Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2102 resultaten - Pagina 15 van 141

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[4] Stahar proeft het water en merkt nu werkelijk dat het uitstekende wijn is geworden.
Hoofdstuk 152: De overste vertelt over de moord op Zacharias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Jij staat bij ons bekend als iemand die nooit zo snel iets geloofde en daarom nemen we je woord dan ook voor waar aan, maar een voorzichtige terughoudendheid schaadt nooit! Want we weten uit de Schrift, dat menig profeet die wonderen deed, tegen het eind van zijn leven een heel eenvoudig, zwak mens is geworden! Op het laatst bleek pas wiens geesteskind zo'n profeet was. Daarom moet dat ook hier goed in het oog worden gehouden. "
Hoofdstuk 154: De overste bekeert zijn collega's. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] HEBRAM ging daarop naar overste Stahar en zei: "Kijk, wij zijn hier met dertig man, net als u door de tempel het land ingestuurd om heidenen voor de tempel te werven; een moeilijke zaak! In ontwikkeling zijn de heidenen de huidige tempeljoden echter overal tweehonderd jaar vóór. Moeten wij dan de zienden blind maken en ze in de macht brengen van het vervloekte water van de tempel!? Dat gaat niet en iets anders gaat ook niet! Dat zei ons ons verstandige hart en daarom zijn wij allen Romeinen geworden, en ons getuigenis tégen de tempel zal voor veel mensen erg verhelderend werken. Maar wij kregen hier nog een groot, heilig getuigenis, dat een stralender licht geeft dan duizend zonnen tegelijk. Het is een eeuwig licht, dat reeds vóór de schepping van alle werelden heeft geschenen voor alle engelen, die levende vlammen waren uit de eeuwige vlam in God die liefde heet.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Dan zegt een echt MOEDIGE MAN uit de groep van vijftig: "Ja, ja, je hebt werkelijk heel juist en waar gesproken, maar ik denk toch het volgende: Wij kunnen er toch niets aan doen dat wij mensen zijn, want wij hebben ons beslist niet zelf op de wereld gezet! Ook zijn wij niet aansprakelijk voor al onze levensomstandigheden waardoor wij datgene geworden zijn, wat wij waren. Onze ouders, onze opvoeding en de daardoor ontwaakte behoeften van welke soort dan ook hebben daaraan meegewerkt.
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Als wij kinderen zouden zijn van arme dorpelingen, zouden wij zeker datgene zijn geworden wat onze ouders waren, maar God liet ons kinderen van zeer aanzienlijke en rijke ouders worden. Die lieten ons in de tempel opvoeden en ons daarna geheel aan de tempel wijden. Daar kunnen wij toch onmogelijk aansprakelijk voor zijn! Dat wij dat geworden zijn wat wij waren, is toch zeker ook met enig medeweten van de wil van de Almachtige gebeurd!
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Wij zijn geen oerkracht, en afhankelijk van allerlei verborgen op ons inwerkende krachten. Wat heb je aan de goede en ernstige wil om nooit te vallen, als de brug waarover je moet gaan, zonder dat je het weet, bouwvallig is geworden en instort op het ogenblik dat jij heel onschuldig daarover loopt?! Wat is het leven, welke steunpunten heeft het waarop wij met zekerheid zouden kunnen bouwen?! Wie kent de fundamenten van het denken en het willen?! Door de dierlijk blinde bijslaap, die vrijwel nooit iets met serieus nadenken te maken heeft, wordt het leven bij dieren en mensen op één en dezelfde wijze gevormd! Noch het dier, noch de mens heeft ook maar een sprankje bewustzijn van datgene, dat maakt, dat door de zinnelijk dode bijslaap een levend organisme wordt gevormd. Alleen al het stoffelijk technische deel is zo kunstig samengesteld, dat een groot geleerde daarvoor vele jaren zou moeten studeren om alle afzonderlijke bestanddelen en hun oorzakelijke verbindingen ook maar oppervlakkig te leren ontdekken en te kennen! Maar dan had hij pas de machine voor zich, waar is dan echter nog het principe van het leven zelf, hoe werkt het samen met de machine en hoe bedient het zich van de talloze onderdelen daarvan?
Hoofdstuk 156: Over de verantwoordelijkheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] De ENGEL zegt met een heel vriendelijk gezicht: "Maar beste vriend en broeder, wie zegt dan dat ik je op de een of andere wijze de voorkeur geef door je volgens de wil van de Heer, als degene die het verst gevorderd is, het eerst bij Hem te brengen? Heb je ooit gezien dat op een nóg zo edele boom alle vruchten tegelijk rijp worden? Wie zou, als hij zijn verstand gebruikt, ooit bedenken een als eerste rijp geworden peer de voorkeur te geven omdat deze het eerst is gerijpt?! Men eet haar wel eerder dan degenen die pas later rijp worden, -maar bij ons in de hemelen is er toch geen sprake van dat men haar daarom beter vindt dan zij die later rijp worden! Dan zou Mozes ook beter moeten zijn dan de Heer Zelf, omdat hij bijna meer dan duizend jaar vóór Hem werd geroepen! O, daardoor krijg je geen voorkeur, - integendeel! Wie is er bij een weg beter af: degene, die de weg heeft aangelegd of de legeraanvoerder en zijn gevolg, die de weg daarna betrad en zijn leger verder leidde?
Hoofdstuk 158: Over deemoed en hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Dit goede werk moeten jullie natuurlijk zo ongemerkt mogelijk aanvangen. Dat kunnen jullie des te gemakkelijker doen, omdat jullie nu helemaal Romeinse burgers zijn geworden en de tempel jullie niet kan aanpakken omdat tussen jullie en de tempel het zwaard van Rome staat en waakt.
Hoofdstuk 162: De wegen van de goddelijke leiding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Ja, daarom zijn zelfs veel priesters te verontschuldigen dat zij het volk in plaats van het echte geloof, de slechtste glitter als iets zuiver goddelijks aanprijzen. Want als de stroom der duisternis eenmaal uit zichzelf te sterk is geworden, is ook het daar tegenin zwemmen onmogelijk geworden en de goed willendste priester, ook al heeft hij in stilte voor zichzelf een juist waarheidslichtje, moet Nolens seu volens (of hij wil of niet) met de stroom mee zwemmen, anders gaat hij zonder meer ten onder!
Hoofdstuk 176: Het lot van de Goddelijke leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Het wijze meisje dat Cornelius zoveel te denken gaf, is ook ingeslapen en ook de opperstadhouder, en ik merk nu dat er al meer aan onze tafel slapen, maar aan de andere tafels gaat het er levendig aan toe! Het lijkt mij dat deze tafel door de wijsheid die de engel en vooral jij ten beste hebben gegeven, zo slaperig is geworden!? " .
Hoofdstuk 181: Gedachten van Philopold over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Want Salomo begreep van zijn hooglied net zo veel als jij. Als hij het begrepen zou hebben, zou hij niet gezondigd hebben en geen volleerd afgodendienaar en duizendvoudig echtbreker zijn geworden.
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MARCUS hoort dat en zegt tegen de reizigers: "Beste vrienden! Het gaan naar de stad kunnen jullie je gevoeglijk besparen, want van de hele stad bestaat niets meer dan een paar hutten van arme Joden en een hoeveelheid uitgebrande, verlaten ruïnes! Gedurende de afgelopen nacht en deze dag is zij de welverdiende en treurige prooi van de vlammen geworden en niemand zag kans het vuur meester te worden!
Hoofdstuk 190: De Joodse kooplieden uit Perzië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] FLORAN zegt: "Heer van al het leven! Wie zal dan niet blij met U zijn?! Maar ik ben een zondig mens en Uw heiligheid zegt mij: 'Ga weg van Mij!' Ziet u, daarom ben ik niet blij! Ik zou nu zonder zonde waardig voor U willen staan, maar dat is onmogelijk, want ik heb gezondigd, ben daarom een zondaar en schaam mij nu erg voor Uw heiligheid. Maar daarvan beschuldigt mij geen vrolijk hart, maar een bitter berouwen dat is niet erg geschikt om een hart vrolijk te maken. Toch ben ik ook weer mans genoeg en bezit een verstand dat mij een verontschuldiging voor mijn zonden ten opzichte van U geeft en mij ook toont dat ik een mens ben, bestaande uit zeer veel elementen, die zijn voleinding pas dan bereikt, als de vele elementen door de zondige gisting zijn gelouterd en een zuivere, kostelijke wijn voor iedereen zijn geworden, zoals bij jonge wijn in een zak.
Hoofdstuk 159: Floran bij de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Toen de zo gevallen mens zich op die moeitevolle wijze uit zijn diepste diepte weer tot U had opgericht, kwam U hem weer tegemoet, vertoonde U opnieuw in een al veel uitgesprokener vorm, en ook door een uitgebreidere, de mensen onderrichtende, openbaring en gaf hem de grote belofte van datgene waaraan U nu voor ónze ogen ten volle en grondig bent begonnen. U bent voor de mens een volmaakt medemens geworden opdat hij in alle toekomstige eeuwigheden helemaal zelfstandig tegenover U zal kunnen staan en opdat U Zelf daardoor het grotere en beslist gelukzaliger genot zoudt hebben, niet langer als een oneindige en daardoor nooit zichtbare en voelbare God, Heer en Vader tegenover Uw kinderen te staan, maar als een zichtbare, lieve Vader, die de kinderen kunnen liefhebben en die al de goede kinderen persoonlijk in Zijn wonderhemel binnenleidt.
Hoofdstuk 183: Philopold legt uit waarom de Heer mens werd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] De storm neemt nu echter weer af en ofschoon de hagel is opgehouden, valt de regen nu zo dicht uit de hemel, dat het water zich op de vlakke bodem meteen tot halve manshoogte verzamelt en dan met verschrikkelijk kabaal wegstroomt, zodat zelfs de zee de geweldige toevloed begint te bespeuren, wat toch echt geen kleinigheid is. Huizen, bomen en duizenderlei andere zaken spoelen naar zee. Ook veel vee, zoals kippen, alle soorten vogels, die door de hagel gedood zijn, ontelbare varkens, ezels, koeien, ossen, schapen, geiten en hazen, reeën en herten krijgt de zee te verwerken en het zeer grote aantal vissen, dat deze binnenzee herbergt, zal zich daaraan tegoed doen, er zeer vruchtbaar van worden en zich zeer vermeerderen. Dat zal dan een goede schadeloosstelling zijn voor de arme Joden, die hier toch al niets verliezen konden, omdat zij weinig of niets bezaten. De weinige welgestelden waren in hun hart echter al tamelijk Grieks hard en gevoelloos geworden en het zal hun ziel zeker niet schaden, zich nu ook net als de anderen te gaan bezighouden met vissen en bedelen.
Hoofdstuk 188: Het oordeel over de landstreek van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...