Ons huishouden is toch al goed geregeld, aan arbeiders en middelen ontbreekt het daarbij niet en meer is niet nodig. Wat de Heer en Meester nu tegen ons gezegd heeft is waar, laten we dan ook direct bij de waarheid blijven!'
Hoofdstuk 125: Het verzoek van de leerlingen van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Dus hebben wij daarvoor dan ook voortdurend bijzondere hulp van U nodig, o Heer en Meester, anders is al onze arbeid en inspanning tevergeefs, en is het naar mijn mening beter om de mensheid ook voor de hele verdere toekomst in haar duistere waan ten onder te laten gaan, zoals ze ook duizenden jaren vóór ons te gronde is gegaan en in een volledig niets is overgegaan. Want wat kan een almachtige en eeuwige God aan zo'n wereld vol mensen gelegen zijn, en wat voor belang zouden de te gronde gegane en eeuwig niet meer bestaande mensen hebben bij een God?
Hoofdstuk 127: De bedenkingen van de hoofdman over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Ik zei: 'Ik ben een echte bruidegom voor degenen die Mij navolgen en die Ik uitgekozen heb. Waarom moeten zij dan vasten, als Ik bij hen ben? Maar wanneer Ik als ware bruidegom van hun ziel persoonlijk niet meer bij hen zal zijn, zullen zij ook wel vasten in de dagen dat het nodig is. Overigens zal niemand het eeuwige leven van de ziel verkrijgen omdat hij veel gevast heeft, maar alleen diegene die de wil doet van Degene die Mij gezonden heeft.'
Hoofdstuk 138: Over het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Jij verbaast je over mij en ik zeg je dat verscheidene leerlingen van de Heer, als het nodig zou zijn, nu al in staat zouden zijn hetzelfde te presteren als ik in jullie bijzijn gedaan heb. Ik ben derhalve niets meer of minder dan een mens, die in een bepaalde tijd uit het lichaam van een vrouw in de wereld geboren, maar niet gestorven is en ook nooit zal sterven, maar eeuwig zal voortleven, omdat hij in zichzelf als zuivere geest heer over zijn leven is geworden -wat jullie echter allemaal kunnen worden en ook zullen worden, als jullie volgens de leer van de Heer zullen leven en handelen. Nu heb ik jullie ook dat verklaard, voorzover het voor jullie van nut is; te zijner tijd zullen jullie er nog wel meer over horen.'
Hoofdstuk 146: De vraag naar het wezen van Raphaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Rafaël zei: 'Voor jullie is het weliswaar niet meer nodig; maar ter wille van een groter getuigenis kan ik jullie dat genoegen eveneens wel doen, dus bereid je er nu dan op voor!'
Hoofdstuk 147: Sneeuw en ijs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Toen vermande Agricola zich en zei: 'Mijn vrienden en nu ware broeders door de genade van de Heer! De dag van ons vertrek is bezig aan te breken, en wij hebben daar nog veel voor te regelen en in orde te maken. Hoe staat het ervoor met onze dienaren, met de lastdieren en met onze bagage? Wij zijn nu al bijna meer dan twaalfdagen in deze omgeving en hebben ons er in die tijd nog niet één keer om bekommerd! Maar nu hebben wij heel veel mee te nemen en zullen dus ook een veel groter aantal lastdieren nodig hebben. Waar zullen wij die vandaan halen? Het is nu echt tijd dat wij de voorbereidselen daarvoor beginnen te treffen.'
Hoofdstuk 148: Aanmanende woorden van Agricola over het vertrek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...