Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1367 resultaten - Pagina 15 van 92

...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...
[3] Wil je Mij echter als dat herkennen, wat Ik ben zoals Ik hier voor je sta, dan moet Ik Mij aan jou als zodanig kenbaar maken door woorden, spreken en daden. En als je Mij daardoor waarachtig hebt leren kennen, en door Mijn macht en Mijn wijsheid hebt leren inzien dat Ik kennelijk meer ben dan een puur goed en verstandig mens, dan pas zal je hart deemoedig voor Mij in het stof zinken en in deze terechte deemoed pas echt volop in liefde tot Mij ontbranden; en daarin zul je dan pas trouwen waar de levende reden vinden om Mij, je God en Schepper, boven alles lief te hebben. En wat voor jou geldt, geldt ook voor ieder ander mens.
Hoofdstuk 117: Het kennen van Jezus als God als voorwaarde voor de ware liefde tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] En hoe komt dat dan? Omdat hij door zijn inspanning en werk de volle waarheid in zijn levende ziel, en niet alleen maar in zijn hersenen geprent heeft! Hij heeft dus de ware geest van de zaak in zijn ziel opgenomen; het waarheidsgetrouwe beeld leeft nu in hem en kan door geen enkel verkeerd beeld van buitenaf meer gedood en vernietigd worden, omdat het een waar levensbeeld geworden is.
Hoofdstuk 121: Zet men het Woord niet om in de daad, -dan kent men het niet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] En zoals deze gelijkenis in ieder opzicht en met betrekking tot alles zeer duidelijk het verschil laat zien tussen bedrieglijke schijn en de volle waarheid, waardoor iedereen ook gemakkelijk en geheel en al kan zien dat iedere beschrijving van Rome, ook al is die nog zo juist, het niet haalt bij de eigen daadwerkelijke overtuiging, omdat de voorstelling die door een beschrijving is ontstaan, slechts ingebeeld is en heel goed verdrongen kan worden door een andere die door iets anders is ontstaan, omdat ze geen levend beeld geworden is in de ziel, - precies op dezelfde manier gaat het met Mijn leer:'
Hoofdstuk 121: Zet men het Woord niet om in de daad, -dan kent men het niet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] 'Rijp' zijn ze, omdat in hen het streven naar een hoger doel wakker en levend is geworden. Allen zoeken de levende, met alle zaligheid bekroonde rust -maar via dwaalwegen -en ze bereiken derhalve ondanks hun zoeken niets anders dan uiteindelijk de dood van hun lichaam; en over hetgeen verder reikt in de richting van gene zijde, heerst bij eenieder de donkerste nacht.
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wat moet er met dit substraat, als al het intelligente leven zich hieruit vrij heeft gemaakt? Moet het als een min of meer uitgebrande klomp puimsteen, dat geen enkele verdere bestemming meer heeft, als volledig dood in de eindeloze ruimte ronddrijven? Of zou het toch nog iets moeten of kunnen zijn in de sferen van de levende en op de meest verschillende manieren voleindigde geesten? Ja, het moet iets zijn; want niets kan in de eindeloze ruimte, die ook Mijn rijk is en Mijn eeuwig woonhuis, als geheel dood en zonder enige bestemming ergens bestaan! Maar als er van een bestemming sprake is, dan is dit zeer zeker een geestelijke bestemming, die eeuwig duurt omdat er nooit ergens een materieel eeuwige bestemming kan zijn.
Hoofdstuk 111: Het einde van de aardse materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Kijk eens naar een emmer bij een waterput! Wat gebeurt daarmee nadat deze vele jaren lang dienst heeft gedaan bij het water putten? Kan deze volledig vergaan en vol gaten nog verder gebruikt worden bij het water putten? Neen; daarom zal hij weggehaald en verbrand worden; daardoor lost hij volledig op in rook, lucht en een beetje as, dat na verloop van tijd door de vochtigheid van de lucht eveneens in een eenvoudige luchtsoort wordt opgelost en in die opgeloste luchttoestand pas weer dienst kan doen als een goede basis van het reële geestelijke zijn. En ook al ontstaat hieruit niet meer een en dezelfde wateremmer, er kan toch weer een hoogst teer en subtiel omhulsel van gemaakt worden, dat drager van het levende water uit Mij kan worden"
Hoofdstuk 111: Het einde van de aardse materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Als iemand echter maar iets van Mijn leer weet en dat meteen in praktijk brengt, dan zal hij daar al duidelijk een groter en levender nut van hebben dan iemand anders die weliswaar met alle eerbied over Mij en Mijn leer spreekt, maar nooit bij zichzelf het besluit kan nemen om haar in de daad om te zetten. Want de eerstgenoemde zal, doordat hij handelt volgens het weinige dat hij vernomen heeft, dit ook juist in zijn ziel tot leven brengen, en het kleine zaadje zal spoedig een grote oogst vanuit de levende geest opleveren die geen enkele kwade macht ooit meer kan vernietigen, terwijl de ander die Mijn leer aanprijst en zorgvuldig bewaart, door geestelijke honger geplaagd ook alle andere leren er bij zal halen en daarbij toch nog van geestelijke honger zal sterven. Zal diens ziel Mij aan gene zijde dan herkennen, als zij hier door haar doen en laten niet de ware geest van Mijn woorden geheel en al naar waarheid eigen heeft gemaakt?
Hoofdstuk 122: Het belang van het daadwerkelijke christendom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] En daarom is de Schrift voor de mensen niets meer dan een oude voze ceder voor de apen, en op de hele Libanon woekeren nu allerlei wilde en vaak giftige struiken. Hiermee zijn bedoeld de door mensen opgestelde verderfelijke en buitengewoon slechte voorschriften, die in de plaats zijn gekomen van de wetten van God; en ook zijn hiermee bedoeld de fijn en smaakvol witgekalkte graven van de profeten, die van binnen vol dood, verrotting en afschuwelijke stank zijn, terwijl er geen acht geslagen wordt op het in de boeken opgetekende levende woord van de profeten in de sfeer waarin het juist bedoeld is. Men aanbidt de Schrift als een heiligdom, en de handen van degene die als onwaardige het boek aanraakt, worden tot bloedens toe met zout ingewreven; maar dat men de woorden van de profeten ter harte neemt en ernaar handelt, o daar is nergens een spoor van te ontdekken! Wat is dan de zogenaamde Heilige Schrift? Niets anders dan de met wild struikgewas overwoekerde Libanon, nu een woonplaats van de apen, en niet meer van God toegedane mensen!
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Omdat echter ware liefde tot God zonder daadwerkelijke naastenliefde niet denkbaar is en deze naastenliefde ook niet zonder ware liefde tot God, zijn deze beide vormen van liefde in de grond van de zaak ook slechts één liefde en derhalve één en dezelfde ware aanbidding van God. Wie dat in zich heeft, die heeft alles, de hele wet en het profetendom, in zijn eigen hart verenigd en heeft verder absoluut niets meer nodig.
Hoofdstuk 132: De verlossing van het ceremoniële juk en de wet - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] De boosaardigen hebben van een slechte man die uit Caesarea Philippi is gevlucht, gehoord dat de profeet uit Nazareth hier verblijft en Zijn 'bezigheden' hier uitvoert, en ook dat de opperstadhouder omwille van Hem hier verblijft. Daarom hebben ze in alle haast een heel smerig plan uitgedacht om de Heer gevangen te nemen, door Hem bij Cyrenius als een daadwerkelijke volksopruier aan te geven en gehaat te maken. Het plan is heel satanisch geraffineerd opgezet, zodat je er versteld van zult staan.
Hoofdstuk 144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdom vervolg zal zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Mochten jullie daarover niets gehoord hebben, ofschoon jullie toch al wel minstens zestig jaar oud zullen zijn, dan staat hier mijn broer Cornelius, die toen juist in Bethlehem de Romeinse registratie leidde, als nog volop levende getuige vóór jullie en naast hem sta ikzelf; ook ik had hoogst onverwacht de gelegenheid, aan het kind dat amper veertien dagen oud was, reeds dermate goddelijke tekenen waar te nemen en te beleven, dat ik er in mijn grote en eerbiedige verbazing geen ogenblik aan heb getwijfeld, dat dit kind overduidelijk meer was dan het meest volmaakte mensenkind.
Hoofdstuk 149: Cyrenius' getuigenis voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Maar hoe het ook zij, laten we ons nu niet bezighouden met hetgeen lang geleden is geschied, maar met deze buitengewoon grootse, wonderbaarlijk schitterende tijd van nu! Hoe zou jij mij nu deze nieuwe wonderen willen verklaren? Waarlijk, ik zal je meer dan koninklijk belonen en onderscheiden, als jij in staat bent me op dezelfde wijze uit mijn goddelijke droom te helpen, en ik beloof je zelfs mijn daadwerkelijke hulp bij het vervolgen en vernietigen van jouw beruchte profeet!"
Hoofdstuk 154: Cyrenius wijst op de wonderen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Als dit niet zo was, denk je dan dat Ik ooit een wereld met een levend wezen erop zou hebben gevormd? Voor Mij is dat allemaal reeds eeuwigheden geleden een noodzakelijke behoefte geweest; zonder deze behoefte zou er nooit een aarde geschapen en met allerlei levende wezens bevolkt zijn.
Hoofdstuk 157: De aarde, een oefenschool voor de kinderen Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Want wie Mijn levende Woord, dit tot jullie gesproken evangelie, alleen maar instemmend aanhoort maar er niet volledig naar handelt, voor die is het van geen nut; hij blijft de oude en dezelfde wereldse dwaas en komt nooit op een groene levenstak, laat staan op een boom des levens!
Hoofdstuk 167: Het afscheidsuur van de Heer bij Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] CYRENIUS zegt: 'Als jullie het serieus menen, waar ik nu nauwelijks meer aan twijfel, dan zal er wel gauw raad komen. Of jullie nu meteen leerlingen van Hem kunnen worden, beslist Hij natuurlijk en niet ik. En omdat jullie, zoals ik uit jullie woorden heb opgemaakt, verder zeer verstandige en ervaren mensen zijn, kan ik jullie zelf gebruiken en in dienst nemen, temeer daar jullie ook de Griekse en Romeinse taal beheersen. Ik heb Zijn levensleer in een boek geschreven, waaruit jullie allen Zijn wil kunnen leren kennen! Dan zal er wel weer een passend moment komen, waarop jullie nader met Hem kennis kunnen maken, en wel in waardiger kledij dan nu. Van de gewaden van de Farizeeën houdt Hij niet, omdat ze gezalfd zijn met de slechte en bedorven olie voor het plegen van bedrog. -Tot zover mijn daadwerkelijke raad. Als jullie hierop in willen gaan, zeg het dan, dan zullen jullie geholpen worden!"
Hoofdstuk 166: De bekering van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28  ...