Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 15 van 278

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[26] De mens moet God zonder winstbejag liefhebben, net zoals God hem liefheeft, anders is hij God geheelonwaardig!'
Hoofdstuk 204: Gelijkenis van de moeder met haar twee zonen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De geest van de liefde wordt steeds beïnvloed door de grotere materiële of geestelijke waarde. De koopman, die parels zocht, verkocht alles en kocht de grote parel die hij gevonden had! Waarom dan? Omdat zij veel meer waard was dan alles wat hij daarvoor bezat! En dat is weliswaar een edel belang; maar het is en blijft toch een belang, en zeker bij de mens is er zonder dat geen liefde! En wie mij iets wijs wil maken over een ongeïnteresseerde liefde, die misschien hoogstens in God kan voorkomen, tegen zo iemand zeg ik: 'Vriend, je kunt heel wijs zijn, maar over het onderwerp liefde heb je nog nooit diep nagedacht!'
Hoofdstuk 205: De liefde neemt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Een hard hart te hebben is beter, omdat dat niemand ijdele hoop geeft, en als men weet dat men van iemand met een hard hart niets te verwachten heeft, dan zoekt men andere middelen om iets in stand te houden. Maar als iemand iets wat hem is beloofd, verwacht, dan gaat hij geen andere wegen en middelen gebruiken. Als het moment daar is waarop de wachtende zijn zaken in orde had willen brengen, en degene die het beloofd heeft hem in de steek laat zonder vooraf gewaarschuwd te hebben dat hij zijn belofte om de een of andere reden, die natuurlijk waarachtig moet zijn, niet zal kunnen houden, dan is zo iemand net als de satan. Die heeft de mensen al vanaf het eerste begin door zijn profeten ook de prachtigste beloftes gedaan, maar heeft er nooit één waar gemaakt en daardoor tallozen in de grootste ellende gestort!
Hoofdstuk 198: De schat in de akker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Het hemelrijk gelijkt ook op een verborgen schat in een akker, welke schat door een mens gevonden werd, en 's nachts haastig door hem in de volgende akker werd begraven, omdat de schat groot en zwaar was en hij hem niet naar huis kon dragen omdat dat te ver was. Heel vrolijk ging hij toen naar huis, verkocht alles wat hij had en kocht de akker ten koste van alles (Matth. 13:44); want de schat in de akker was duizenden malen meer waard dan wat hij voor de akker gaf, en nu kon hij omdat de akker van hem was, de schat zonder gevaar uit de akker halen, en niemand kon hem het bezit daarvan bestrijden. Nu kon hij rustig zijn schat in zijn nieuwe huis brengen dat hij tesamen met de akker gekocht had, en hij hoefde niet meer in het zweet zijns aanschijns voor zijn onderhoud te werken; want hij kon nu door zijn schat in de grootste overvloed leven. -Begrijpen jullie deze gelijkenis?'
Hoofdstuk 198: De schat in de akker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het is wel waar, dat U zichtbare engelen bij ons hebt achtergelaten om ons in Uw plaats te helpen. Maar zij willen niet altijd handelen en ook niet op die wijze, die ik nodig acht; want zij zeggen, dat ze zonder Uw wil niets kunnen doen; want slechts Uw wil is hun hele kracht en macht! Dat is allemaal wel waar, maar als de beledigde oude orthodoxe Samaritanen honderden van Uw aanhangers uit het land verdrijven, zodat deze bij de heidenen bescherming moeten zoeken -wat alleen maar kan als de verdrevenen zelf heiden worden -, dan lijkt het mij toch wel juist dat Uw engelen daar tussenbeide zouden komen en een eind zouden maken aan zo'n gemene jacht, in plaats van dat zij samen met ons met een treurig gemoed de hele geschiedenis aanzien en tenslotte zelfs samen met ons zuchtend uitroepen: 'Des Heren raadsbesluiten zijn toch altijd ondoorgrondelijk en Zijn wegen onnaspeurlijk!'
Hoofdstuk 200: Bescherm ons daarvoor, o Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zeg je: Kisjonah heeft echt nog geen nood, want in tien jaar maken wij met z'n allen zijn voorraden niet op. Maar omdat jij in jouw hart dacht dat Kisjonah tenslotte zonder voorraad zou komen te zitten, en jij hem daarom van zo ver te hulp komt, daarom zal jouw loon ook net zo groot zijn als wanneer je dit voor een arm mens gedaan zou hebben. Want God kijkt alleen maar naar het hart van de gever.
Hoofdstuk 205: De liefde neemt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik antwoord: 'Wie op de juiste tijd vast, handelt beter dan degene, die altijd zwelgt en brast; maar toch is er verschil tussen vasten en vasten! Het hele echte vasten bestaat daaruit, dat men zich onthoudt van alle zonden en dat men zich ten opzichte van alle wereldse dingen uit alle kracht zelf verloochent, zijn kruis op zich neemt en op deze wijze Mij navolgt, zonder met het eten en drinken angstig te zijn, maar ook zonder meer te gebruiken dan noodzakelijk is en te gaan zwelgen; al het andere vasten heeft weinig of geen zin.
Hoofdstuk 207: Het echte vasten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Kisjonah vraagt: 'Ken je de reden?' De engel antwoordt: 'Ook als ik het wist, dan mocht ik het u toch niet zeggen voordat de Heer dat wil; vraag dus niets meer en wees kalm, zonder vrees en angst; wat komt zal u allen de ogen openen!
Hoofdstuk 208: Aardbeven, storm en onweer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Maar Kisjonah zei: ' Als ik wat van jullie had willen eisen, dan hoefde ik niet zelf hierheen te komen, maar dan zou ik mijn knechten wel gestuurd hebben; ik kom echter om jullie een grote troost te bereiden door wat ik jullie allen hier nu in het openbaar mededeel: Jullie schuld aan mij is meer dan voldoende betaald, want mijn en jullie Heer heeft ze betaald en mij volledig voldaan, en jullie kunnen daarom nu zonder verdere zorgen vrolijk zijn.'
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Zij verbaasden zich over Mijn toespraak en riepen als uit één mond: 'Deze plaats heeft een grote zegen ontvangen! Hoe machtig en wonderbaarlijk klinken de heilige en ware woorden van onze grote weldoener! Waarlijk, bij zo'n vriendelijkheid en goedheid vind je geen arglist, geen valsheid en geen sluwheid; daarom zullen we ook zonder bezwaar alles doen, wat hij ook maar van ons verlangt! Want hij, die onze vriend werd voor hij ons gezien had, zal dat nog meer voor ons zijn nadat hij met ons gesproken heeft en ons in onze grote nood gezien heeft! Geloofd zij de God van Abraham, Izaak en Jacob, die weer aan ons denkt en zich over ons heeft ontfermd!'
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De oudsten zeggen: 'Heer! Hoe zouden wij dat nu moeten weten?! Want we hebben beslist overal meer verstand van dan van de geneeskunde! In deze plaats hebben we wel een dokter, maar dat is er eigenlijk geen. want hij heeft de mensen alleen maar onder de grond geholpen! Als we dus net zoveel wisten als onze dokter, dan zouden wij over uw geneeswijze zonder het gebruik van geneesmiddelen ook niets kunnen zeggen; vandaar dat we niet in staat zijn om te bepalen, hoe u op natuurlijke weg in staat zou zijn om de zieken zonder geneesmiddel gezond te maken!
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Het woord, dat Ik tegen jullie heb gesproken, moet zonder de geringste toevoeging en zonder de minste weglating wezenlijk in acht genomen worden. En jullie geringe aantal Joden in deze plaats moet in hart en nieren Jood zijn; en jullie Grieken moeten ware Joden worden, opdat vrede en eenheid onder jullie heerse!
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Geef mij zonder arbeid en moeite mijn eten en drinken, dan zal mij dat tenminste gedurende mijn aardse levensduur enigszins bevredigen; maar om voor de instandhouding van dit bestaan ook nog onzinnig zwaar te moeten werken, dus lijden als een vervolgde wolf, en daarbij ook nog een God te moeten bedanken en zekere alleen voor de schepper van persoonlijk belang zijnde geboden te houden, dat doe ik niet voor al die Joodse en Griekse hele en halfgoden!'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar Ik werd dit keer boos over de hardheid van de Grieken en zei tegen de verharde spreker, die de andere over het algemeen toch wat betere Grieken van een goede daad af wilde houden: 'Luister, verharde mens! Let op, of de grond niet wankelt, en hoe vast je dan wel staat! Er zijn er al veel geweest die ook met de stem van een superheld tegen hun omstanders geroepen hebben: 'Laat de aarde maar in puin vallen en ik zal mij zonder enige vrees op de uiteengespatte resten in de eindeloze ruimte voort laten dragen!'; maar toen daarna de aarde maar een klein beetje trilde, was de grootsprekende held de eerste die met verbluffend voetenwerk maakte dat hij weg kwam! Maar misschien deed hij dat toch niet zo zeer uit vrees om in zijn huis onder het puin begraven te worden, maar eerder alleen maar om, als de aarde echt in puin zou vallen, buiten een stuk op te pikken en daarop dan een onverschrokken rit door de oneindigheid te beginnen!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Kijk, de wonderbaarlijke genezing van de tweehonderd zieken heeft bijna alle inwoners van Kana overtuigd; waarom dan mij niet?! Omdat ik een echte stoïcijn ben, voor wie de gehele schepping nauwelijks een geducht standje waard is en mijn eigen persoon en het ongelukkige leven nog minder! Waarmee willen jullie mij dan straffen? Soms met de dood? Ik zeg jullie: Ik wil hem, tesamen met de eeuwige vernietiging; want voor dit smadelijke leven ben ik toch zeker geen enkele God dank verschuldigd! Of is men soms iemand voor de meest gehate gave dank schuldig?! Ik denk, dat het voor een almachtige God wel niet zo moeilijk zal zijn om een mens op de wereld te zetten! Wie zal God daarbij kunnen tegenhouden?! De te scheppen mens wordt beslist niet gevraagd of hij geschapen wil worden, zodat hij als enig rechthebbende zijn ja of nee daarover uit kan spreken; en een reeds geschapen mens heeft net zo weinig te zeggen over het scheppen van de mensen die na hem moeten komen -als iemand die nog niet geschapen is! Scheppen is dus voor een God niets bijzonders; maar voor de geschapen mens wel, omdat hij iets zijn moet waarvoor nooit zijn mening gevraagd is. Wat kan er nu ellendiger zijn dan te moeten bestaan, zonder dat ooit gewild te hebben?!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...